KATJANG IDJO LIMA SEN EEN VERVOLG i.sïsyHff Veel ambitie om iets van de japanse taal te leren heb ik nooit gehad. Ook niet toen ik daartoe de gelegenheid had gedurende de drie en een half jaar die ik als onvrijwillig kostganger van het japanse leger achter de kawat doorbracht. Ik vermeed het zorgvuldig om tijdens appèl op de eerste rij te gaan staan, want dat eerste gelid moest in het Japans kunnen tellen. Ik verborg me dus in de tweede of derde rij om daar te wachten tot het ichi-ni-sanen dan si, geloof ik, uit het eerste gelid klonk. Verder dan drie tellen kon ik niet. Toen ik die avond werd aangewezen om bij de keukens van het Xe bat. te Batavia een paar uurtjes als kamp wacht te gaan staan schrok ik wel, omdat de man die me de wacht had toegewezen me probeerde een paar japanse zinnetjes te leren, die ik uit het hoofd moest kennen, zo zei hij. Dat lukte echter niet zo best. Na een paar vergeefse pogingen gaf hij het op en zei: "Zeg maar: Katjang idjo lima sen, als er een Jap komt, da's ook wel goed". "Katjang idjo lima sen", herhaalde ik een paar maal bij mijzelf. Toen voelde ik me wel sterk genoeg om de wacht bij de keuken te betrekken. Het was een donkere nacht, zodat de beruchte en maanzieke Sonei, die in maanver- lichte nachten placht te dansen, zulks met alle kwalijke gevolgen voor zijn waardeloze kostgangers, deze nacht wel op één oor zou liggen. TjelakaHet zat me niet mee die nacht, hoor! Want plotseling zag ik een glimmend rood puntje oplichten in de keuken. Even daarna was het glimmen de puntje een oranje-rood vlammetje geworden. "Ze hebben het keukenvuur niet goed gedoofd", ging het door me heen. Een half verbrand stuk hout was zeker weer gaan vlammen. Toen de vlamme tjes groter en geel werden besefte ik dat ik als kampwacht wat moest doen. Ik maakte me op om naar de japanse wacht te lopen om ze te waarschuwen. Maar het hoefde al niet meer. Want in de duisternis hoorde ik sloffende stap pen. Er dook een schaduw op en toen die dichtbij genoeg was zag ik dat de schaduw Japans was. Mijn lijf verstram de en ik brulde: "Katjang idjo lima sen I" Het effect was anders dan ik verwacht te. De Japanse schaduw begon een reeks onbegrepen klanken uit te bra ken. Uit die, voor mij althans, onge articuleerde geluiden ving ik een paar maal het woord 'bageero' op. Maar ook de andere klanken klonken hoogst onvriendelijk en angstaanjagend in de oren. De Jap wees driftig met zijn uit gestrekte arm naar de dansende gele vlammetjes. En met die zelfde arm ver kocht hij me een vier om de oren. Met zijn andere vuist gaf hij me een harde stomp op mijn neus. Zodat het me duizelde. Toen vond de Jap klaarblijke lijk de vlammen van meer belang dan de slungelige kampwacht, want hij spurtte weg in de richting van de keu ken. Een ogenblik later hoorde ik em mers rammelen. Weldra was met een paar putsen water het vuur gedoofd. Ik wachtte gelaten of de Jap terug zou komen om mij een verdere behande ling te geven. Maar hij had er zeker genoeg van. In de weldaad van de te ruggekeerde duisternis kon ik verder gaan met mijn kampwacht en met mijn steeds weer terugkerende verbazing: Wat was er toch verkeerd gegaan met mijn Katjang idjo lima sen De volgende morgen kon ik de man die me de wacht had aangezegd het relaas doen van wat de katjang idjo lima sen had opgeleverd. Hij lachte niet eens. Ook niet toen ik hem op mijn pijnlijk gezwollen neus wees. "DanJ< je de duivel", zei hij, "Je zei katjang idjo lima sen tegen die Jap; dat betekent: Er is niets aan de hand En dat terwijl de keuken in brand stond" Je moet de dingen altijd van twee kan ten bekijken, vind ik. Zodat ik het van de kant van de Jap wel kon begrijpen dat ie het maar steeds over een 'be- geero' had. Ze zeggen dat katjang idjo voJ goede dingen zit, vitamientjes en zo. Dat kan wel waar zijn, hoor, maar lekker vind ik katjang idjo niet. En dat is zo gebleven tot op heden ten dage. CARL ROGGEN jl m 1 nn 1 DE REDDINGSBOOT Het drama van het s.s. "Rooseboom" door Walter Gibson, voorzien van commentaar van C. van Heekeren. Een sensationeel en aangrijpend ver slag van de torpedering van het K.P.M. schip de "Rooseboom", dat op 1 maart 1942 op de Indische Oceaan door de Japanners tot zinken werd gebracht, op weg naar Ceylon met 500 evacuees, onder wie 250 britse militairen. Op de enige be schikbare reddingsboot trachtten zich 135 passagiers te redden, van wie er een groot aantal verdronk. Na een tocht van 1500 km, afgelegd in ruim vier weken, spoelden tenslotte vier uitgeputte overlevenden aan op een van de Mentawai-eilanden, ten wes ten van Sumatra. De auteur van het boek, sergeant Walter Gibson, die naar hij meende de enige overleven de van de ramp was, publiceerde zijn relaas hierover in 1954. Prijs f 22,50, porto f 2,30 BOEKHANDEL MOESSON Wisma DGI (Guest House Raad van Kerken in Indonesia) Jl. Teuku Umar 17, Jakarta Pusat, tel. 342896. U bevindt zich in het centrum van de stad en in een "family" sfeer. Mijn in maart 1984 overleden broer D. H. Volz heeft in 1945 deze tekening gemaakt van het Landsopvoedingsgesticht Bandoeng. Mede-krijgsgevangenen die tegen kostprijs in het bezit willen komen van een reproduktie in kleur (op elk gewenst formaat) kunnen contact opnemen met: Ir. R. F. VOLZ, Hoog Hoefloo 32, 1251 ED LAREN, telefoon 02153-8 35 68. 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 5