NEDERLANDS - INDIË
Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog
deel 11a - Prof. L. de Jong
!n de serie: "Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog" is het
eerste deel van de laatste drie delen, die op stapel staan, verschenen. Ook dit
deel is na nauwgezette studie, evenals alle voorgaande (10) delen door Dr. L. de
Jong geschreven, of misschien is het beter te spreken van "samengesteld".
Wij zijn ervan overtuigd, dat Dr. de Jong met zijn bekende zorgvuldigheid alles
gelezen heeft, wat hij en anderen noodzakelijk vonden, om deze zo belangrijke
afronding van zijn levenswerk, historisch en naar eigen opvatting "verantwoord"
te doen verschijnen. Wij zeggen hier met nadruk: "Naar eigen opvatting verant
woord", want het gaat hier om de jaren 1940-1945-1949, een periode vol drama
tische en tragische gebeurtenissen voor de bewoners van dit toenmalige "Rijks
deel Overzee".
Zo kan voor zovelen (Indische) Nederlanders gezegd worden: "Chacun de nous
a sa blessure" (Roxane in Cyrano). Ja, bijna ieder van ons, draagt nu nog na
zo'n veertig jaren, de letterlijke en of de geestelijke lidtekens van toen opgelopen
wonden. Lidtekens, die herinneringen aan een direkt aandeel in de strijd tegen
de "samurai's onder de kokkivlag, de witte vlag met rode bol", een strijd ter zee,
in de lucht en op het land, waarbij, nadat militairen - meestal tevergeefs - alles
gegeven hadden, ook op post gebleven burgers, stuk liepen op een flitsend
kromzwaard, een snelle kogel, een scherpe bajonet of een onmenselijke marte
ling. Dr. de Jong beschrijft de oorlogshandelingen in de ongelijke strijd met de
optische precisie van een haarscherp tekenende Zeiss-Tessar lens. Bij het lezen
hiervan, mede gekleurd door een persoonlijke terugblik, krijgen wij onwillekeurig
het beeld van een kruisweg met een begin en eind statie; 7 december 1941 -
capitulatie te Kalidjati 8 maart 1942.
De Jong begint zijn boek over de on
dergang van Ned.-lndië met een voor
woord, waarin hij uitlegt waarom hij dit
deel zó opgezet heeft, tegelijkertijd
verdedigt hij zich tegen twee van zijn
medewerkers, die een andere aanpak
voor een duidelijker beeldvorming"
zouden voorstaan.
Het boek zelf begint met het "einde"
de capitulatie te Kalidjati, waarbij de
schrijver zich uitput hier een zo duide
lijk mogelijk beeld van te geven; hij
accentueert het zo opvallende verschil
tussen de houding van de legercom
mandant en de "laatste gouverneur-
generaal". Daarna gaat De Jong terug
naar het begin en geeft ons in vele
hoofdstukken een breed overzicht van
de Indische geschiedenis. De compag-
niestijd (de Kompenie) wordt duidelijk
en "zonder schroom" uit de doeken
gedaan en wij nemen kennis van vele
zaken, die conform de opvattingen van
"NU", ons de wenkbrauwen doen fron
sen en soms zelfs tot een zeer mis
prijzende afkeuring dwingen. De ge
schiedschrijving wordt in de loop der
laatste 150 jaar steeds gedetailleerder
en breedvoeriger, loopt door tot de
toespraak van de G.G. voor de Nirom
op 7 dec. 1941 en krijgt dan een func
tie in een parallelkoers aan de krijgs
verrichtingen.
"Het voorwoord"
De schrijver stelt hierin, dat vele dui
zenden met ongeduld op dit deel
"Ned.-lndië" gewacht hebben. Zo zegt
8
De Jong, dat zo'n 200.000 Indische
medeburgers bruusk en geforceerd met
wortel en al uit hun zo vertrouwde om
geving getrokken zijn. Dit na een pe
riode van gezichtsverlies - zo belang
rijk in een oosterse samenleving - die
begon na de nederlaag van de Neder
landse strijdkrachten, culminerend in
Kalidjati en de intocht der Japanners,
en doorging tijdens de bezetting. De
Jong wil door zijn beschrijving van wat
daar gebeurde, bij de Nederlandse be
volking begrip kweken voor Indische
Nederlanders, die hier vaak totaal be
rooid, van de grond af moesten begin
nen, in een voor de meesten geheel
vreemde omgeving. Ja, ergens was
eens een voorvader uit Holland naar
Indië gekomen, ze spraken de taal en
op school hadden ze ook geleerd over
molens, polders en turf. Daarnaast was
de Koningin bij uitstek "hun Koningin".
Verder was er zoveel "nieuw"! Natuur
lijk waren er ook velen, voor wie de
overgang naar Holland weinig wezen
lijk nieuws bevatte, maar te weten hoe
dit allemaal bij die mensen in elkaar
zat, eiste van de buitenstaander en
buurman toch wel een stuk basisken
nis van de gecompliceerde Indische
samenleving en vooral begrip voor de
in dat verre land gebruikelijke andere
maatstaven voor vrijheid en ruimte.
Het is verblijdend in dit voorwoord te
lezen, dat de officiële historieschrijver
van het Koninkrijk zich geroepen voelt,
om ten aanzien van de Indische Ne
derlanders misvattingen en vertroebel
de beeldvorming - verantwoord - uit
de weg te ruimen. Om dit te bereiken
schetst De Jong in vele bladzijden de
voormalige Indische koloniale samen
leving, waarbij hij achtereenvolgens de
onderscheidene bevolkingsgroepen van
import Europeaan (Nederlander) tot de
eenvoudige Javaan (uit de Max Have-
laar) onder onze aandacht brengt.
Voor het kolonialisme "as such" heeft
De Jong vanuit zijn socialistische sig
natuur - uiteraard - weinig waardering.
Wij kunnen ons niet onttrekken aan
het gevoel, dat dit subjectieve waarde
oordeel hem toch bewust of onbewust
parten speelt, wanneer hij voor de
Nederlandse lezers hier, die voorma
lige Indische (koloniale) maatschappij
structureert en profileert. Hij doet dit
wel met een schat aan gegevens op
velerlei gebied; landbouw, in- en uit
voer, onderwijs, bosbouw, staatsbestel,
bestuur, politieke nationale partijen;
al deze zaken en nog veel meer pas
seren in overtuigende volzinnen, hier
en daar gelardeerd met een persoon
lijke opmerking de revue.
Hoewel wij onder de indruk zijn van
deze uitvoerige aanpak en de "brede"
schildering van wat in de wandeling
"tempo doeloe" heet, vinden wij het
oude Indië in de uitleg van De Jong
niet terug. Natuurlijk kunnen wij dat
onze geschiedschrijver niet euvel dui
den, want wij kennen niemand, behalve
de schrijver, wijlen Tjalie Robinson,
die voldoende "nourri dans Ie serail"
is om de leek hier, een duidelijk drie
dimensionaal (voor-achtergrond en
diepte) beeld te geven, met de mens
als centraal punt - van die vroegere
in alle opzichten pluriforme samen
leving. Dat wil niet zeggen, dat wij
geen waardering of respect hebben
voor de wijze waarop De Jong het - ze
ker niet zonder verdienste - gepro
beerd heeft zijn opvattingen en studie
uitkomsten, rationeel gestalte te geven.
Deze hoofdstukken zijn kort samen
gevat een voortreffelijke stafstudie. Er
zou echter bij moeten staan: "wie meer
over de mensen uit die tijd wil weten,
moet de volgende boeken lezen
(wordt vervolgd)