Open brief aan mijn vrouw MATHILDE Mijn reddende (droom) engel Mathilde van Kempen in 1948 en Mathilde Ponder-van Kempen (inzet) in 1984. Toen ik jou in 1946 voor het eerst in Semarang zag, was je net uit het binnenland, uit het interneringskamp Langsé nabij Pati. De kampontberingen waren nog op je jonge gezicht te zien. Je was een verlegen, haast schuw bak visje. Eind 1948 trouwden wij. Onze familie, inclusief je ouders en mijn moeder (weduwe) en nagenoeg alle kennissen, gaven het 'oorlogshuwelijk' met zo'n kindvrouwtje geen lang be staan. Wat voor mij, als 9 jaar oudere part ner, de doorslaggevende factor was, was je ernstige vastberadenheid om bij mij in het toen nog onzekere en on veilige Indonesië te blijven, in plaats van met je ouders en zusters mee te gaan naar het veilige Holland met alle comfort, die een gepensioneerd Prak tijk Ingenieur zijn dochter kon geven. Ik moest nog aan mijn burgercarrière beginnen, ik had immers bijna acht jaar van mijn beste jaren van het leven mijn dienstplicht vervuld. Ik had jou in 1948 nog niets te bieden dan mijn op rechte liefde en een klein inkomen, waarvan een vijfde deel aan studiekos ten moest worden besteed. Je offer vaardigheid was geweldig. Jij mopper de niet als ik voor mijn studie en later voor de dienst slechts drie a vier maan den per jaar thuis was. Na die moei lijke jaren van mijn gelukkig succes volle studie, was jij het, die in mijn ogen, geslaagd was. Het kindvrouwtje was gegroeid tot een zelfstandige levensbewuste, jonge vrouw. Ik zou jou de volgende cijfers gegeven hebben: een 10 voor de "vakken" im proviseren, kokerellen, kinderverzor ging en huwelijkstrouw, een 8 voor puzzelen en bridgen. En wat die ande re "vakken" betreft, dat blijft dienst- geheim. Ook alle hulde voor de wijze waarop jij mijn invaliditeit met vooral de nare financiële gevolgen daarvan, hebt op gevangen. Het spijt mij in het bijzon der voor jou, dat deze tegenslag moest plaats vinden. In Nederland schonk jij mij nog een zoon. een nakomer in ons gelukkig huwelijk. Wij zijn nu ruim 36 jaar ge trouwd en wij hebben 5 tjoetjoeks. Ik ben ervan overtuigd, dat onze reeds lang overleden ouders en ook onze kinderen, net als ik, trots op jou zijn. Dat kindvrouwtje trouwen Hoe durft ze Steeds je liefhebbende NONO Als mannen uit elkaar gaan, zeggen ze "Tot weerziens", als vrouwen uit elkaar gaan, blijven ze nog een hele tijd staan praten - Fliegende Blatter Het was 15 juli 1944 in een krijgsge vangenkamp ergens in de jungle van Siam (Thailand). Ik lag in het kamp- lazeret met zwartwaterkoorts (zo ge noemd vanwege de donkergekleurde urine). De behandelende kamparts, de Marine-dokter Brouwer, zag mijn ge nezing door gebrek aan medicijnen (kinine) niet meer zitten. Die nacht had ik een heel vreemde en angstige droom. Ik droomde dat mijn hoofd zo maar van mijn lichaam viel en over de grond rolde de barak uit. Ik mijn hoofd achterna dat over het kampterrein rol de en vlak voor het bos een put in ging. Ik sprong eveneens de donkere haast eindeloze put in en zweefde de diepte in tot ik vrij zacht op de mod derige bodem terecht kwam. Daar zag ik mijn hoofd nog net in een tunnel verdwijnen. De tunnel was niet heel erg lang, want in de verte kon ik het daglicht zien. Natuurlijk rende ik mijn hoofd na, want in mijn onderbewustzijn voelde ik, dat ik het hoofd terug moest hebben om te kunnen genezen. Toen ik aan het einde van de tunnel kwam en even stil stond om te kijken, waar mijn hoofd was gebleven, zag ik op enkele me ters van mij af, een aardig uitziende jonge Indische vrouw met warempel mijn hoofd in haar handen. Ik herkende haar niet meteen. Zij kwam op mij toe en zei: Frans, hier is je hoofd en ga gauw terug, want in het kamp zoeken ze jou". Met een schreeuw schrok ik wakker en voelde dat iemand mij in de armen droeg. Die man was de korporaal marine-verpleger Borsje, die mij aan het eind van de barak in de modder zag kruipen. In mijn ijlkoortsen was ik kennelijk van mijn tempatje gerold. Twee maanden later was ik nagenoeg genezen en moest wegens mijn zwakte, weer leren lopen. De droomengel die mijn hoofd teruggaf, was een jeugd vriendin uit Cheribon. Zij heet Lieke Timmer en woonde omstreeks 1939 aan de Kalibaroe-Zuid te Cheribon. Haar oudere zuster was Jotie en haar jonge re broers waren Herman en Noppie. Haar beste vriendin was Ilse van Geuns. Wie weet waar Lieke, die nu ongeveer 58 jaar oud moet zijn, nu woont.? Hoewel ik sedert december 1948 met een andere engel gelukkig getrouwd ben (en reeds 5 tjoetjoeks heb), zou ik toch gaarne die reddende Droomengel terug willen zien. FRANS J. (NONO) PONDER Amsterdam, tel.020 - 33 04 87 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 5