Katholieken en de Indonesische Revolutie
Swing Session
BOEKBESPREKING
door Dr. Jan Bank
Deze in boekvorm verschenen dissertatie van de historicus Jan Bank die hierop
in 1983 promoveerde bevat een breed opgezette studie van de houding die de
Katholieken aannamen ten tijde van de "Indonesische kwestie", die de gemoede
ren in de jaren 1945-1949 zozeer bezighield. Voor het in die periode gevoerde
beleid was het standpunt van de Katholieke Volkspartij - toen de grootste partij
in het nederlandse parlement - in sterke mate mede bepalend. Aan de hand van
onderzoek van talrijke pas sedert kort toegankelijke archieven van de K.V.P. en
van prominente politici als Romme en Beel heeft de auteur een beeld geschetst
van de houding van de K.V.P. in die jaren. In feite geeft het boek meer dan alleen
een beschouwing over de positiebepaling van de Katholieken tegenover het ver
schijnsel "Indonesische revolutie", ook de positie van de Katholieken in het
vooroorlogse Ned.-lndië en de invloed die deze bevolkingsgroep uitoefende op
het koloniale beleid worden geanalyseerd.
De invloed van het Katholieke deel
van de nederlandse bevolking hierop
kwam pas laat tot gelding: noch in de
tijd van de V.O.C., noch in de tijd van
de 19e eeuw (de tijd van de particu
liere exploitatie) hadden zij de rechten
en de economische middelen om deel
te hebben aan de handels- en ontwik
kelingsmogelijkheden van de kolonie.
Zelfs nadat de emancipatie van de
Katholieken in Nederland grotendeels
was voltooid, was de achterstand in
Indië nog niet ingelopen. In verhouding»
tot het percentage Katholieken (27%)
op de europese bevolking van Ned.-
lndië in 1930 waren zij schaars verte
genwoordigd op het hoogste niveau
van het Binnenlands Bestuur, het leger
en het bedrijfsleven (van de 5 gouver
neurs op Java was er 1 Katholiek, van
de 35 residenten in heel Indië slechts
1).
Een specifiek Katholiek element was
wel aanwijsbaar op het gebied van de
culturele zendingsdrang, nl. in de mis
sie. Deze kreeg vooral in de 20e eeuw
met name in de jaren 1915-1940 een
krachtige uitbreiding, die tevens een
uiting was van de herleving van het
Katholieke geloofs- en organisatieleven
in het moederland. Ook in Indië nam
het aantal Katholieke organisaties ge
stadig toe.
Na de instelling van de Volksraad had
den ook de Katholieken in Indië zich
op politiek gebied georganiseerd. De
Indische Katholieke Partij (I.K.P.) op
gericht in 1918, was aanvankelijk be
doeld als associatie-partij d.w.z. een
partij openstaande voor alle landaar
den. De voornaamste representanten
ervan waren J. Schmutzer en P. Ker-
stens. Daarnaast ontstond in 1923 de
Perkumpulan Politik Katolik di Djawa
(PPKD) waarin Ignacio J. Kasimo op
de voorgrond trad.
In de jaren dertig groeide de afstand
tussen beide groeperingen van Neder
landse en Indonesische geloofsgeno
ten, met name als er politieke vragen
aan de orde kwamen m.b.t. tot het
verlenen van zelfstandigheid aan In
dië.
Vergeleken met de andere nederland
se politieke partijen, was de Rooms
Katholieke Staatspartij, opgericht in
1926 (daarvoor bestond slechts een
Bond van kiesverenigingen) een laat
komer op het politieke toneel. Gebrek
aan koloniale tradities en een gebrek
kige representatie van de Katholieken
in de koloniale elite lieten niet na,
van invloed te zijn op de formulering
van een eigen standpunt met betrek
king tot het te voeren beleid. Pas in
1936 kwam de R.K.S.P. tot het vast
stellen van een eigen program op dit
terrein. Voordien sloot men zich veel
al aan bij de anti-revolutionaire theo
rie van de koloniale verhoudingen, die
sterk de nadruk legde op de historische
verbondenheid.
De eerste koloniale specialist onder de
Katholieke parlementsleden was mr.
des Amorie van der Hoeven, lid van de
2e kamer 1875-1885, later traden als
zodanig op Bogaardt en Ir. Feber.
Met Weiter treedt dan een uitzonder
lijke figuur op: van de laagste spor
ten van de ambtelijke ladder was
hij opgeklommen tot Algemeen Se
cretaris en Vice-president van de
Raad van Indië (1929-1931), de hoog
ste ambten in het toenmalige Indië.
Driemaal was hij minister van kolo
niën, 1924-25, 1937-39 en 1939-41.
Het beginselprogramma van de RKSP
dat tenslotte in 1936 tot stand kwam
en waarin de termen "koloniën" en
"moederland" werden geschrapt, on
dervond de invloed van het toen in
katholieke intellectuele kringen domi
nerende filosofie van het neo-thomis-
me. Op de formulering van de kolo
niale beginselen werd meegewerkt
door prof. Schmutzer, de voorzitter
van de Indische Katholieke Partij. Vol
gens deze beginselen vond de vereni
ging van gescheiden liggende gebieds
delen in één staatsverband haar ze
delijke rechtvaardiging in de mogelijk
heid om daardoor het algemeen wel
zijn van het geheel en van de delen
beter te verzorgen.
voor uw parties en reünies
Allround - Uitgebreid dans repertoire
DANSCOMBO
J. A. (Fons) Phefferkorn
Barnsteenhorst 51
2592 EB Den Haag
Telefoon 070-473935 of 070-548079
De reacties van de Katholieke kamer
leden op het Indonesische nationalis
me in zijn non-coöperatieve uitingen
waren zekerstelling van het gezag en
pogingen loyale en extremistische na
tionalisten te onderscheiden. Daarin
onderscheidden zij zich niet van de
anti-revolutionairen, christelijk-histo-
rischen en liberalen en de Katholieke
kamerfractie steunde dan ook de maat
regelen van de regering met betrek
king tot de aanhouding van vooraan
staande nationalisten.
Het coöperatieve nationalisme van na
1930 werd ook door Katholieke politici
benaderd in het licht van de voogdijge
dachte, waarbij het tijdstip van ont
voogding door de kolonisator zelf zou
worden bepaald. Het indische beleid
van de RKSP werd gekenmerkt door
gebrek aan initiatief, men volgde hier
in de door Colijn en minister van kolo
niën S. de Graaff gedomineerde re-
geringspolitiek.
De petitie-Soetardjo die in 1936 door
de Volksraad werd aangenomen (me
de-ondertekend door het Indonesische
Katholieke lid Kasimo), waarin werd
gevraagd om te komen tot een Rijks
conferentie die ten doel zou hebben
Ned.-lndië zelfstandigheid te verlenen
binnen het Koninkrijk der Nederlanden,
werd bij K.B. van 30 nov. 1938 door de
nederlandse regering afgewezen.
De argumentatie van minister Weiter
luidde, dat "de reeds toegekende
staatkundige rechten ver voor waren
op de geestelijke, maatschappelijke en
economisch-politieke ontwikkeling van
de Indische volkeren, zodat er geen
actuele aanleiding bestond voor een
rijksconferentie". Ook de motie-Wiwo-
ho om te komen tot een volwaardig
Indonesisch parlement werd begin 1940
door de regering afgewezen.
De duitse bezetting van Nederland en
het uitwijken van de nederlandse re
gering naar Londen bracht (mede on
der druk van het schokkende interna
tionale gebeuren) een gedeeltelijke
wijziging in de indische politiek van
de regering. Weiter steunde nu het
idee van een toekomstige rijksconfe
rentie. Tijdens zijn bezoek aan Ned.-
lndië deed hij hiervan tijdens een ra
diorede op 7 mei 1941 mededeling. In
het bezette Nederland kwam eveneens,
ook in Katholieke kring, de discussie
over nieuwe verhoudingen in het ko
ninkrijk, op gang.
De Katholieke Indië-specialist in de
vooroorlogse 2e kamer Max van Poll
bepleitte een koninkrijk nieuwe stijl,
waarin Ned.-lndië een gelijkwaardige
plaats zou innemen naast Nederland.
In Indonesië kwam de Katholieke kerk
door de bezetting van Nederland in
1940 op eigen benen te staan. Tijdens
de japanse bezetting leerden indone-
sische Katholieken als gevolg van het
feit, dat het grootste deel van de euro
pese missionarissen werd geïnterneerd
zelfstandig te beslissen en te hande
len, wat niet zonder invloed is geweest
op de houding van deze bevolkings-
(lees verder pagina 17)
15