De nostalgie van de Indische Nederlanders KOERANG ADJAR Door Prof. Dr. A. P. Parlindungan (vertaald uit "Minggu Ini") Niet lang geleden bezocht schrijver dezes, A. P. Parlindungan, de Verenigde Staten en Nederland. Hij had er een ontroerende ervaring van smart over ver vlogen herinneringen bij Indische Nederlanders, waar zij zich ook bevinden. Hetzelfde verdriet ervaren ook Indische Nederlanders in Amerika. Zo werd Parlindungan eens uitgenodigd door een Indische Nederlander, genaamd Leef- lang, wonende te Batonrouge in Florida. De heer Leeflang vertelde, vroeger in Sidoarjo te hebben gewoond. Parlin dungan kende deze heer eigenlijk he lemaal niet, doch zijn begeleider was toevalligerwijze iemand afkomstig uit Medan, en die kende hem wel. Niet zodra werd Parlindungan aan hem voorgesteld, of Leeflang drong er bij hem op aan om een nacht bij hem te logeren. Hoewel Parlindungan als staatsgast een hotelreservering had, bleef Leeflang maar aandringen omdat hij zo graag zijn heimwee naar Indone sië wilde uiten. Bij deze gelegenheid liet de vrouw van Leeflang niet na Parlindungan een Indische maaltijd voor te zetten. Voor hem was dit ont haal uiteraard als een geschenk uit de hemel, want hij had al zeer lang geen nasi genoten. Op zijn erf bleek Leeflang cabe (lees tjabé - Red.) en andere kruiden te planten, goed voor bumbu bij het eten. En de opbrengst bewaarde hij in zijn koelkast als voorraad gedurende de zomer. Ook vergaten zij niet om tijdens Parlindungans verblijf krontjongliede ren te draaien naar zijn keuze. En de hele avond bleef Leeflang vertellen over zijn leven vroeger op Java. Het gesprek werd in het Nederlands ge voerd, doorspekt met "maleise" woor den. Een zelfde ervaring herhaalde zich toen Parlindungan zeer onlangs de ge legenheid kreeg Nederland te bezoe ken. Daarbij is het zeer interessant acht te geven op de situatie van de Indische Nederlanders en het verschil tussen de eerste, tweede en derde ge neratie onder hen. De eerste generatie, die vroeger in Indië heeft geleefd, heeft doorlopend heimwee naar de tijden van tempo doeloe, toen zij door de baboe in slaap gewiegd werden (nina bobo), of naar de overweldigende panorama's van Indonesië, die in hun herinnering opkomen. Evenzo beleven zij herinne ringen aan enkele termen in de "ma leise" taal, zoals: branie, poekoel te- roes, slogan, pidjet, kopie toebroek, oleh-oleh, boengkoesan, dapoer, seksi, siboek (druk), en terlaloe. Ook hebben ze nostalgie naar het veelsoortige In donesische menu, dat voor hen het hoofdmenu is, zoals: nasi, sambal, opor, roedjak, rendang, gado-gado, tau gé, kolang-kaling, nasi goreng, sambel goreng enz. Op het gebied van organisaties zijn er vele verenigingen van Indische Neder landers in Nederland, die zich als min derheidsgroep beschouwen, en zich wel eens gediscrimineerd voelen door de "totoks". Daarom sluiten ze zich aaneen in bepaalde organisaties, zoals NINES (Nazaten Indische Nederlanders En Sympathisanten). Zulke Indische Nederlanders schelden dikwijls de to toks uit, omdat deze zelden baden (mandi), terwijl de Indische Nederlan ders doorlopend hun lijf schoonwassen met water, dat in flessen gereed staat. In de kringen van deze eerste genera tie zijn er nog zeer velen, die hun er varingen beschrijven als ambtenaar of politieman of toen zij in het leger za ten in Indonesia. Alsmaar verhalen zij over hun "heldhaftigheid" toen zij slag leverden met de "TRI" van 1945 tot 1950; ook over hun leven in Irian Barat (voordat Irian Jaya een provincie van de R.l. werd). Het heeft er wel de schijn van, dat vroeger het plan gemaakt is om Irian Jaya tot vaderland van de Indische Ne derlandse groep te maken. Wanneer zij dus heimwee hebben naar Indonesia, is het niet uit sympathie jegens het In donesische volk, doch uit heimwee naar een tempo doeloe in Indonesia vol van genoegens en vreugde. Bovendien steunde hun leven in die tijd grotendeels ook nog op hun be dienden in de huishouding, die in Ne derland tegenwoordig zeer moeilijk te krijgen zijn. Onder de tweede en derde generatie, die in Nederland is geboren, komt tegenwoordig een sterk verlangen op om te weten, wie zij eigenlijk zijn en wie hun voorouders. Dit verlangen en ditzelfde heimwee geven zij dan een uitweg door in groepen samen te ko men en bijwijlen voorstellingen van Indonesische cultuur te geven. Soms tonen zij produkten van Indone sische kunstvaardigheid zoals kabaya- kleding, cobeks, kerandjangs en ander vlechtwerk, zoals ook traditionele ge westelijke klederdracht. Zodat, wan neer zij afkomstig zijn uit West-Suma tra, zij zich gedrongen voelen om Mi- nangkabauw-klederdracht te gebruiken; dito als ze afkomstig zijn van een ge west op Java of uit de Molukken. Dit doen ze uit een soort nostalgie naar de geboortegrond van hun ouders in de tijd van de vroegere overheersing. Zij hebben ook tijdschriften, o.a. "Moes son" met de slogan "Onafhankelijk Trouw Branie Ondernemend", dat in Nederland verschijnt. In dat tijdschrift "Moesson" van 1 no vember 1983 is een gedicht in het Nederlands opgenomen (volgt het ge dicht van Nelly Bas-Linthorst, Moesson 1-11-'83). (vrij vertaald; onbeschoft en dom) "Wat in een bureaulade ligt, verzuurt niet", is een variant op het oude spreekwoord dat ik al jaren met suc ces toepas om mijn soms knagend ge weten te sussen. Verzuren in de be tekenis van bederven, want zuurkool b.v. wordt door verzuren alleen lekker der. Dat is dus niet het geval met het artikel van Prof. Dr. Parlindungan dat zeker al vijf maanden in mijn te-behan- delen-kopij la heeft gelegen, omdat schroom en afkeer om de voorrang streden of ik het zou plaatsen of niet. Nu ik het opnieuw lees bemerk ik dat het net zo zuur overkomt als toen ik het maanden geleden vertaald en wel uit "Minggu Ini" (zondagsblad van Suara Merdeka, Semarang), in de la legde. Ik heb inmiddels geprobeerd te weten te komen welke hoge positie de heer Parlindungan bekleedt en waar en hoe hij de gelegenheid heeft gehad In dische mensen zo grondig onder de loupe te nemen en op de vivisectie tafel te leggen. Vreemd is dat niemand me iets kon vertellen over de prof. en waarin hij ooit gepromoveerd is. Maar dat is een bijkomstigheid, want ik ge loof dat er de laatste tijd meer pro fessoren dan tegelzetters zijn. Laten we na het artikel gelezen te hebben eerst beseffen dat de Bahasa Indonesia zich vaak moeilijk vertalen laat. (Misschien één van de redenen waarom ik de tot nog toe vertaalde literatuur van Indonesische auteurs moeilijk te verteren vind, maar dat kan persoonlijke smaak zijn). Absoluut niet te verteren zijn de kortzichtige, rancu neuze en zelf beledigende aantijgingen ten aanzien van de Indische Neder landers - of hij wil of niet - Parlindun gans landgenoten. Ik zie ons al een dergelijke beschouwing over Joden, Surinamers e.a. schrijven en opzenden aan een krant, die het nog durft op nemen ook! Ogenblikkelijk stenen door de ruiten, protesten in de Kamer, span doeken, de hele rataplan. Maken In do's spektakel als een Indonesiër iets lelijks over ze schrijft? Weineen, ze knippen het artikel uit, sturen het naar Moesson en zeggen: "Wat vindt U nou van zoiets?" Ik heb vijf maanden de tijd gehad om (lees verder pagina 20) 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 17