Ervaringen met dokter Sosrokartono door Inge Trommelen De artikelen in Moesson over dokter Sosrokartono hebben mij herinnerd aan de vele verhalen van mijn vader over de dokter. Hieronder wil ik u enkele van mijn vaders ervaringen doorgeven. Op een mooie dag besloot ik hem een bezoek te brengen. Ik vroeg Oma wat de dokter graag zou willen hebben. Je kunt toch niet zomaar met lege handen bij hem komen. "Och", zei Oma, "je moet hem nooit geld geven, dat is een beledi ging! Koop maar gewoon een pintjok gado-gado of, als je denkt dat het lekker der is, een pintjok lotèk of pêtjêl." "Is dat alles?" vroeg ik Oma. Ik vond het wel te weinig voor iemand die voor je bidt. De dokter, dat is bekend, vastte vaak veertig dagen en nachten in een afgesloten kamertje, waar niemand, zolang die veertig dagen nog niet om waren, mocht komen of hem, hoe dan ook, mocht storen. Het was altijd een evenement als de vastendagen om waren daar in het kleine portaal aanwezig te zijn en te zien wat daar allemaal gebeurde. Natuurlijk kwamen zijn "patiënten" haast iedere dag even aan om de hel pers te vragen hoe het met hem was. Maar de spannendste dagen waren wanneer het zo tegen het einde van het vasten liep. Dan zaten alle bezoe kers op tikars en men had, in het midden van die tapijtjes, allerlei lek kers uitgestald. Er werd ook wat thee geschonken en op fluistertoon werden onderling gesprekken gevoerd. De vijfendertigste dag brak aan. Weer was het portaaltje vol. Er waren nu weer nieuwelingen bijgekomen, die ook 'hun plaatsje onder de wachtenden kregen aangewezen. Waar in het por taal in de afgelopen dagen druk werd gefluisterd, hoorde je nu nog af en toe een onderdrukte kuch. Voor de rest was het vrijwel geheel stil. De ogen van de meesten waren op de deur gericht, waarachter de dokter bezig was zijn taak te volbrengen. Een taak die hen allen tot heil strekte. Zou hij het hebben gehaald? Hoe zou hij zich voelen? Zou hij nog wel op zijn benen staan? Of zou hij kruipen de naar buiten komen? Al deze ge dachten gingen door de hoofden van de wachtenden. Velen zaten daar met tranen in de ogen, zenuwachtig een zakdoek aan flarden trekkend. Dan is de negenendertigste dag voor bij en in de morgen van de veertigste dag, was het een drukte van jewelste in het portaaltje, maar ook buiten het huis waar nog anderen wachtten. Vele vrienden en kennissen en "pa tiënten" wilden aanwezig zijn als hun helper uit zijn kamer zou komen. Om gaven te geven, om te feliciteren en samen met hem gelukkig te zijn. Dan, tegen de middag, terwijl men het zweet van het gezicht veegde, kwa men enkele helpers, blootsvoets aan gelopen en zetten zich neer bij de deur van het kamertje waar de dokter ver bleef. Velen vroegen zich af hoe een mens zolang zonder eten en drinken kon. En waarvoor? Om mensen te hel pen die in nood waren. Die ziek waren 6 en voor velen voor wie geen genezing meer mogelijk was. Om mensen te hel pen die dagelijks problemen hadden. Een vrouw te helpen van wie de man was weggelopen. Om een achterlijk kind, normaal te maken, zodat die weer kon leren op school. En als men vroeg wat hij daarvoor wil de hebben, dan zei hij: "Ach, een heerlijke schotel pêtjêl zou ik niet af slaan!" En zo'n portie pêtjêl kon men overal in Indonesië kopen voor maar enkele centen! Eén van de helpers die voor de deur van het kamertje zat maakte met zijn hand een gebaar en nog stiller werd het in 'het portaal. En daar was dan eindelijk het grote moment! Een ge ruis in het kleine kamertje en zachtjes opende de deur zich. Vanwege het duister daarbinnen, 'kon men niet di- rekt zien wie of wat er was. ledereen strekte zich zo hoog mogelijk uit om maar ook wat te Zien te krijgen. Nog wijder opende zich de deur en nu konden de aanwezigen iemand zien staan. Een vage omtrek van een per soon die daarbinnen stond. Het leek alsof de dokter opzettelijk wachtte om de spanning ten top te drijven. Dan, met enkele stappen voorwaarts, be vond hij zich in het portaal dat zo vol was, dat er geen staanplaats meer te bemachtigen was. Kaarsrecht, met grote stralende ogen en een zachte glimlach op zijn gezicht dat een en al glansde, stond hij daar. Zijn wangen diep ingevallen maar des ondanks niets afdoende aan de ster ke wilskracht dat van het gelaat uit ging, roerden de harten van de aan wezigen. Daar stond hij, op wie veer tig dagen de mensen gewacht hadden, met angst in hun harten of hij het zou halen. Een Indonesische hoed op, een witte jas met gesloten kraag, een don kere lange broek en aan de voeten, sandalen. De armen langs zijn lichaam gestrekt, zijn handen, voor hem in elkaar gevouwen. "Salam aleykum," groette hij de aan wezigen. Maar in plaats van terug te groeten, steeg een donderend gejuich op in het portaal. Er werden overal snel enkele woorden gezegd en als een lopend vuurtje ging het nieuws ook naar hen die buiten op het zij-erfje stonden te wachten. Ook daar juichte men van blijdschap dat de dokter het, ook deze keer weer, had gehaald. Er werd die dag feest gevierd. Ver snaperingen werden hier en daar aan gereikt en men praatte druk met el kander. ledereen was blij. Er werd ge lachen en op de schouders geklopt. Men schudde eikaars handen. Een uit gelaten stemming heerste in het por taal. Toch werd die dag afgesloten met het gewone werk van de dokter. Hij bad voor iedereen en gaf een ieder zijn zegen. En bij deze man zat ik die dag met een pintjok lotèk in mijn van ze nuwachtigheid zwetende handen, op een bankje, schuin vóór hem. "Dag dokter," zei ik. "Ik heb een beet je lotek voor U meegebracht." En dan verlegen: "Het is niet veel "Dank je wel, dank je wel", antwoord de hij en met een gebaar van zijn hand naar zijn helper die meteen toeschoot om de pintjok van mij over te nemen, vervolgde hij: "Hoe gaat het met je?" "Goed, dokter, dank U," zei ik. Het was even stil en hij wachtte blijkbaar op mijn verklaring waarvoor ik bij hem kwam. "Dokter, ikVerder kwam ik niet, want een andere helper kwam binnen en liep snel op de dokter toe en fluisterde hem wat in het oor. Ik verstond een beetje hoog Javaans en begreep dat er iemand buiten was die de dokter dringend moest spreken. "Wil je me even excuseren? Ik heb een dringend geval. Blijf maar gerust zitten hoor," gebaarde hij, "het duurt niet lang." "Dank U," mompelde ik ietwat verrast en hernam mijn plaats. Normaal mocht je niet bij een andermans "spreekuur" aanwezig zijn en dat hij mij liet blijven, was voor mij toch wel bijzonder. Zacht gestommel gepaard met het ge luid van een krakende bamboevloer bij de deur deed mij omkijken en ik zag de helper gevolgd door een Indo nesisch vrouwtje van tegen de dertig. Zó was de vrouw binnen en had ze een blik op de dokter geworpen, of ze liet zich op de vloer vallen. Op handen en voeten kroop ze naar de dokter toe, terwijl zij door haar snik ken heen hem wat trachtte te vertel len en tegelijk zijn voeten trachtte te omarmen. Maar met enkele woorden van de dokter werd zij tot de orde geroepen en bleef ze dus op arm- geroepen voor hem op de vloer liggen, onderwijl snikkend en stame lend. De dokter wilde het niet hebben dat men, uit dankbaarheid of anders zins zich aan zijn voeten wierp, laat >3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 6