ORIENT TRAVEL B.V.
geveer moest ik op het Gouverneurs
kantoor komen, waar de Gouverneur
mij vertelde, dat Zentgraaff inzage
had gekregen in zo'n ziekteverslag,
waarop ik zei: "Nou, en?" "Weet u
dan niet, dat hij daarover heel verve
lend kan publiceren?" Daar was ik niet
erg bang voor. Toen kreeg ik het ver
wijt niet met de Sultan mee te zijn
gegaan, waarop ik hem vertelde, dat
Poerbojo bij het gesprek aanwezig was
geweest en dat de Sultan nu eenmaal
niet tegengesproken wilde worden.
"Dan had u op eigen houtje moeten
gaan waarop ik vroeg: "Op wiens
kosten?" Enfin, Zentgraaff overleed
kort daarop, zodat de Gouverneur weer
gerust was.
De begrafenis was een indrukwek
kend schouwspel. De burgerij en au
toriteiten woonden, zover ik weet, al
leen het vertrek uit de Kraton bij. La
ter, toen ik Imogiri met Ma bezocht,
begreep ik ook wel dat zij er niet veel
voor voelden al die trappen naar boven
op te lopen.
B.R.M. Dorodjatoen, toen de oudste
en enige zoon van de verstoten hoofd
vrouw, werd verondersteld de nieuwe
sultan te worden. Hij had Indologie
gestudeerd en stond voor zijn doc
toraalexamen. Voor zijn doctoraal
scriptie had hij als onderwerp geno
men: "Het nieuwe contract, dat de
Regering met de nieuwe Soenan van
Solo had gesloten." "En dat komt mij
nu goed van pas," zei hij. Ik kwam nu
niet meer in de kraton, want daar
Samenkomst van prinsen van Djogja en Solo, omstreeks 1920. Na de deling van het Mata-
ramse rijk in het sultanaat Djogja en het soenanaat Solo (1755) heerste er lange tijd rivali
teit tussen de twee hoven waaraan pas door het huwelijk van Soenan Pakoe Boewono X
met Ratoe Mas, dochter van sultan H. Boewono VII in 1916 een einde kwam en het verkeer
tussen sultans- en soenansfamilie werd hersteld.
woonden alleen de a.s. sultan en zijn
bedienden. Zijn moeder, de verstoten
vrouw, had hij dadelijk in de kraton
gehaald. Zij was een direkte afstam
melinge van Pangeran Mangkoeboe-
mi (die als Hamengkoe Boewono I, de
eerste sultan van Djogjakarta was),
één van de vroegere opstandelingen,
waardoor het Rijk van Mataram werd
opgedeeld en Djogjakarta ontstond.
ketonuri medische term
Imogiri de begraafplaats van de
vorsten van Solo en Djogja en hun
familie
B.R.M. Bendoro Raden Mas (titel
voor een man)
(ANVR)
RETOUR BANGKOK VOOR SLECHTS 1.400,—
RETOUR JAKARTA 1.865,—
GAflANTIEFONOS
BALI - plus BANGKOK, SINGAPORE, rbsgelm*
SUMATRA, JAVA retour f 2.325,I
AUSTRALIË met stop JAKARTA retour 2.700,
Rokin 52 - AMSTERDAM - Tel. 020 - 24 25 38
Laan van Meerdervoort 291 - DEN HAAG
Tel. 070 - 63 83 67
Singel 486 - 1017 AW AMSTERDAM
Tel. 020-23 74 84
SI KAMPRET
Op een snikhete middag, rijdend op
Pegangsaan, in het voormalige Bata
via, meende ik een mij bekend per
soon van achteren gepasseerd te heb
ben. In de zijspiegel nam ik waar dat
hij, druk gebarend, met de armen
zwaaiend, mij dringend verzocht te
stoppen. Naderbij komend, bleek hij
Anton van der Kamp te zijn, in de
omgang meer bekend als "si Kampret",
een bijnaam die niet zo zeer te wijten
was aan zijn nachtelijke activiteiten,
maar meer was ontleend aan zijn ach
ternaam.
Kampret was niet meer te stuiten.
"Ik zit in de rotzooi," hijgde hij. "Moei
lijkheden met de baas op mijn werk.
Hij moet mij steeds maar hebben. Ik
kan geen goed meer doen. Jij moet
mij helpen, want jij weet het adres van
een goede doekoen. Die wil ik raad
plegen en hij zal mij wat meegeven."
Ik werd ongeduldig en kwaad over
zoveel bijgeloof en naïviteit om te me
nen dat met hulp van een doekoen een
bepaalde situatie opgelost kon worden.
Toen ik aanstalten maakte om weg te
rijden, zag ik een verslagen man
staan die naar mij keek en mij om hulp
smeekte. Ach, dacht ik toen, waarom
zou een heilig man iemand in nood
niet kunnen helpen. Dus adviseerde ik
Kampret om naar Gang Banten (Tanah
Tinggi) te gaan en daar te vragen naar
de woning van de doekoen. Geruime
tijd ontmoette ik Kampret niet meer.
Totdat ik hem weer tegenkwam. Hij
was toen niet bepaald in een vrolijke
stemming.
"Hoe is het geweest?" vroeg ik hem.
Hij keek mij wat verwijtend aan.
"Slecht," zei hij, "ik ben ontslagen I"
"Hoe dat zo?" vroeg ik. "Ja, de doe
koen gaf mij een pakje sigaretten mee
die hij vooraf "bewerkt" zou hebben.
Hij zei dat ik al rokende de rook in de
richting van de baas moest blazen.
Dat heb ik gedaan. Toen had de baas
daarover al aanmerkingen gemaakt.
De volgende dag heb ik dat herhaald,
maar toen werd de baas toch zo kwaad
dat hij mij op staande voet heeft ont
slagen."
Kampret staarde somber voor zich uit
in het niets. "Die doekoen blijkt toch
niet zo goed te zijn," vond hij. Ik vroeg
mij af of de kwaliteit van de tabak wel
goed genoeg was om zoiets onge
straft te doen.
J. F. BERKHOUDT
13