Zo wordt Tempé gemaakt door harryet marsman Bereiding van de Tempé Deze "Tempé-bereiding" heb ik ge kregen van iemand die jaren lang in Nieuw Guinea is geweest. In verband met de verschillende ma nieren waarop in Manokwari tempé wordt bereid en gezien het feit dat soms tengevolge van het nuttigen van de tempé-koekjes vergiftigingsver schijnselen kunnen optreden, volgt hieronder een recept van Dr. Tammes in het "Landbouwkundig maandblad voor Indonesië". De ragi is het entmateriaal voor de tempé. Op grote plaatsen als bijv. Makassar kan men ragi kopen, doch elders is dit niet het geval. Men dient daarom de ragi zelf te kunnen maken. Hiervoor neemt men 1 liter rijst (800 gram) welke eerst gedurende tien mi nuten in putwater moet geweekt worden; het remt de groei van de rijstmeelschimmel en bevordert daar door bederf door bacteriën. Daarna zeeft men het water goed af, laat rijst even uitlekken en stampt de korrels tot een nog iets korrelig meel; het beste gaat dit bij kleine beetjes te gelijk in een ijzeren vijzel. Is het meel gestampt, dan brengt men het over op een schone tampah en voegt onder voortdurend kneden kleine hoeveel heden put-(bron) of regenwater toe, Na verloop van tijd smaken de bonen zuur, terwijl zich schuim ontwikkelt aan de oppervlakte. Dit verzuren is heel belangrijk; laat men het achter wege dan lukt de tempé niet. Voor alle bewerkingen vermijde men het gebruik van gechloreerd water. Na 24 36 uur, wanneer de bonen duide lijk zuur smaken laat men ze op een tampah uitdruipen en gedurende 3 uur nadrogen onder nu en dan om scheppen. Men wasse vooral de zure bonen niet af. Na 3 uur wordt de ragi toegevoegd. In de regentijd is het no dig de bonen eerst in het zure water weer aan de kook te brengen en ze 5 minuten te laten doorkoken. Deze gekookte bonen drogen snel op tijdens het uitdampen en bereiken de juiste graad van vochtigheid na 10 minu ten, waarna de ragi kan worden toe gevoegd. (Dat koken voor de tweede keer doodt ongewenste bacteriën.) Men gebruikt drie van de hiervoor be schreven koekjes op 1 kg kedelé-bo- Tempé verkoper op Pasar Manggarai. (Foto: Rogier) tot het meel zich gemakkelijk tot klei ne koekjes laat vormen. Men voege niet meer toe dan 180 cc op 800 gram nen. De ragikoekjes worden daartoe in een oelekan of vijzel fijn gewreven of met de hand verpulverd en door de bonen gemengd. Daarna spreidt men deze uit op een laag van repen van pisangblad waarmee men een raam van gamadjah (bilik) heeft bekleed. De repen mogen niet meer dan een hand breed zijn en niet meer dan een vin gerbreedte over elkaar sluiten. Hierop komt dus de laag bonen tot een dikte van ongeveer twee vinger breedte. Deze wordt weer met repen pisangblad afgedekt op de beschre ven wijze en over het geheel heen komt een tweede raam van gamadjah (bilik) waarvan er echter van elke 3 repen bamboe er een is uitgetrokken. (Dit dus als u een fabriek gaat begin nen. Hoe we moeten werken om één of twee tempé's te maken is voor iedereen wel duidelijk dacht ik.) Die hele opstelling van lagen dient om de geënte bonen luchtig, maar toch voch tig genoeg te houden. De verdamping rijst. Teveel water doet de ragi mis lukken Het deeg wordt tot een bal gekneed; hiervan worden platte koekjes ge vormd ter grootte van een rijksdaalder. Deze koekjes worden op een tampah uitgelegd met ongeveer een vinger breedte tussenruimte. Daarna dicht- gedekt met een tweede tampah en tussen vochtige doeken op een be schutte plaats, dus tochtvrij, neerge zet. Eens per dag maakt men de doe ken opnieuw vochtig, echter niet nat. Na twee maal vier en twintig uur zijn de koekjes bedekt met een fijn wit pluis. Dit is de Rijstmeelschimmel Rhizopus oryzae. Tussen het witte pluis ontstaan wei eens donkerder plaatsen op het meel; dit is een teken dat het meel daar te vochtig is geweest. Met enkele zwarte plekjes er op is echter de ragi nog wel bruikbaar. Zodra op het pluis de kleine zwarte puntjes van de sporendragers zijn ver schenen en het geheel daardoor iets grijs begint te zien, wordt de bovenste tampah verwijderd en de koekjes 4 a 5 dagen goed in de zon gedroogd, 's Nachts worden zij binnengehaald. Zijn ze bros geworden dan worden ze in een goed afgesloten stopfles be waard. mag niet te sterk zijn. Voor voldoende doorluchting legt men het onderste raam liefst op een baléh- baléh. Gebruikt men echter een tafel dan dient men het raam in de hoeken te steunen met stenen of blokjes hout. Maakt men meerdere ramen gereed, dan stapele men ze vooral niet op elkaar. In de regentijd volge men een andere methode. Het is dan nodig de met ragi gemengde twee keer gekook te bonen bij kleine hoeveelheden te gelijk in een stuk pisangblad in te pakken. Men make de pakjes niet te groot; het blad mag in de breedte maar net over het langwerpige pakje sluiten en wordt aan de beide smalle uiteinden niet omgevouwen, maar luchtig vastgestoken met een bamboe pennetje. Dit heeft tot doel de lucht- circulatie mogelijk te maken. De pak jes worden naast elkaar met een klei ne tussenruimte op het gamadjahraam uitgelegd en vooral niet gestapeld. Ook een gewone tampah kan voor het uit leggen gebruikt worden. Ze moeten open blijven liggen. De volgende dag controleert men de schimmelgroei. Is deze om twaalf uur 's middags reeds goed door de bonenmassa heen gegaan, dan licht men er 's avonds het bovenste raam af. Hierdoor wordt een te hoge temperatuur vermeden, die schimmelgroei voortijdig kan be lemmeren. De ochtend hierna is de tempé gereed voor gebruik. In het al gemeen duurt het schimmelen 36 a 42 uur, ruwweg geschat 1 dag en 2 nach ten. In de regentijd rekene men echter Het liefst gebruikt men witte kedelé (soja) bonen, doch ook de zwarte zijn ge schikt. Men zoekt de slechte bonen er uit en kookt de kedelé in een pan ge durende vijf minuten. Na afkoeling worden de schillen (vliesjes) verwijderd. Dit geschiedt bij grote hoeveelheden door trappen in een mand in stromend water. Bij kleine hoeveelheden door wringen met de handen. Zijn alle vliesjes van de bonen, dan spoelt men de schilletjes weg met water. Hiertoe doet men het ge heel in een blik of kom met ruim water en roert het snel om. Daarna wacht men even tot de bonen bezonken zijn en giet water en schillen af. Dit herhaalt men tot er geen schilletjes meer zijn. De bonen worden nu weggezet in een pan of pot die tot even boven de bonen met put (bron-regen) water is gevuld. De pot mag niet afgesloten worden. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 16