ORIENT TRAVEL B.V. RETOUR BANGKOK VOOR SLECHTS f 1.400,— RETOUR JAKARTA f 1.865,— (ANVR) GARANTIEFONDS REISGELDEN BALI - plus BANGKOK, SINGAPORE, SUMATRA, JAVA retour 2.325,— I AUSTRALIË met stop JAKARTA retour 2.700,— Rokin 52 - AMSTERDAM - Tel. 020-24 25 38 Laan van Meerdervoort 291 - DEN HAAG Tel. 070-63 83 67 Singel 486 - 1017 AW AMSTERDAM Tel. 020-23 74 84 Vader verbouwde diverse gewassen, ook een kleine vanilletuin werd er aan gelegd, doch helaas, de vanille wilde in deze streken niet gedeien, vermoe delijk door de ligging van de grond; die was maar enkele meters boven de zeespiegel. In deze streek was wel veel vraag naar Gaplèk (gedroogde casave). Er werd dus veel Pohong verbouwd, doch helaas slechts één soort, de pohong die door de bevol king verbouwd en gegeten werd. Het was van mindere kwaliteit, althans voor gaplèk en meel. Voor de con sumptie was het wel uitstekend. Wat men Landbouw-pohong noemde was kilometers in de omtrek niet te krijgen. Enkele maanden later bestelde vader via de Landbouwconsulent twee soor ten pohongplanten. Eén soort met ro de/paarse bladstengels en donker groen blad en een ander soort waar van de stam ruwer is en na een be paalde lengte zich steeds in drieën vertakt. In de top droeg deze soort bloempjes en vruchtjes. Deze laatste soort was bij uitstek geschikt voor gaplèk en tapioca meel. Voor andere doeleinden zoals pohong- bakar, pohong-goreng of getoek was het onbruikbaar. De knol bezit name lijk enorm veel blauwzuur, wanneer men toch ervan eet, raakt men be dwelmd. De Javaan noemt dit "men- demmi". Van elke soort liet vader een 300 stokken van anderhalve meter komen. Momenteel heb je niets an ders dan deze soorten in de hele om geving, de zogenaamde Pohong-Land- bouw. De Pohong-Kampong zie je bij na niet meer en volgens navraag heel sporadisch te vinden. Dit was mij wel opgevallen tijdens al mijn vakanties. In deze streek had je geheel geen last van Toean-Tanah's en van concurren tie was geheel geen sprake. De ande re Kleinlandbouwers, wat hoger op de Goenoeng toegel gelegen hadden an dere gewassen in de grond, zoals ananas en diverse vruchtbomen. In juli 1939 kwam ik "voorgoed" bij mijn ouders terug. Daar ik al vaker met vakantie thuis was geweest, kende ik de hele streek al. Eind 1939 kreeg vader eindelijk het stukje land aan de andere zijde van de heuvel, ruim 8 hectare in erfpacht. Het was gelegen naast een Chinees Kerkhof (Gebong of Bong). Vader kon door bemiddeling van een Controleur van Binnenlands Bestuur, een lening van 300,krijgen tbv. de ontginning van het nieuwe stuk land. Het was nog een braak stuk land, grasveld met hier en daar zwaar struikgewas. Met de ontginning werd dan ook dadelijk begonnen. Een vijftigtal koelies werd aange trokken. Een drie hectare werd ont daan van het struikgewas en daarna omgepatjold. Deze koelies werden ge contracteerd voor vijfendertig cent per dag inclusief ontbijt (sarapan) tegen negen uur, bestaande uit pohong-go- dok en wat geraspte klapper en thee dat ter plaatse werd gekookt en ge trokken. Een dag tevoren konden wij de pohong uit de grond trekken, schil len, wassen en in stukken snijden. De volgende morgen heel vroeg werd het gekoekoes (gestoomd). Daar de con tractanten hun middag- en avondeten ook moesten hebben en niemand in de omgeving zich hiervoor wilde in spannen, had moeder het maar op zich genomen. Het waren hele drukke dagen voor moeder geweest, gelukkig kon ze een baboe en een mannelijke werkkracht krijgen. De contractanten konden tegen beta ling van een gobang (twee en een halve cent) twee nasi boenkoes krij gen. Een nasi boenkoes bestond uit een flinke portie rijst met sajoer-lopas of sajoer-reboeng, oerap, sambel-go- reng met stukjes vlees. Tegen half twaalf werd voor elke contractant een portie naar de Alastuin gebracht. Wat moeder deed was niet uit winstbejag, het was zuiver om de contractanten tevreden te stellen, zodat ze ook goed werk verrichtten. Moeder was al te vreden wanneer zij quitte speelde en het gezin inclusief de twee pemban- toes mee konden eten. Het was wel een gezellige bedoening al die mensen onder een boom of in de struiken te zien eten. Een Javaan zal zich eerst verfrissen, zijn patjol en sölet (patjolkrabber in de vorm van een dolk) schoonmaken, dan pas zijn eten halen en daarna een schaduw plekje opzoeken om daar zijn maaltijd te verorberen. Na het eten zag je ze nog even genieten van een rokok krè- tèk en daarna wegdommelen. Om drie uur ging men weer aan het werk tot vijf uur, en te weten dat geen van hen een uurwerk had en toch stipt op tijd was. Na nogmaals zich verfrist en natuurlijk hun patjols en söletten schoon gemaakt te hebben, kwamen de contractanten thuis hun dagloon minus het eetgeld en hun portie avond eten halen. Enkelen aten hun avond eten ter plaatse op, anderen brachten ze mee naar huis. Uit dankbaarheid brachten enkele werkers bij toerbeurt een bosje gras voor de schapen en een bosje rambatan - takken met bla deren van de kemlandingan of nangka boom - voor de geiten mee. De uitbetaling geschiedde aan een klein tafeltje onder de Randoeboom (kapokboom). Vaak nog, wanneer ik aan djaman doeloe terugdenk, echt gelamoen, zie ik in gedachten mijn va der onder die Randoeboom aan het tafeltje zitten. Nadat de grond van de Alastuin was ontzuurd, werd de grond opnieuw om gewerkt en daarna beplant met mais, katjangtanah en pohong. De gewas sen groeiden voortreffelijk, doch naar mate ze ouder en rijper werden, wer den de gewassen ook aantrekkelijker voor de wilde zwijnen en de stekel varkens. Tegen de stekelvarkenplaag had vader enkele vallen uitgezet. Een middel tegen de wilde zwijnen- plaag was haast niet te bedenken. Zette vader een val uit, dan kon je erop rekenen dat zwartrok een andere weg uitkoos om toch de tuin in te komen. Diverse akaltjes had vader toegepast, doch vaak genoeg zonder resultaat. Een stevig hek rond de tuin maken, was niet haalbaar, het kostte te veel geld. Ook touw in urine ge drenkt was niet efficiënt. Er zat niets anders op dan te posteren. Het is bekend dat een varken niet onder een tali-doek (stekelig touw uit schutmat- ten van de aren palm gemaakt) maar langs het louw zal lopen. Vader zette dan zo'n "blabar" uit, dat is een stuk tali-doek van ongeveer 30 meter lengte met om de twee meter een bamboe stokje van 50 cm. Deze "blabar" werd dan uitgezet in de vorm van een ijs- hockystick. Het korte gedeelte aan de tuingrens en langs het korte gedeelte (lees verder pagina 19) 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 15