Klapper-olie voor Kesilir visshop "De Passage" Japan had gewonnen. Krijgs- en burgergevangenen zaten opgesloten in kampen en gevangenissen. De bezetters waren bezig stadsgedeelten met gedek en prik keldraad te omrasteren, om daar de totok-vrouwen in op te bergen. Voor eigen veiligheid, heette het, om ze te beschermen tegen de haat van de inheemse be volking. Voor die veiligheid hadden ook alle Indische vrouwen alvast 80, moeten betalen. En als persoonsbewijs was daar de blauwe kaart voor uitgereikt, waar men zich nog vrij op mocht bewegen. In eigen residentie, zo luidden ten minste de bepalingen op Probolinggo, waar wij, de kinderen en ik ingeschreven stonden. Bermé, waar wij ons buitenhuis hadden, ressorteerde onder Probolinggo en lag hoog in de bergen zonder openbaar vervoer. We waren aangewezen op de eigen wagen. Op een kwade dag werd die gevorderd. Ik moest hem bij de politie op Probolinggo afleveren, zo'n vijftig kilometer de helling af. Mijn ouders, allebei over de zeventig, hadden me al 's dringend verzocht ons bij hen te voegen op het kleine familie bezit, een klapperonderneming in de buurt van Banjoewangi. Ik weifelde en twijfelde. Zou het voor de oudjes niet te veel worden, wij met ons zessen? Mijn drie zusters en een schoonzuster zouden zich eveneens op Meneng koempoelen met de zes kinderen die zij samen hadden. In een lange brief die ons door een vertrouw de Javaanse "koerier" was gebracht, schreef vader: "Met ons allen zullen we van de opbrengst van de klappers kunnen leven. De wedono (districts hoofd) heeft ons verzekerd dat wij als ouden van dagen op onze plek wel zullen mogen blijven." De optimist Het gemis van de auto deed de weeg schaal overhellen naar Meneng. We vulden een paar rugzakken met voor ieder een paar verschoningen, een handdoek en een tandenborstel en trok ken de deur achter ons dicht. Ik reed de bergweg af en liet op Probolinggo de auto bij de politie achter. Hoewel we de residentie zouden ver laten, liet ik ons niet uitschrijven en ik was ook niet van plan me op Banjoe wangi bij de autoriteiten te melden. Dat gaf maar rompslomp in geval we na enkele dagen misschien alweer te rug zouden reizen. De engeltjes zouden ons niet in de steek laten, ook als we niet bleven bij oma en opa en het grootste gedeelte van de bergweg te voet zouden moeten afleggen. Dan was het toch fijn geweest een paar dagen weer met en bij elkaar geweest te zijn. Zoveel ontmoetten wij, de zus ters en ik, elkaar niet. We woonden ver uit mekaar en de afstandden in Indië waren groot. Wij gingen niet weg; wij bleven op Meneng waar het lekker rustig was. Zo ver uit de stad was er geen Jap te bekennen. Uit het kamp Kesilir - had ik me laten vertellen - waren ontsnappingen uitge sloten. Met man en macht waren de Jappen bezig het klaar te maken voor massale bewoning. Reeds waren er mannen uit het Banjoewangische re gelrecht naar toe gebracht en daar was mijn zwager Ab Knegt ook bij. Hoe het Lily, mijn oudste zuster ter ore was gekomen, weet ik niet. Misschien had de wind het haar wel in het oor geritseld. Op een dag zei ze: "Ik ga naar Kesilir, Ab mag bezoek ontvan gen". Ze pakte de fiets, reed naar de stad en nam een spoorkaartje naar Rogodjampi. Fiets mee, want ze moest verder, naar Bentjoeloek een gehuchtje in die contreien. Daar woonde één Europese familie, het oudere echtpaar Stock, Daar kreeg ze onderdak. Met nog een paar andere vrouwen die blijkbaar eveneens wisten van de mogelijkheid tot bezoek aan het kamp. Summier was er dus toch ruchtbaarheid aan gegeven. De ver dere reis naar Kelisir zou met dogkar geschieden. Die waren besteld voor vier uur in de morgen, dan zouden ze moeten vertrekken. Een rit van vele uren over een abominabele desa-weg. Al heel gauw raakte het kamp helemaal bemand. Grote transporten geïnter neerden kwamen uit alle delen van Java. Fluisteringen van de wind gaan nog sneller dan het licht. Bovendien blies de Jap, toen het kamp eenmaal vol was, hoog van de toren over de nobelheid van hun Tenno Heika, die de geïnterneerden toch maar gelegen heid bood hun familie eens in de maand te ontvangen. Al op de tweede bezoek dag braakte de trein op Rogodjampi Nu voor al uw rijsttafelartikelen naar Altijd verse tahoe en tempeh en gratis recepten; deskundige voor lichting. Tiende Passage Lange Tiendeweg 68, Gouda een stroom vrouwen uit, die op Ben tjoeloek onderdak moest zien te krij gen. Bij de fam. Stock raakte het mud vol. De bevolking toonde zich goed gezind en een vriendelijke Chinees sloeg de deur van een schuur bij zijn rijstpellerij wagenwijd voor ze open. Ook de loerah, het desa-hoofd gaf alle medewerking, o.a. bij het optrommelen van dogkars voor de massale tocht in de vroege morgen naar Kesilir. Maar, vertelds Lily, er waren toch nog vrou wen die de nacht onder de blote hemel hadden moeten doorbrengen. "Kom op Greet", stelde ik voor, "wij zitten hier maar te niksen, laten wij proberen daar wat aan te doen. Die vrouwen moeten ook ondergebracht worden en natuurlijk komen er de vol gende keer nog veel meer. We span nen die vriendelijke loerah voor ons karretje. De volgende dag, met de fietsen op de trein naar Rogodjampi. Een paar uur later werden we door de loerah pret tig ontvangen. De man had alle begrip voor de moeilijkheden van de blanda's. In die begintijd had het eenvoudige volk zich nog niet tegen ons gekeerd. Het ongelofelijke gebeurde. Hij wist te bewerkstelligen dat twee naast elkaar staande ruime woningen door de be woners werden verlaten en aan ons verhuurd werden voor een tientje per huis per maand. De loerah beloofde er voor te zorgen dat in alle vertrek ken van muur tot muur baleh baleh's werden aangebracht van bamboe, waar op de vrouwen zich zij aan zij zouden kunnen neerleggen. Boven een kleine kali die er achter stroomde, zou hij vlondertjes laten aanbrengen voor w.c.'s, afgeschoten met gedek. Baden en wassen moesten de vrouwen zich maar aan de put. Aan de achterkant van de huizen zou hij emperans laten maken van bamboe, afdaken met atap overdekt, waaronder gekookt zou worden op vuurpotten van klei en bakstenen. Er moest veel eten klaar gemaakt kunnen worden. En voor brandstof werd ook gezorgd. Hij beloofde dat binnen tien dagen al les klaar zou zijn. En het was klaar. De aangestampte vloeren waren schoon aangeveegd en het rook lekker naar vers gekapte bamboe van de slaap banken. Puur natuur. Wij kochten pandan matten op de pa sar en kussens van bagor, een soort raffia-weefsel, gevuld met stro. Hon derd van elk voor een kwartje het stuk. Ik weet het nog zo goed omdat dat eenmaal dingen zijn die je nooit vergeet. We rekenden uit dat de vrouwen niet meer hoefden te betalen dan een gul den per persoon per dag. Inclusief de maaltijden die natuurlijk wel erg sober zouden zijn. Nasi petjil of nasi sajoer met iets er bij van sroendeng en ge bakken tempeh en ketan voor ontbijt of gestoomde ketella's, koffie of thee. En thuis begonnen we al grote hoe veelheden sroendeng te maken en sambel-goreng kering van tempeh. In gesloten bussen bleef dat houdbaar. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 10