NEDERLANDS - INDIË Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 11a - Prof. L. de Jong (slotbeschouwing) Deze derde en voorlopige laatste beschouwing over het boek van prof. L. de Jong Nederlands-lndië gaat hoofdzakelijk over de periode van de oorlogshan delingen, die plaatsvonden tussen 7 december 1941 (Pearl Harbour) en 8 maart 1942 (Kalidjati). Wij zijn van oordeel, dat De Jong een boeiend, indringend en vooral duidelijk verslag heeft geschreven van die ongelijke strijd tussen Ned.- Indië en haar bondgenoten enerzijds en "Dai-Nippon" anderzijds. De Jong accen tueert met klem, dat Ned.-lndië van meet af aan veruit de mindere was qua militaire kracht van het zo fel aanvallende Japan. Hij stelt echter ook, dat deze opvatting, zeker niet in het begin van de vijandelijkheden, gedeeld werd door het overgrote deel van de nederlandse (indische) burgersIntegendeel, allerlei fabeltjes deden de ronde, dat die kleine gele kereltjes met kromme benen geen partij zouden zijn voor de bondgenootschappelijke strijdkrachten, die immers ge leid werden met het in zuid-oost azië spreekwoordelijke superieure europese vernuft Vice-admiraal Helfrich neemt afscheid van een groep Nederlands-Indische jongeren, die eind 1941 naar Engeland vertrekken, om daar de Marine Luchtvaartdienst te versterken en van wie velen zouden worden afgeschoten. Het japanse overwicht Al gauw - aldus De Jong - bleek ech ter het moordende overwicht van de japanse militaire macht, in het bijzon der van de japanse vliegtuigen. Tegen over de technisch zo hoogwaardige Navy-O-fighter van de Mitsubishi fa brieken konden voorhands geen en- gelse/amerikaanse jagers worden in gezet van gelijke sterkteAl heel vlug waren dan ook de fabeltjes uit de wereld, dat japanse piloten nooit zo goed konden zijn als de geallieerde vliegers. Het misschien wel eeuwen lange gekoesterde superioriteitsgevoel van "the white man" in het algemeen en in Ned.-lndië de toean blanda in het bijzonder werd in drie maanden uit een gerafeld en zonder pardon in de grond gestampt. Zoals wij reeds eerder schreven re- 20 sulteerde het voortdurend "verliezen" tegen "Djepan" in een plotseling ont stellend gezichtsverlies voor de (in dische) Nederlanders, wat door velen toch wel als een geestelijke technische "knock-out" ervaren werd. Ook het zo lang erkende en aanvaarde tradi tionele gezag van de "Kompeni" ging voor een groot gedeelte van de in heemse bevolking voorgoed de mist in. De Jong gaat uitvoerig in op dit westerse superioriteitsbesef tegen over de aziaten, wat vooral vóór Pearl- Harbour hier en daar de oorzaak was van een volslagen gebrek aan reali teitszin De eerste mokerslag op de maliën kolder van westerse verhevenheid kwam direkt in het allereerste begin van de oorlog als de machtige oorlogs bodems HMS Prince of Wales en HMS Repulse, symbolen van de engel se marine en "het Engeland beheerst de zee" in een zeer efficiente en kor daat uitgevoerde actie in korte tijd door Japan van uit de lucht tot zinken worden gebrachtVice admiraal Sir Tom Phillips ging met het schip waarop hij zijn vlag voerde ten onder. Wanneer wij dan op 7 december 1941 De Jong op de voet volgen en Ned.- lndië militair in kaart brengen is de gewapende macht maar een verdrie tige zaak. De hoogmogende heren in Den Haag hebben jaren lang een "schraalhans is keukenmeester" poli tiek gevoerd ten opzichte van de de fensie in de oost. Deze houding werd nog eens geaccentueerd door het "geen man en geen cent" en het ge broken geweertje van de socialisten. Een kleen hoopken Dat deel van de Koninklijke Marine, waar vice-admiraal Helfrich het bevel over voerde in '41 was dan ook be hoorlijk verouderd en kon verder niet beter gekwalificeerd worden dan als een kleen hoopken", waarbij wij graag De Jong citeren in zijn oordeel, dat de onderzeedienst en de Marinelucht vaartdienst beschikten over hoogwaar dig materieel, waarmee terdege ge oefend was Helaas was het aantal onderzeeboten (7 oude en 8 nieuwe) tegenover die grote japanse marine wel erg kleinterwijl de vliegboten van de marineluchtvaartdienst, hoewel door de bemanningen gevlogen met moed en bekwaamheid, qua aantallen ver in de minderheid waren vergeleken met wat Japan in de lucht kon brengen! Toch was de KM, ondanks alle tekort komingen, voor de japanse marine (de Kaigun) een geduchte tegenstander en werd ook als zodanig beschouwd. Op onze vloot wist men al gauw, dat de japanse artillerie- en torpedo-officieren, niet alleen hun vak verstonden, maar dat de japanse torpedo's van hoge kwaliteit waren, ja beter zelfs dan de onze, terwijl hun scheepsgeschut er ook in alle opzichten mocht wezen. Overigens moet menig marineofficier, als hij van oorlogswacht kwam, in die tijd gedacht hebben 't is nog niet eens zo gek lang geleden, dat Neder land meehielp aan de opbouw van de japanse maritieme "Know how" De luchtmacht - "toujours l'audace" Ook de militaire luchtmacht (Knil) was met haar verouderde jagers I en o.a. te licht bewapende bommenwerpers te zwak - ook in aantallen - om met voldoende succes tegen de japanse zero's en Betty's te kunnen blijven ageren. Overigens had dit wapen wel een heel eigen gezicht. De esprit de

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 20