UIT MALANG'S VERLEDEN De hoogvlakte van Malang werd blijkbaar van de vroegste tijden af als woonplaats door de mensen uitverkoren. Voor kort toch werden in de nabijheid van onze stad tien tallen stenen werktuigen zoals messen, bijlen, hamers, speer- en lanspunten gevonden, die er op wijzen, dat reeds in de verre oudheid in het Malangse een bevolking woonde, die de verschillende stadia van het stenen tijdperk doorliep. Zeer interessant was de vondst, kortgeleden in Noord Ma- lang gedaan, waar men de overblijfselen vond van een "centrale slijperij", namelijk een grote steen, die nog de diepe groeven vertoonde van de stenen werktuigen, die daarop geslepen werden. Ook fragmenten van bijlen, speer punten e.d. werden daar aangetroffen. De gedane vondsten schijnen te wijzen op een periode, welke 3.000 5.000 jaren achter ons ligt. Deze interessante overblijfselen uit Malangs grijs verleden zijn thans ondergebracht in het Regentschap Museum hier te stede. Dat de eenmaal door de prae-historische Malanger gekozen woonplaats ook verder geoccupeerd werd, kan duidelijk blijken uit de bouwwerken en andere ruïnes, die terugvoeren tot de eerste eeuwen van onze jaartelling. Zo schijnt het stelsel van onderaardse gangen, dat zich bij Dinoyo, iets ten Noord-Westen van Malang bevindt, te da teren uit de 6e of 7e eeuw na Christus. De opgravingen, hier gedaan, wijzen er op dat de Malanger uit die dagen reeds op een hoge trap van beschaving stond en het is ten zeerste te betreuren, dat de Oudheidkundige Dienst de fondsen mist om in deze streken een systematisch onder zoek in te stellen. Talrijke overblijfselen van tempels, badplaatsen en andere bouwwerken, daterend uit omstreeks het jaar 1.000 na Christus, wijzen er op dat de landstreek Malang toen reeds een volkrijk en welvarend ressort was. De vruchtbare bo dem, die de Malangse hoogvlakte ook thans nog heeft, zal daar uiteraard niet vreemd aan zijn geweest. Stenen wachter uit de tijd van het Rijk van Singosari in de buurt van Malang. (Foto: R. L. Mellema) Malang was in die tijd een onderdeel van het machtige Hindurijk Singosari, waarvan de zetel gevestigd was in het tegenwoordige plaatsje van dezelfde naam, op de weg van Malang naar Surabaya. Toen omstreeks het eind der 15e eeuw - het juiste jaartal is niet bekend - het oude en uitgestrekte Hindurijk Mojopa- hit door de Mohammedanen werd ver overd, week de patih, die het geloof van zijn vaderen niet wenste te ver zaken, naar het Malangse uit. Hier ves tigde hij een nieuwe en onafhankelijke Hindustaat, die weldra door de nijver heid der bevolking en de rijkdom van de bodem tot grote bloei kwam. Dat het volk zich tegenover de Mo hammedaanse tegenstanders niet vei lig gevoelde kan wel daaruit blijken, dat er om het gehele rijk heen een stevige muur werd gebouwd. Deze ving aan bij het Zuiderstrand, liep over de top van de berg Kawi naar de desa Porrong en vervolgens Oostwaarts naar het Tenggergebergte. Van hier werd dit antieke bolwerk door de Zand zee over de Semeru tot aan het Zuider strand voortgezet. Een Malangse "Chinese muur" aldus, met versterkte plaatsen op strategische punten, welk enorme bouwwerk on miskenbaar wijst op de toenmalige macht van het Malangse Hindurijk. Tal van overblijfselen van dit grote en grootse werk zijn thans nog te vinden Reeds in die ver achter ons liggende tijden bevond de hoofdstad van het rijk zich ter plaatse, waar men thans onze fraaie, moderne stad vindt. Op het te genwoordige Kota Bedah, in een bocht van de Brantas, treft men nu nog de resten van een vesting aan, die het centrum van de stad beschermd schijnt te hebben. In de rotsen van de rechter Brantasoever zijn nu nog de overblijf selen te zien van een verblijf van mon niken of kluizenaars. De Mohammedaanse heersers bleven niet blind voor het gevaar, dat er uit ging van het zich snel in kracht ont wikkelende Hindurijk. Met een grote overmacht deden zij omstreeks 1450 een inval, het gelukte hun de hoofd stad Kota Bedah te veroveren en voor het Mohammedanisme te winnen. Zo heel eenvoudig ging dit echter niet. Herhaaldelijk toch trachtte de in wezen nog Hindoese bevolking het juk der Mohammedanen af te schudden en keer op keer moesten legermachten worden uitgezonden, om het nieuwe gezag te handhaven. Het vroegere welvarende Malang raakte daardoor steeds meer in verval; de bevolking week naar an dere streken uit en de eertijds zo wel varende dicht bevolkte hoogvlakte be gon weer het karakter van een woest berglandschap aan te nemen, waar de woekerplanten zich meester maakten van hetgeen de Mohammedanen van de eertijds zo fraaie Hindumonumenten hadden overgelaten. Ruim twee eeuwen bleef dit zo, tot in het begin van de 18e eeuw de zonen van Soerapati, die Pasuruan en omstreken beheerste, zich 'in het verlaten bergland vestigden en daar een onafhankelijk rijk stichtten. De vorst van Mataram, die zijn gebied in Oostelijke richting wenste uit te brei den, zond enige expedities uit, om de bevolking te dwingen zijn souvereini- teit te erkennen. Hij stuitte daarbij op een dusdanig verzet, dat hij de zo weer barstige streek "het land der dwars drijvers" noemde. Hieraan zou Malang wat "dwars" betekent, zijn naam te danken hebben. Malang's verleden, dat wij hierboven in korte trekken schetsten, is enigszins in zijn stadswapen weergegeven. Wij zien daarin de "leeuw" van Singosari - het rijk waaruit het eerste, historische Malang voortsproot, zoals wij reeds schreven. "Singo" betekent "leeuw" en "sari" duidt aan "sterk" of "bloei end'. Vandaar het voorkomen van de leeuw en de bloem in het wapen van Malang. Ook de wapenspreuk heeft betrekking op Malang's verleden. Zij luidt "Malang nominor sursum movoer" of "Malang (dwars) is mijn naam en opwaarts mijn streven". Wij schreven hierboven dat de vorst van Mataram herhaaldelijk expedities moest uitzenden, om de "dwarsdrijvers" in deze streken te dwingen zijn opper heerschappij te erkennen. Deze poten taat toch was gebieder van de tegen woordige landstreek Ngantang en pro- 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 12