KIMM Indische spekkoek
Reisvereniging SE LAM AT
Ons programma voor 1985 is er weer.
even later terug te komen om mij met
zijn linkerhand een waardeloze aarden
pot voor te houden terwijl hij met zijn
rechterhand reeds aan mijn zilveren
ketting stond te frunneken. Snel rea
geerde ik eveneens met hoofdschud
den en zei: "Diah bahanji", hetgeen
eigenlijk betekent, "durf niet".
Pas toen wij na enkele dagen weer in
kampong Padjangei waren terugge
keerd, vertelde Liteh mij dat het een
waardevolle aarden pot was: samen
gesteld uit klei en Kahayan-stofgoud.
Maar Liteh waarschuwde mij dat het
bezit van zo'n "heilige pot" mij wel
licht ziek zou kunnen maken daar ik
naar zijn mening, niet "magisch sterk
genoeg was" om die pot te bezitten.
"Wat een flauwe kul", dacht ik ge-
ergerd.
Liteh vertelde mij verder dat de man
zijn mandau niet kon ruilen omdat het
zwaard de drager bijzondere magische
kracht verschafte en ik begreep daar
uit dat de mandau voor de eigenaar
dus niet enkel als wapen diende maar
tevens als talisman.
Toen dit alles achter de rug was en
de rust was weergekeerd, werd ge
zamenlijk gegeten en daarna een bad
genomen in het zijriviertje dat langs
de kampong stroomde en tegen het
vallen van de avond werden de 'apoi's'
ontstoken. Deze apoi's bestonden uit
fijngestampte hars gewikkeld in ge
droogde pisangbladeren. Het licht dat
dit soort lampen verspreidden, gaven
het interieur van het Dayakhuis waar
van de wanden voorzien waren van
zwaarden, speren, schilden, kalebas
sen, visnetten enz., een nog luguber
der indruk, terwijl het gehele reisge
zelschap inclusief alle aanwezige
dorpsbewoners er zich niets van aan
trokken maar gezellig druk door elkaar
babbelden.
Ikzelf zat naast Liteh terwijl rechts van
mij een stoere oude krijger had plaats
genomen. Hij was naar schatting zo'n
zestig jaar oud, had een verweerde
huid, was getatoeëerd (ook zijn han
den) en er waren gezwollen bloed
aderen op zijn armen en handen zicht
baar. Hij was voortdurend aan het
kauwen en maakte regelmatig smak-
geluiden. Hij schonk in het geheel
geen aandacht aan mij.
Al die tijd had ik geen woord gespro
ken maar rookte de ene na de andere
sigaret, terwijl ik wel bemerkte dat er
veel over mij werd gevraagd door de
gastheren aan de gasten van kampong
Padjangei. Natuurlijk vloeide bij zo'n
gelegenheid de toewak rijkelijk en naar
mate de tijd verstreek, werd men luid
ruchtiger en overmoediger. De een na
de ander deed een dans en zong een
lied begeleid door een oorverdovend
"Dok, dok-dok-dok" "Toeng, toeng-
toeng". "Dit lijkt in het geheel niet op
de dansavonden van Sociëteit "De
Kapel" in Bandjermasin waarheen ik
wel eens werd meegenomen door mijn
ouders", dacht ik.
Ik schoof mij wat meer tegen Liteh aan
om zodoende minder op te vallen, daar
ik vreesde dat men mij ook zou vragen
een dans te doen of een liedje te zin
gen. Maar gelukkig gebeurde dat niet.
Maar ook ik bleef niet vrij van de al
coholische invloed van de toewak en
kreeg de moed om de rechts van mij
gezeten tafelheer voorzichtig aan te
stoten, op zijn getatoeëerde handen te
wijzen en op goed geluk af te vragen:
"Berapa kepala mengi-yot", terwijl ik
het welbekende gebaar maakte door
met mijn rechter wijsvinger langs mijn
hals te strijken.
Verrast keek hij in mijn richting, boog
naar mij toe waarbij onze gezichten
elkaar tot op handbreedte waren ge
naderd en zei met een droge krakende
stem: "Djahin" of "Djahawin" (zes?).
Tot laat in de nacht duurde deze ge
zellige bijeenkomst en na afloop vielen
de meeste mannen ter plaatse in slaap,
waarschijnlijk door de uitwerking van
de toewak. Ook ik viel in slaap, af en
toe uit mijn slaap gewekt door de
mannen die over de rand van de voor
galerij van het Dayakhuis overgaven.
Ik was blij van Liteh te horen dat wij
de volgende morgen huiswaarts zou
den keren, omdat ik door de confron
tatie met deze Dayaks, de verfijning
van de Dayaks uit Padjangei, werkelijk
wist te waarderen.
Maar nu de vraag waarom de dorps
bewoners van kampong Padjangei er
zo tegenop zagen mij te begeleiden
naar een vreemde kampong buiten hun
territoriale gebieden. Dr. Mallinckrodt
schrijft daarover het volgende:
"Op het dorpshoofd rust echter ook
de representatie van de gemeenschap.
De vreemdeling, die in het dorp komt
moet bezworen worden, opdat hem
geen kwaad overkome, ook de verzor
ging van de gasten komt op het hoofd
neer. Beide, hoewel in verband staan
de met uitingen van de godsdienst, zijn
uitvloeisels van een andere uiting van
het primitieve gemeenschapsleven, na
melijk, dat de gemeenschap aanspra
kelijk is voor het welzijn van hen, die
met medeweten der gemeenschaps
leden op het gebied dier gemeenschap
vertoeven. Wij hebben er reeds vroe
ger op gewezen (p. 111), dat de vreem
deling op het gebied van een andere
gemeenschap is blootgesteld aan in
vloeden, die hem gevaarlijk kunnen
Stort f 21,op giro 158225 en
U ontvangt een spekkoek van
ca. 500 gram, in speciale ver
pakking, franco thuis.
"KIMM", Joh. Verhulststraat 98,
Amsterdam-Z. Tel. 020 - 62 84 61
zijn, invloeden waartegen hij niet is ge
wapend en dus extra beschermd moet
worden. Aangezien wij hier met be
paalde plaatselijke krachten te doen
hebben, die met de bewoners dier
streek in verband staan, is het begrij
pelijk, dat de religieuze leider der ge
meenschap zijn krachten aan die be
scherming wijdt niet alleen, maar dat
hij in de eerste plaats aansprakelijk is
als de vreemdeling nochtans kwaad
overkomt."
Waarom werd mij een waardevolle an
tieke pot bestaande uit klei en stof
goud aangeboden in ruil tegen mijn
eenvoudige zilveren ketting? Daarover
zegt de geleerde:
"Naast de persoonlijke magische goe
deren heeft men echter nog zaken die
weliswaar een sterk magisch karakter
hebben, maar wier kracht geen per
soonlijke trekken bezit, het zijn de
magische goederen als Potten
enz.
Zonder meer zal de individu dus der
gelijke goederen niet afstaan aan zijn
medegemeenschapsgenoten, slechts
tegen vergoeding van het magisch
verlies, dat hij lijdt zal hij daartoe over
gaan. Hij heeft dus voor die zaken een
waardering, die overeenkomt met de
waarde die hij heeft, en op religieuze
overwegingen moet hechten aan het
bezit van het quantum magische
kracht, dat het goed inhoudt. De koper
waardeert het goed eveneens naar de
magische winst die hij verkrijgen zal
door de beschikkingsmacht over het
goed."
Aldus Doctor Jacob Mallinckrodt.
Postbus 21 - 3760 AA SOEST - Telefoon 02155-1 59 33
31 daagse Java - Bali tour, met Nederlandse reisleiding f 3.575,
Vertrekdata: 21 november 1984 - 6 april 1985 - 8 juli 1985 - 3 augustus
1985 - 23 november 1985.
Ook individueel.
Voor groepen en verenigingen komen wij met een dia-programma.
VRAAG REISBESCHRIJVING NU: Reisvereniging "Selamat Jalan"
Postbus 21, 3760 AA Soest
Ingeschreven K.v.K. 506766 Telefoon 02155 - 1 59 33
13