Baboe Moerah en Sinterklaas
Moerah, nog zie ik haar voor me; de kabaja vaak met een enkele speld dicht
gemaakt, haar haren niet of nauwelijks gekamd in de kondé. Slordig, maar met
een soort zelfverzekerdheid, die me altijd vertrouwen inboezemde.
Moerah; met ogen als kooltjes vuur, die sprankelden van binnenpret als ze mee
kon doen aan één of andere grap. Moerah met haar hart van goud; hoe vaak
stond ze niet op de bres voor haar nonnies, als Moesje wat al te streng was.
Toen mijn zus Vonne eens haar voet had gebrand en op een slof naar school
moest, stond zij in het gangetje naast ons huis, waardoor we altijd naar school
gingen, te wachten. Voorzichtig wikkelde ze dan heel jong pisangblad, dat heerlijk
verkoelend was, om de verbrande voet, zodat Vonne toch in haar schoen kon.
Na schooltijd stond ze weer trouw te wachten, om de schoen weer voor de slof
te ruilen. Hoe vaak heeft ze niet een nog half gevuld bord met havermout- of
maizenapap, dat ik elke ochtend voor schooltijd moest leegeten, weggesmokkeld,
omdat ze wist dat ik er van rilde. Later gaf ze me dan een stukje getoh of een
ander soort lekkers, dat ze kocht bij een paman djadjan voor de school.
Ik bedelde haar altijd om tjemoe te
kopen, zalige katjang met stukjes
brood in een soort klapperdrank. Van
Moesje mocht ik dit niet hebben, ze
was altijd bang om iets te kopen van
straatventers, die ze niet kende.
In de larontijd, wanneer de larons in
zwermen binnenvlogen, aangetrokken
door het lamplicht, kon ik Moerah
geen groter genoegen doen dan de
larons, die hun vleugels reeds hadden
laten vallen, te verzamelen. Ze maak
te er dan botoh van Het moest een
heerlijke versnapering zijn, maar ik
heb 't toch nooit durven proeven, ook
al probeerde ze me ertoe te "verlei
den".
Als ik in mijn zwerflust door de tuinen
wat al te overmoedig was geweest en
in een poging om reboeng uit een
bamboebosje te halen in aanraking
kwam met de venijnige loegoet, maak
te Moerah haar kondé los en wreef
met haar haren over de jeukende plek
ken. Dit bleek een probaat middel te
zijn, dat ik later vaak zelf heb toege
past, de fijne loegoet schijnt op één
of andere manier door het haar aan
getrokken te worden.
Hoe vaak heeft ze het spelletje niet
meegespeeld als ze me moest baden of
naar bed moest brengen, dat ik me in
een hoek achter de kast verstopte. Ze
werd nooit boos, ook niet als ik haar
plaagde om haar slordige haar. Moe
rah had één groot gebrek; ze was
een geboren kleptomane. Op één of
andere manier leek 't echter, of haar
dat steeds weer werd vergeven. Hoe
dan ook, ze is nooit weggestuurd. Mis
schien kwam 't wel doordat ze reeds
als klein meisje bij mijn ouders kwam.
Toen haar moeder, Mboh Singo, tijde
lijk geestelijk gestoord was, ontferm
de Moesje zich over haar. Samen met
haar broer Triman kwam ze in ons
ouderlijk huis. Zo groeide de kleine
gendoh Moerah op samen met mijn
broer en oudere zusters, als een speel
kameraadje, maar tegelijkertijd leerde
ze alles, wat een goede baboe moest
weten. Onder al de baboes, djongos-
sen, kebons en stalpersoneel in ons
melkbedrijf in Ngawi nam ze dan ook
een heel speciale plaats in. Ze was er
altijd als ze nodig was, ook toen ze
later trouwde en kinderen kreeg. Op
het erf tegenover ons, aan de andere
kant van de Djalan Tjikar, hadden mijn
ouders een huisje laten bouwen voor
haar en haar man Wakidin Vaak kwam
ik bij haar binnenwippen, vooral als er
een baby was geboren en dat gebeur
de nogal vaak. Wagiran, Minah, Mi-
nem, Di, Amat en nog vele anderen
volgden. Met verbazing heb ik vaak
toegekeken, wanneer de nog zeer
jonge baby behalve de moederborst
ook nog een mengsel van rijst met
geprakte pisang toegestopt kreeg. Bij
elke hap dacht ik dat het kind zou
stikken, maar het liep steeds goed af.
Vaak gaf Moesje een slamatan voor
al het personeel bij gelegenheid van
een overgang van de kinderen naar
een hogere klas, genezing na ernstige
ziekte, wanneer onze koeien weer
t.b.c.-vrij waren gekeurd en andere
bijzondere gebeurtenissen. Ik vond het
altijd een geweldige belevenis en
mocht er altijd bij blijven, maar "non
moet diam zijn, ja?"
Tampahs vol allerlei lekkers werden er
uitgestald, wat had ik er graag van
meegegeten. Diep onder de indruk,
dicht tegen Moerah aan, luisterde en
keek ik naar het geprevel en de ge
baren van de moedin. Als 't "hamien,
hamien" klonk, hoopte ik dat 't gauw
afgelopen was, want dan volgde de
verdeling van al het lekkers. Dan kreeg
ik wel eens een stukje rempèjèh of
timpé. Heerlijk! De slamatans werden
altijd door Moerah verzorgd. Vaak
werden ze bij haar thuis gehouden.
Ook bestelde Moesje eens een dalang
om een wajang koelitspel te houden
voor het personeel van ons bedrijf.
Dat gebeurde ook bij Moerah thuis in
haar ruime èmpèran. Ik snapte er
niets van, het duurde allemaal zo lang.
Moerah en haar gezin en al het perso
neel zat echter in grote spanning te
kijken naar de avonturen op het
scherm. "Petroh, Gareng en Semar,
zaten samen in één "dogkar" had ik
geleerd van Moerah. Hoe 't vervolg
was weet ik niet meer.
's Avonds voor 't slapen gaan gaf ik
haar en enkele andere baboes op mijn
manier les. Ik probeerde hen lezen,
schrijven en rekenen bij te brengen
en nederlands te leren spreken. Dit
laatste deed Moerah vrij goed, ook
omdat we veel met haar in het neder
lands spraken.
Zo'n "les" eindigde meestal met een
verhaal. Moerah kon prachtig vertel
len. Over de Ponti-anak, Njai Loro Ki-
doel en andere sprookjes. Het mooi
ste verhaal vond ik over de reus Do-
rogo, die zo dol was op "lo". Hij at en
at en kreeg dan vreselijke dorst en
begon te hikken: "Dangkrok tjeploes,
ieh! Dangkrok tjeploes, ieh!" Machtig
vond ik 't als Moerah dat geluid van
die hik maakte! Het leven van Dorogo
eindigde, doordat hij zich met zijn vol
gegeten buik voorover boog aan de
kali en verdronk. Als ik op een zwerf
tocht naar de kali Solo ging, keek ik
altijd met ontzag naar de "lo" boom,
die daar aan de oever groeide, want
ik was er vast van overtuigd, dat Do
rogo zich daar te goed had gedaan en
daar verdronken was.
Toen ik een keer geelzucht had, bracht
Moerah me steeds schattige kleine
sisirs pisang mas, waar ik zo dol op
was Het scheen haar groot genoegen
te doen wanneer ik ze achter elkaar
op at, waartoe ze me animeerde. Pas
veel later kreeg ik te horen, dat ze er
luizen in had gestoken! Die moesten
een probaat middel zijn tegen geel
zucht! Ik weet nog niet of het daardoor
kwam dat ik inderdaad vrij gauw ge
nezen was
Als de Sinterklaastijd aanbrak, kwam
Moerah's gevoel voor humor het meest
tot z'n recht. Samen met Moesje be
dacht ze altijd iets geks. Zoals die
ene keer dat we uit school kwamen
en ze zei: "Non, Sinterklaas bawah
kadootje tjobah, ga kijken in bed".
Daar vonden wij dan inderdaad een
kadootje, keurig verpakt. De inhoud
was een verrassing op zichzelf: een
ketting, geregen van gedroogde geite
keutels, die eerst door de talk waren
gerold, met hier en daar een gekleurd
kraaltje er tussen en als medaillon een
gedroogde bandengkop! Stinken! Ver
schrikkelijk! Maar plezier dat we met
elkaar hadden! Moerah genoot 't meest
van onze kreten van afschuw en dolle
pret erna. Elk jaar weer moesten we
op onze hoede zijn, steeds had ze wat
bijzonders en vaak vlogen we erin.
Toen kwam het laatste Sinterklaasfeest
voordat we het kamp in moesten. Al
les was duur. Onderling hadden we
afgesproken om Moesje als cadeau