PROCES VOOR DE LANDRAAD
Tegenover mij zat mijn sympathieke cliënt Joesoef, een hard werkend Maleis
zakenman, voor wie ik al verschillende procedures had gevoerd voor de Land
raad te Medan. Het waren meestal geen grote zaken, maar het oude Landraads
gebouw was niet zo ver op de fiets en gemeenlijk had Joesoef behoorlijk schrif
telijk bewijs van zijn vordering en kostte het mij weinig tijd om een vonnis te
verkrijgen.
Maar ditmaal verheelde Joesoef zijn
bezorgdheid en ergernis niet toen hij
mij vertelde dat zijn tegenpartij in het
aangespannen proces tot invordering
van een schuld, een toekang saksi d.i.
een z.g.n. beroepsgetuige in de arm
genomen had. "Die man scheen be
reid om botweg te beweren dat de
geldschuld in zijn bijzijn volledig terug
betaald zou zijn. Nu het zo liep, was
het misschien maar beter om de vor
dering in te trekkentegen zo'n
meinedige bandiet kon men toch niet
op", meende Joesoef.
Voor mijn geestesoog zag ik die paar
slimmelingen voor het landraadgebouw
lanterfanten en hun kwalijke diensten
als getuigen aanbiedennaar men
zei volgens het tarief: "zoempah pal-
soe, satoe ringit", d.i. "een rijksdaal
der voor een meineed".
Het leek mij aantrekkelijk om daar
tegen de strijdbijl op te nemen, en met
jeugdig vuur bood ik cliënt aan de
zaak toch maar door te zetten, belo
vende slechts een schijntje te decla
reren ingeval het misliepalles
voor de sport. Dat deed cliënt natuur
lijk graag, je kon het altijd proberen.
Ter landraad griffie las ik tevoren net
zolang eerdere vonnissen door tot ik
uitvond dat de "beroepsgetuige", die
Joesoefs zaak dreigde te torpederen,
in drie eerdere rechtszaken recht en
billijkheid gefnuikt had door soortge
lijke getuigen verklaringenmet
doffe eentonigheid, had hij er steeds
met zijn neus bijgestaan als een han
delsschuld in een kedeh kopi zoge
naamd was terugbetaald. De nering
doenden konden fluiten naar hun cen
ten, de wanbetalers trokken een lange
neus tegen de rechtspraak en de
toekang saksi kreeg een rijksdaalder
of misschien wel twee.
Ik maakte de Djaksa - inheems rech
terlijk ambtenaar - op een en ander
attent. Toen Joesoefs zaak voorkwam
werd aldra de Maleise "beroepsgetui
ge" in het veld gebracht. Na beëediging
op de Koran verklaarde hij desge
vraagd, dat op een bepaalde datum
welke hij van een papiertje aflas
246,28 - welk bedrag hij eveneens
van zijn stukje papier aflas - in zijn
tegenwoordigheid in een kedeh kopi
was terugbetaald. Op mijn vraag wie
die notitie had opgeschreven en wan
neer antwoordde getuige, dat hij zich
de vorige avond nog eens voor de
geest had gehaald, wat acht maanden
geleden in die kedeh kopi was ge
beurd en zulks toen had genoteerd.
Ik bood hem potlood en papier en
vroeg hem "15 januari" en "128 roe-
piah" te schrijven, maar daar trapte hij
niet in, zich verschuilende achter een
geblesseerde hand, kennelijk bang
voor vergelijking van handschriften.
Maar ik had nog een pijl op mijn boog
en vorderde en bereikte dat de notitie
gewaarmerkt en bij de stukken ge
voegd werddus die moest getuige
afgeven. Toen stelde ik hem een stel
overigens irrelevante vragen:
"Wie waren wel in de kedeh kopi aan
wezig geweest? Wat voor weer was
het? In welke munt was de schuld
betaald? en dergelijke. Dat leidde
hem af en zette hem aan het denken,
maar als gewiekste getuige antwoord
de hij pienter "Soedah loepa", ik ben
het vergeten en "tidah berapa ingat"
- ik herinner me dat niet zo goed. Alle
maal heel slim maar toen ik ter zake
kwam en vroeg naar de datum van
betaling en het betaalde bedrag, bleef
hij het antwoord schuldig en vroeg
verbouwereerd aan de landrechter of
hij de, bij de proces-stukken overleg
de, notitie nog eens mocht raadplegen.
Natuurlijk werd toen de eis van Joe
soef tegen zijn wanbetaler toegewezen.
En op vordering van de Djaksa, stelde
de landrechter getuige in hechtenis
onder verdenking van meineed.
Kasian zult U misschien zeggen;
maar andere rechtzoekenden en het
publiek dachten daar anders over. Uit
hun vrolijke instemming met het
rechtsgebeuren bleek dat men weinig
op heeft met beroeps-meinedigen.
A. F. CALKOEN
knots van een python de weg over-
Op Ambarawa als kleine jongen, maar
ook later, ben ik veel meegeweest met
mijn vader en heb veel gezien. De
indruk die de natuur op je maakte en
de belevenis ervan was soms zo
intens dat je niets zei en alleen onder
ging wat je voelde. Zo ook op een
keer op de heuvels ten noorden van
Ambarawa toen we, mijn vader en ik,
afstapten van de fiets. Een kale heu
vel, enkel begroeid met gras en lange
stelen waar het graszaad al af was.
Een zacht windje suisde om je heen
en verder stilte, niets te horen. Op
dat moment onderging ik iets wat ik
niet onder woorden kan brengen, zo
intens fijn en onbeschrijfelijk goed.
Nee, zo sentimenteel ben ik niet, maar
ik beschrijf hier eerlijk wat ik op dat
moment onderging. Dit gevoel heb ik
niet dikwijls mogen ondergaan en ik
geloof, dat ook mijn vader hiervoor
open stond. Het is geen muziek wat je
hoort maar het zingt in je. Reeds op
jonge leeftijd werd ik door de natuur
geïmponeerd en in de desa's had je
geen auto's, geen motorfietsen, geen
radio's of mensen die met een Walk
man op hun hoofd liepen. Je zag enkel
een onbedorven natuur, zonder lucht-
of bodemverontreiniging.
In het Fort Willem I zagen we nog een
schuifelen en in het moeras achter het
fort verdwijnen. Zoiets maak je ook
mee, en dergelijke dingen en nog vele
andere gebeurtenissen zou je graag
willen vertellen. Vroeger dacht je
Ach, dat zijn tooh gewone dingen die
anderen ook zouden weten." Het was
zo vanzelfsprekend voor mij en ik denk
wel dat het zo met iedereen gesteld is.
Ook die pestbestrijding was voor mij
zo'n geval en wat ik gezien heb leek
me zo gewoon.
De bestrijding van deze ziekte be
stond ook uit "woningverbetering".
De meeste huizen in de desa's en
kampongs bij de stad bestonden uit
bamboe en gedèk of gevlochten bam-
boematten die als muur of scheidings
wand werden gebruikt. Het dak be
stond uiteraard ook uit bamboe. De
bamboe is hol zoals men weet en een
ideale plaats voor ratten, vooral de
horizontaal gelegde liggers en balken
om het zo maar te noemen. Later werd
dit verboden en mocht er enkel ge
spleten of in de lengte gehalveerde
bamboe worden toegepast. Het pan
nendak werd later ook vervangen door
gegolfd plaatijzer. Nee, die "kolonia
len" waren niet allemaal uitbuiters en
de Dienst Volksgezondheid was geen
winstgevend bedrijf ten koste van de
Indonesiër. Velen van hen stelden hun
leven in de waagschaal maar hierover
hoor je niets in de reportages van
bepaalde groeperingen, die zo goed
weten wat er zich afspeelde ïn Indië.
Later toen ik wat ouder werd en de
dienstauto ons veel verder bracht dan
de afstand van huis tot de desa's op
Ambarawa met de fiets, heb ik prach
tige tochten gemaakt.
Heeft iemand ooit Nglipar bezocht, een
desa ten zuiden van Djogja voorbij
Wonosari? Geen oord waar een Euro
peaan voor z'n lol naar toe ging. Diep
de bergen in van Goenoeng Kidoel
langs smalle wegen en door rivieren
zonder brug, met de Opel vier cylinder
met linnen kap. Niets bijzonders voor
de grote stad, maar daar in de bergen
op zo'n naar schatting 80 km afstand
ervan, werd je aangestaard alsof je
een buitenaards wezen was. Vooral
mijn vader die nogal fors was gebouwd
en grijs haar had. Dat was ongeveer
in 1934. Vooral de jeugd was nieuws-
(lees verder volgende pagina)
9