Kolonist op Nieuw Guinea [VIII]
GEVAARLIJK
De olie-maatschappij, de NNGPM te Sorong, had voor een vlot verloop van haar
geologische campagne in het Waropèngebied, een dringend beroep gedaan op
medewerking van de Politie, en in het bijzonder het Politiedetachement van
Seroei. Het onderzoek moest namelijk worden verricht in het gebied van de
Baoedi's, die als vijandig en oorlogszuchtig stonden aangeschreven. Zelfs de
Papoea's die aan de kuststreken woonden, vermeden enig contact met deze
stammen.
De inheemse werkers en dragers van
de NNGPM weigerden pertinent het
gebied te betreden zonder politie-dek-
king. Dus kregen wij het verzoek (lees
opdracht) van onze superieuren om de
geologische party bij hun werk te be
geleiden. Het kader en personeel
werd bij toerbeurt ingezet voor een
patrouille in het Waropèngebied. Daar
naast ging het veldwerk en andere
politiewerkzaamheden gewoon door.
In het begin verliep de operatie niet
zo vlot als verwacht werd, maar naar
mate het werk vorderde, verbeterde
de verhouding tussen de werkers en
bevolking. De Baoedi's hadden zich
wel een paar malen laten zien, maar
tot een goed contact is men niet ge
komen. Zij gedoogden eenmaal niet
dat andere stammen hun gebied be
traden. Met lede ogen moesten zij nu
toezien hoe "indringers" (de werkers
van de NNGPM) onder dekking van een
gewapende macht hun terrein binnen
kwamen en daar tijdelijk verbleven.
Als boze blikken achter het struikge
was konden doden
De tolk van een patrouille werd eens
door de aanvoerder van de Baoedi-
stam verweten, dat hij de Politie in
hun gebied wegwijs maakte. Uit de
gedragingen van de Baoedi's konden
wij de conclusie trekken, dat zij niet in
het minst gesteld waren op toenadering
met de buitenwereld of met het Be
stuur (Pemerintah) En met de Politie?
Die konden zij het heilig kruis wel
nageven I I Gezellige jongens, die Ba
oedi's I
Dit waren enige verhalen over Politie
patrouilles in het ressort Seroei/Waro-
pèn. De operatie G.O. (Geologisch
Onderzoek) die onder Politie-dekking
werd uitgevoerd, had ongeveer zes
maanden in beslag genomen. Bij toer
beurt onder leiding van de patr. comdt.
Engels, Van der Eist, Bruinsma, Nel-
wan, de Bats en de Adsp. Controleur
Moll. Het geologisch onderzoek in de
niet gevaarlijke gebieden geschiedde
zónder politiedekking.
De samenwerking met het kader en
het overig politiepersoneel was boven
alle lof verheven. Ook met de burgerij
onderhielden wij goede contacten;
zowel met de autochtonen als met de
niet-autochtonen. Ik denk daarbij aan
een zekere Pauwels en zijn opvolger
Schiweck, beide ambtenaren bij de
PTT en belast met de telegrafische
berichtgeving; aan de administratieve
ambtenaren bij het Bestuur, Léman en
Tan. De eerste had nog de geboorte
van mijn dochter Jill ingeschreven,
laatstgenoemde was een prima voet
baller en goalgetter bij de plaatselijke
voetballerij. Ons politie-elftal (waarvan
ik keeper was) had aan hen een harde
noot te kraken. Soms werden de Pa
poeaspelers zó fanatiek, dat het voet
balspel meer weg had van rugby, van
wege de veelvuldige tackels.
Het was mij eens overkomen, dat onze
Papoea-tegenspelers mij met bal en al
het doel inramden. Er werd "goal" ge
roepen. Maar dat pikten mijn agenten
spelers nietEr volgde een fikse
knokpartij Ik probeerde de vechten
den te scheiden, waarbij ik werd bij
gestaan door een Papoea-geestelijke.
Hij schreeuwde in het plaatselijke dia
lect de vechtjassen een halt toe en
toen dat niet hielp deelde hij links en
rechts klappen uit om hun tot bezinning
te brengen. Onze clericus was beslist
geen voorstander van de rede, maar
eerder een man die de regel huldigde
van: wie niet horen wil, moet maar
voelen I
Het Hoofd van Plaatselijk Bestuur dhr.
van Eek, wandelde op zekere morgen
de kazerne binnen en nam in mijn klein
kantoortje plaats. Hij viel meteen met
de deur in huis door te zeggen; "U
bent overgeplaatst. U gaat naar Biak
en uw opvolger wordt de ipv De Haas."
Hij vond het jammer dat ik wegging,
maar de dienstleiding had zulks nu
eenmaal bepaald.
Ik kan mij nog de dag herinneren dat
ik en mijn gezin Seroei binnenkwamen.
Vanaf de pier liepen wij langs de ver
harde dorpsweg naar het noorden,
naar het kantoor en huis van het HPB.
Want ook daar lag de Politiekazerne
en stond mijn toekomstige woning.
Langs de route waren de winkels en
goedangs (pakhuizen) van de Chine
zen gelegen, alsmede van andere han
delaren zoals de ex- en import Mij. de
"Nigimy".
Ongeveer halverwege de route stond
een Papoea-schooltje, waar later mijn
oudste dochter Joyce, tussen de Pa-
poease leerlingetjes les kreeg. En op
het einde van de weg, liep een mooi
laantje naar het ziekenhuis, dat voor
Seroei zeer karakteristiek was. Dit
laantje was geflankeerd door grote
oude regenbomen, zoals ik ze alleen
in Indonesië zag. Ze moesten tiental
len jaren geleden daar zijn geplant.
Tegenover de Politiekazerne lag de
aloon-aloon (annex voetbalveld) en
daaromheen de huizen van het Euro
pese kader.
Vanuit dit "centrum" liepen brede pa
den naar het Zendingsterrein, de
Landbouwobjecten en er liep ook een
weggetje door het bos naar een mooi
en schoon strandje, ten westen van
Seroei. Het dorpje in zijn geheel deed
me sterk denken aan een kustplaatsje
ergens op Java.
Een maand later nam ik voor de derde
maal afscheid van het kader en per
soneel en van de burgerij van dit
vriendelijke plaatsje Seroei. Met een
Higginsboot voeren wij Biak-waarts.
BRUINSMA
Er stonden in "Orion" no. 3 een paar
fouten, waarvan eentje gevaarlijke ge
volgen kan hebben. Er wordt namelijk
aan reizigers per bus aangeraden om,
wanneer ze een hand in hun zakken
voelen graaien, geen herrie te maken,
maar wel de dader aan te wijzen en
heel hard te zeggen "copèt"! (tjopét).
Dan zou dat heer afzien van zijn snode
plannen en verlegen de bus verlaten.
De overige passagiers zouden, vol
mededogen, het slachtoffer een be
schermde plaats aanbieden.
Nou vergeet het maar! Dat is een zeer
gevaarlijke raad. Die copèts werken
nooit alleen. Wanneer je hardop zou
zeggen "copèt"! heb je kans dat je
door hen wordt afgetuigd en mogelijk
een messteek krijgt. Heel zelden, als
de dader alleen is en er een paar
"tukang pukuls" in de bus zitten (die
hem niet mogen), heb je inderdaad
wel kans op hulp. En zulk een hulp is
niet om de dader verlegen te maken,
maar om hem dood te slaan, wat wel
eens gebeurt. In zo'n geval is ineens
de hele bus vol solidaire helden, die
de copèt met z'n allen te lijf gaan,
nadat hij eerst door een krachtpatser
een afdoende "bogem" gekregen heeft
en al min of meer bewusteloos is. En
dan komt de copèt er niet meer dan
half dood vanaf (wanneer er toevallig
politie in de bus zit), of wat meermalen
gebeurt, nog maar nauwelijks levend.
Ook de gedupeerde komt er vaak
lichamelijk slecht vanaf.
Ik zou iedere tourist de raad geven om
nooit per stadsbus te reizen (de inter
stedelijke bussen zijn in het alge
meen wat veiliger en bevatten minder
bandieten). Loop liever of ga per
becak of taxi. Je loopt dan geen over
matig gevaar. Behalve dat je door de
chauffeur per gemanipuleerde taxi
meter afgezet wordt. Maar dan loop je
in ieder geval geen lichamelijke averij
op.
A. W. F. DE ROOCK
18