De pestbestrijding in Indië Gezicht op Rawa Pening bij Banjoe Biroe in de omgeving van Ambarawa. door A. Devos Het was in Indië omstreeks 1925, toen schrijver dezes nog in tjeiana monjet liep en s avonds in een heerlijk bed kroop, onder de klamboe en geen flauw idee had dat grote groepen van de mensheid het niet zo best hadden. Het leven was één spel en alles was mooi, zelfs de ritjes op de fiets met mijn vader, je weet wel, voorop de stang met beide handen op het stuur en zo de desa's in. Machtig mooi! Pa was bij de pestbestrijding, maar wat wist ik er van. Ik denk dat veel mensen geen idee hadden en hebben van wat deze tak van de Dienst Volksgezondheid inhield. Wat is pest In de Middeleeuwen waarde deze ziek te rond in Europa en stierven de men sen bij duizenden, en wanneer alles voorbij was, richtten de overlevenden overal een pestzuil op. De genees heren droegen in die tijd kappen op hun geleerde hoofden met een snavel- vormig uitsteeksel, waarin doekjes, ge drenkt in een of ander spul dat hen moest vrijwaren van besmetting. De pest was iets waar je liever niet mee in contact moest komen, bijzonder gevaarlijk, en zo was het ook. Wist men toen dat deze ziekte overgebracht werd door vlooien van ratten? De hy giëne toen was ook erbarmelijk slecht. Semmelweisz was een dokter die gek werd verklaard omdat hij de uiterste hygiëne voorschreef bij het kramen, omdat kraamvrouwenkoorts toen vele slachtoffers eiste. Wat betreft het ontstaan van de pest het volgende. Wanneer een rat dood gaat, gaan de vlooien over op een ander warmbloedig wezen in zijn di- rekte omgeving. Er zijn drie soorten pest, namelijk bloedpest, builenpest en longpest. De laatste is wegens het acute besmet tingsgevaar het gevaarlijkst. Mijn vader was inspecteur van de Dienst Volksgezondheid afdeling Pest bestrijding en wij woonden toen op Ambarawa, een kleine plaats ten zui den van Semarang. Elk doodsbericht uit de desa's in de omgeving moest 8 nagetrokken worden en wanneer het een verdacht geval was, ging mijn vader er op af, want er moest dan een miltpunctie verrioht worden. Op on mogelijke tijden kwam er een ambte naar van de Wedana of Assistent We- dana bij ons thuis om mijn vader op de hoogte stellen van het overlijden van iemand. Het kwam ook vaak voor dat hij uit bed gehaald werd 's mid dags en het enige wat hij zei was: "Verroest I" Ik ging vaak met hem mee hoewel ik nog een kleine jongen was van onge veer 6 jaar. Naar de desa's bij Rawa Pening of in de heuvels in het noorden van Ambarawa (Amba groot, rawa moeras). Bij de Assistent Wedana van de desa van de overledene bleef ik wachten met de fiets en Pa ging alleen met de mantri verder. Pas later kwam ik er achter waarom ik niet mee mocht: het besmettingsgevaar was te groot. Mijn vader was ingeënt tegen de pest maar dit moest een heel pijnlijke zaak ge weest zijn en de naalden zullen wel wat dikker geweest zijn dan de tegen woordige. Als kleine jongen realiseer de je je de ernst van de zaak nog niet, maar het woordje "gevaarlijk" deed je wel beseffen dat het om iets ging dat je liever uit de weg moest gaan. Een collega van mijn vader kwam wel eens met de auto bij ons op bezoek. Hij woonde op Salatiga. Op een dag liet de Javaanse chauffeur mij een re volver zien die de Hollander steeds in de wagen had. Hij vroeg mij of je daar mensen mee kon doodschieten. Wat een vraag als je toen Tom Mix, Hood Gibson of Harey Carey en andere film helden al die nare kerels dood zag schieten in die cowboy films. Mijn va der had meermalen tegen mijn moe der gezegd: "Zo'n ding moet ik niet hebben." De reden dat die collega van mijn vader zo'n schietijzer bij zich had, was het feit dat een ambtenaar van de Pestbestrijding zijn leven vaak niet zeker was wanneer er een miltpunctie verricht moest worden, omdat dit in strijd was met de opvattingen van be paalde groepen van de bevolking, bij voorbeeld de Islamitische. Een Hadji kon de boel opjutten en vooral in de periode dat de Serikat Islam van zich deed spreken, en dat was zo omstreeks 1925. In een nummer van de Oriënt van 1935 werd nog een geval van steni ging van een Javaanse ambtenaar ge meld. Het was dus zaak om de juiste werkwijze te zoeken om heelhuids thuis te komen. Rijk waren en werden we niet. Geen grote feesten, geen sprake van grote tantièmes of picknicken in een berg dorp, of gecostumeerd feest zoals die beschreven staan in vele artikelen van "toen vroeger". Dat alles was ons onbekend. Nee, die ouwe heer van mij had het niet makkelijk. Wat mij ook bijgebleven is: dat hij op een dag uit een desahuis kwam en iets van zijn broek sloeg. Altijd witte broek en jas toetoep, maar ook om eventuele beestjes te zien, en hij droeg ook altijd van die klemmen om zijn enkels, niet al leen op de fiets. Hij zei alleen "Vlooien", en kennelijk had hij het volste vertrouwen dat het hier om beestjes ging die niet van een dooie rat afkomstig waren. Wat die miltpunctie betreft, dat vocht uit de milt werd opgestuurd naar Ban doeng voor onderzoek in het labora torium van Instituut Pasteur en indien werd geconstateerd dat het pest was, werd de hele familie van de overlede ne geïsoleerd. Men zal wel zeggen: Nou en?" Maar denkt men zich eens in, dat zo'n hele familie uit de desa gemeenschap gehaald werd en op een afgelegen plaats werd ondergebracht, achter prikkeldraad. Toen ik zo'n jaar of 13 was en met mijn vader met de auto desa's be zocht op de zuidelijke helling van de Merapie waar geen Europeaan kwam, heb ik het zelf kunnen zien. Ook dit onderdeel van bestrijding van de pest werd vanzelfsprekend door de bevol king niet graag geaccepteerd. Nog een ander gevolg was het uit het arbeids proces halen van de familie, meestal uit de landbouw. (lees verder volgende pagina onderaan)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 8