Djogjase roddels (II]
door R. F. Westerkamp
DE MEDISCHE PRAKTIJK IN DE KRATON
Sultan Hamengkoe Boewono VIII was suikerziek in ernstige mate. Collega Vogel
zang kwam hem tweemaal per week insulinezink inspuiten, een langzaam wer
kende insulinevorm. Het urine-onderzoek vóór de injectie was altijd onheilspel
lend, er was nl. ketonuri, een teken dat niet alleen het suikergehalte te hoog was,
maar ook de vetstofwisseling ernstig gestoord, een voorbode van het beruchte
coma diabeticum. Ik sprak toen met Vogelzang af Z.H. te adviseren zeker drie
maal per week een spuitje te nemen, iets wat de Sultan goed vond. Ik kwam dus
driemaal per week naar de kraton. Hamengkoe Boewono VII is oud geworden, ik
dacht wel 85 jaar. Alleen leed hij aan een ernstige dementia senilis, een reden
voor het gouvernement hem als sultan af te zetten.
Sultan H.B. VIII speelde dit wat ver
nederende aftreden van zijn vader door
het hoofd en wilde daarom voor de
buitenwereld niet "ziek zijn". Iets wat
hij moeilijk kon verbergen, als de dok
ter driemaal per week kwam. De in
jectie te laten toedienen door b.v. de
kratonvroedvrouw of een andere pa
ramedic was onmogelijk, want niemand
durfde deze bijna goddelijk vereerde
man aan te raken of tegen te spreken.
Vandaar dat hij een Nederlandse arts
had, omdat hij bang was dat een Ja
vaan hem niet durfde te kapittelen als
hij iets verkeerd deed. Deze wat bete
re situatie bleef ongeveer een maand
bestaan. Toen werd mij via pangeran
Purbojo verteld, dat de Sultan ervan
afzag om vaker dan tweemaal per
week ingespoten te worden.
Deze eigenwijsheid heeft tenslotte tot
zijn wat te vroegtijdige dood gevoerd.
De oorlog in Europa brak uit. Vooruit
ziend dat ook Nederland erin betrok
ken zou raken, liet hij zijn zoons, die
in Nederland studeerden, terugkomen.
Op een dag vertelde hij mij: "Volgen
de week ga ik naar Batavia om mijn
zoon van de boot te halen en ik kan
dan van de gelegenheid gebruik ma
ken een bezoek te brengen aan de
G.G. en nog enkele hoge regerings
personen."
"Hij zou logeren bij een generaal, die
alles van zijn ziekte afwist en hem dus
een passend dieet zou geven. Ik
bracht in het midden dat hij de insuline
niet kon missen en mij maar moest
inlichten welke arts in Batavia - door
mij van alles op de hoogte gesteld -
hij daarvoor wilde. "Ik wil geen an
dere dokter aan mijn lijf. Als ik een
dokter nodig heb, dan moet u maar
komen." Mijn tegenwerping dat er maar
twee treinen per dag gingen om die
600 km te overbruggen, werd afge
daan met de tegenwerping dat er toch
ook nog telefoon bestond. Gelukkig,
bleek later, dat Poerbojo bij dit onder
houd aanwezig was.
Op de dag dat hij thuis zou komen
na 11 dagen afwezig geweest te zijn,
kwam ik na mijn ochtendvisites om
trent 12 u. thuis om mijn kokki te ver
tellen dat ik wat vroeger wilde eten,
omdat ik om 14.00 uur naar het station
wilde om de Sultan te verwelkomen.
Mijn huisjongen zat toen op de stoep
van de voordeur met een papier in zijn
handen. Het was een telegram uit
Cheribon, of ik de trein tegemoet wil
de rijden, omdat de Sultan onwel was
geworden. Het ergste vrezend stopte
ik een flinke hoeveelheid insuline in
mijn koffertje.
Ik liet mij naar het station rijden, waar
ik een palaver met de stationschef en
mijn chauffeur had. Na telefoontjes
met de chef traktie van de S.S. in
Bandoeng werd het goedgevonden,
dat de trein in Wates zou stoppen om
mij in te laten stappen. Dat is onge
veer 90 km van Djogja. De chauffeur
verzekerde mij daar op tijd te kun
nen komen. In verband met de toe
stand van de wegen kon hij een
station eerder niet garanderen. Enfin,
met een noodgang reden we richting
van het stationnetje Wates, dat wij
ruim op tijd bereikten. Toen de trein
stil hield, klom ik in de z.g. directie
wagon, waar ik een verbijsterd gezel
schap aantrof. De Sultan lag bewus
teloos in zijn fauteuill.
Ik vulde mijn spuit met insuline om de
eerste injectie te geven. De stations
chef gaf ik het verzoek naar Djogja te
bellen om een ambulance bij het sta
tion te laten wachten. Zonder enige
verbetering in de situatie kwamen wij
een klein uur later in Djogja aan. Een
grote menigte Javanen bevolkte het
perron rustig wachtend op de trein.
Terwijl donderslagen van een onweer
alles deden trillen, kwam de Sultan
op een brancard in zijn woonstad te
rug. De Sultan werd naar het R.K.-
ziekenhuis Onder de Bogen gebracht
en ik belde ondertussen mijn collega
Piet Zuidema, de internist van het
Zendingsziekenhuis, om mij in deze
ernstige situatie te assisteren.
De behandeling in die jaren van een
coma diabeticum was nog niet zo
geraffineerd als nu. Daar kwam bij,
dat de Sultan al vóór Cheribon be
wusteloos raakte. Zijn zoon vertelde
mij later dat zijn vader bij het afscheid
uit Batavia opvallend stil was geweest.
In plaats van die wagon af te haken
en in Cheribon een arts te laten ko
men, werd er alleen dat telegram naar
mij gestuurd. De Sultan was al uren
bewusteloos, voor hij de eerste insuli-
ne-injectie kreeg. In de heel vroege
morgen leek het er even op, dat de
patiënt een beetje reageerde, maar dit
was van korte duur en tegen 06.00 u
hield het leven op.
Van de gouverneur kreeg ik het ver
zoek om een verslag in drievoud van
de ziekte en het verloop daarvan op te
maken en naar de Gouverneur-Gene
raal te zenden. Een maand later on-
De vorstelijke begraafplaats te Imogiri, die op een heuvel ligt. De leden van de sultans-
familie van Djogja worden in het westelijke, die van de soenansfamilie van Solo in het
oostelijke gedeelte begraven.
12