Rechtsgeding in de Bataklanden
Het Tobameer bij Harangol
door Mr. A. F. Calkoen
De Nederlandse rechters in Raad van Justitie zomede Residentiegerecht in
Medan waren over het algemeen afkerig van pleidooien die uitmunten door
lengte en gescherm met woorden en gevoelens dan door bewijsbare feiten en
juridische argumenten, maar de rechtspraak van Sultans of Kroonprinsen die
Kerapatans presideerden en de Radja's en andere bestuurders in hoge Rs-pats,
bood mogelijkheden voor emotionele tirades, waarvoor ook Britse en Amerikaan
se juries soms gevoelig zijn. In Sumatra, in zeker opzicht "gelaten in het genot
van eigen rechtsplegingkon een in land en volk diep geïnteresseerde advocaat
daarbij zijn hart ophalen. Uit 1939 herinner ik mij het navolgende rechtsgeding.
Een Toba-Batak stelde in mijn handen
zijn eis tot schadevergoeding wegens
onrechtmatige overheidsdaad. De
machtige Radja van Seriboe Dolok, een
welvarende streek boven het Toba
meer, had om zijn schuld aan een
Brits-Indische geldschieter af te los
sen, aan die woekeraar het gebruik
gegeven van een vlak bij het dorp
gelegen stuk land. De Indiër Ramasamy
Pillay zag er voordeel in om daar een
voetbalveld en een kedeh-kopi te ex
ploiteren, maar daartoe had de Radja
een aantal vruchtbomen moeten laten
kappen en verwijderen. De bomen wa
ren echter geplant en verzorgd door
een Batakse onderdaan die door de
willekeur van zijn Radja het profijt van
vele jaren arbeid in rook zag opgaan.
Zoals vele Bataks was deze man een
fier en individualistisch denkend mens,
die zich niet in zijn trots wilde laten
krenken, zelfs niet door zijn eigen
Radja die boven hem stond en uiter
aard op het gebied van zielestof te
boven ging.
De voormannen van de Toba-Batakse
gemeenschap waartoe mijn cliënt be
hoorde hadden hem gemachtigd en
gesteund om een procedure aan te
spannen. Na bestuderen van feiten.
Bataks grondenrecht en de bevoegd
heden van Radja's, reed ik voor dag
en dauw naar Seriboe Dolok. Ik ken
de deze weg goed. Die leidde in de
laagvlakte langs tabaksvelden en ver
volgens door heuvels klimmend naar
het Tobameer waar we menig weekend
hadden doorgebracht in passanggra-
hans m.n. in Harangol, aan het meer.
Ik was vergezeld van mijn krani Siman-
djoentak, tweede zoon van een kleine
zelfbestuurder die hoewel Karo-Batak
ook goed op de hoogte was van het
samenstel van rechten en plichten
volgens de Adat der Toba-Bataks.
Conform zijn advies had ik mij ge
wapend met een Batak spreekwoor
denboek, dat ik terdege bestudeerd
had. Dat boek had mij veel geleerd
over opvattingen en symboliek in deze
bergen. Bij de procedure heb ik 2 keer
een in mijn ogen toepasselijk spreek
woord geciteerd. Of dit mijn ciënt de
overwinning heeft bezorgd, dan wel
deze victorie slechts meer aanvaard
baar heeft gemaakt, deze vraag on
derwerp ik aan uw beter inzicht, waar
de lezer.
Omdat de door mij aanhangig gemaak
te civiele eis tot schadevergoeding
aangespannen was tegen een zelf
bestuurder, was de "Hoge Rapat van
Inlandse Hoofden" competent. Deze
kwam enkele keren per jaar bijeen
veelal te Seriboe Dolok. De leden der
Rapat waren allen Radja's, ik meen
ongeveer 12. Gedaagde was Radja
van Seriboe Dolok, en derhalve be
vond hij zich niet onder de rechters,
doch had wel het privilege om door
zijn gelijken berecht te worden.
De voorzitter was een Controleur. De
ze hoge ambtenaar van het Binnen
lands Bestuur leidde deze rechtzitting
met grote bekwaamheid en zag kans
te bevorderen dat recht gedaan werd
zonder dat de Radja te veel gegriefd
werd in zijn gevoel van eigenwaarde.
Ook zorgde hij er voor dat mijn cliënt
of diens advocaat niet gemuilkorfd
werden.
Mijn Sumatraanse jaren prentten mij
diepe bewondering in voor toewijding,
kennis en dynamiek van het Binnen
lands Bestuur. Ook bij het presideren
van dit uit hoofde van bestuursbeleid
netelig rechtsgeding handelde de Con
troleur met inzicht en wijsheid, zo
karakteristiek voor het B.B.
Na enkele woorden van formeel res
pect voor de in hoger staat gezeten
rechters, en mijn excuus voor mijn im
perfecte kennis van 's lands talen,
Bataks en Maleis, gaf ik een korte
weergave van de eis tot schadever
goeding en de gronden daarvoor. De
voorzitter vroeg de Radja van Seriboe
Dolok waarom hij andermans bomen
zomaar had laten kappen en rooien.
Op deze vraag antwoordde de Radja:
"Sebab Radjah Mao": Omdat de Ra
dja dat verkoos". "Le Roi Ie veut" zou
Lodewijk XIV gezegd hebben.
De voorzitter sprak behoedzaam over
het complex van rechten en verplich
tingen tussen bestuurders en onder
danen.
Ik ontvouwde dat mijn cliënt krachtens
gebruiksrecht vele jaren de grond had
voorbereid, de bomen geplant en ge
koesterd en nu door ingrijpen van
boven de vruchten van zijn noeste ar
beid nimmer zou oogsten. Wijselijk
onthield ik mij ervan de lage baatzucht
van tegenpartij aan de kaak te stellen
in de overweging dat er onder de
rechters ook wel iemand kon zijn die
in de ban was van woekeraars. De
Radja vroeg mij dan te verklaren waar
om mijn cliënt niet rechtstreeks bij
hem had aangeklopt, doch bij een Pro-
krol belandah? Prokrol is advocaat/
procureur. Om aan te duiden dat cliënt
daarvoor had teruggeschrokken, ci
teerde ik in het Maleis: "De rijsthalm
buigt onder de storm, maar richt zich
weer op", wat Simandjoetak in Batak
woorden 'herhaalde. Mijn repliek vond
aanvaarding.
Dan had de Radja nog een vraag waar
bij hij de geclaimde waarde per boom
in twijfel trok. Hoe wist ik dat de
vruchtbomen niet door ziekte of scha
delijke insecten zouden verdorren,
doch tot gezonde vruchtdragende bo
men zouden groeien? Op die moeilijke
vraag antwoordde ik: "Iedere eigenaar
van een veulen verwacht dat het op
groeit tot een gezond paard". Beide
spreekwoorden door Simandjoetak in
Bataks herhaald werden toegejucht
door honderden Bataks die achter de
Radja doedoekten, en achter mij, die
12