REBUTAN LAUK HAYAM - gelijktijdig moe ten bruid en bruidegom ieder een poot van een gebraden kip afrukken. Wie het groot ste stuk gekregen heeft zal in de toekomst de meeste redjeki krijgen. Opdat beiden een gelijk deel van die redjeki zullen ge nieten, worden twee gelijke delen (stukken) gesneden uit het grootste stuk van de kip dat door een van hen werd afgerukt. HUAP LINGKUNG - die twee gelijke stukken kippevlees worden aan het bruidspaar ge geven (door moeder v.d. bruidegom, geheel rechts op de foto). Het stuk vlees bestemd voor de bruidegom reikt hij toe aan de bruid door zijn arm achter haar om te buigen. De bruid doet dit op gelijke wijze met het stuk vlees dat zij gekregen heeft. Beide hande lingen worden gelijktijdig uitgevoerd. Moraal: Wat een van hen in de toekomst persoonlijk aan redjeki verwerft, zal zonder onderscheid door beiden genoten moeten worden. LE-EUD LINGKUNG - beiden bedienen el kaar gelijktijdig bij het drinken van de "ge- luksdjamoe" die van tevoren door de hof- priester met zijn magische kracht is geze gend. Een handeling waarbij geen druppel van de drank verloren mag gaan. stemming van moeder Natuur met deze plechtige gebeurtenis, daalt het bruidspaar de brede trappen af van de misigit. Twee van geluk stralende ge zichten onder een gouden pajoeng, ge flankeerd door hofdames en adjudan ten, lopen langzaam de oprijlaan af van de misigit naar de voertuigen die de stoet naar het paleis van Soenda Kelapa zullen brengen. Terwijl schrijver dezes in afwachting van de bruidsstoet zich een staanplaats had veroverd in de nabijheid van de paleispoort, werd mijn aandacht getrok ken door het geroep van een dichtbij staande schildwacht: "Aja wartosan!" (er is bericht). In de verte zie ik een ruiter in vol galop aankomen. Gezeten op een ongezadeid wit paard, in krijgs- kostuum met een hoofddoek waarvan een punt zijn linkeroor bedekt (teken van strijdvaardigheid), en in zijn rech terhand een blinkende lans omklem mend. Nog voordat hij zijn paard tot stilstand heeft gebracht, schreeuwt hij luid "Parantos", klaarblijkelijk het wachtwoord voor de bewaking dat de bruidsstoet in aantocht is, te oordelen naar de zenuwachtige bewegingen van de krijgslieden. Als de bruidsstoet in de nabijheid van het paleis is aangekomen, stappen al len uit de voertuigen en stellen zich op de landweg op die naar het paleis voert. Zoals in grijze oudheid de vorst van Soenda Kalapa van zijn schoon zoon eiste dat deze te voet het paleis zou naderen, zo ook voldeed de jonge bruidegom (Boesje Sjafrudin) aan die voorwaarde. Statig en langzaam schreed de bruids stoet onder een gouden pajoeng, de bruid steunend op de arm van de brui degom, in kleine afgemeten stappen in de richting van de paleispoort tot aan een punt waar twee krijgslieden met hun lansen kruiselings de weg versperren en op het teken van de paleiswacht wachten om aan de bruids stoet en gevolg doortocht te verlenen. Na het gedreun van drie zware gong slagen verstilt het geroezemoes van het aanwezige volk dat getuige wil zijn van deze heugelijke gebeurtenis. Uit de paleispoort nadert een afgezant van de vorst van Soenda Kalapa met twee adjudanten om het bruidspaar, in het bijzonder de bruidegom, te verwelko men. Op korte afstand van de afgezant lopen achter hem zes meisjes, gekleed in met goud omzoomde zwarte-fluwe- len kabaja's en lichtgekleurde sarongs allemaal met dezelfde groene batik motieven, hun haarwrong versierd met witte bloemen. In twee rijen ieder aan de zijkant van de weg, dragen zij op schouderhoogte in hun linkerhand een koperen kom met melatibloemen. Het zijn meisjes die tot de hofhouding van de bruid behoren. Hun gezicht ver raadt de ernst waarmee ze hun taak volbrengen. En als de gamelan het welkomstlied speelt, lopen ze fier en gracieus zigzag van de ene naar de andere kant van de weg totdat zij de bruidsstoet zijn genaderd. Nu vormen zij twee evenwijdige rijen, het gezicht gekeerd naar het bruidspaar lopen ze in gelijke tred achterwaarts en daarbij voortdurend melatibloemen voor de voeten van het bruidspaar uitstrooiend. Eindelijk plooit een lieve glimlach hun ernstige gezicht. Vlak achter het bruidspaar, dat nu de paleispoort nadert, lopen in twee rijen 22 meisjes, allemaal uniform gekleed, die de bruidschat van de bruidegom voor zijn bruid dragen, overeenkomstig de eis van de vorst van Soenda Kalapa. Wie zou niet onder de indruk komen van dit machtige en bonte schouwspel van pracht en praal, een vrijwel natuur getrouwe uitbeelding van wat eens realiteit was en nu geschiedenis is ge worden van het vroeger zo machtige rijk van Pasoendan. Hoe gracieus en trots lopen deze 22 bruidsmeisjes van Parahijangan in hun uniforme kleurige nationale dracht: donkergroene zijden kabaja's waar over een oranje slendang en donker gekleurde sarongs met opvallende lichte batikmotieven en witte bloemen in hun haarwrong. Terwijl deze veelkleurige stoet zich langzaam voortbeweegt en op het punt staat de paleispoort te passeren, zwijgt plotseling de gamelan. Weer klinken drie doffe gongslagen die een gevraag de stilte aankondigen. Een stilte die even wordt verbroken door een jenge lend kind dat driftig rukt aan een ont blote reeds gedraineerde borst van zijn moeder, die op barse wijze door een schildwacht wordt weggestuurd. Twee vragende ogen staren mij aan, misschien uit angst dat haar straks een lekkere hap als kruimels van een rijke dis zal ontgaan. Nu zal aan de laatste eis van de po. tentaat van Soenda Kalapa moeten worden voldaan: de gelofte van de moeder van de bruidegom ten aan- schouwe van het volk dat zij bereid is om voorgoed afstand te doen van haar zoon. Aandoenlijk laten de eerste tonen van een soeling zich horen, dan klinkt in de verte in een zeer sentimentele melodie de gezongen bede van een vrouw die zich tot Allah richt om te danken voor het geluk dat haar ge schonken is om getuige te kunnen zijn van het huwelijk van haar zoon, waar bij zij volledig afstand doet van haar kind terwille van het heil voor beide rijken Parahijangan en Kalapa Soenda. Dit gezongen gebed eindigt zij met een bede om bescherming voor het jonge echtpaar. Als de laatste tonen van de soeling zijn verzonken in een indrukwekkende stilte, zingt een man namens de vader van de bruid, begeleid door een ketja- pi, zijn antwoord aan de moeder van de bruidegom. In dit gezang prijst hij het beleid van de vorst van Parahijan gan om dit huwelijk mogelijk te maken. Voorts bezingt hij de talenten van zijn schoonzoon als krijgsman die hij nu aanvaard heeft als zijn eigen kind en (lees verder volgende pagina) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 13