DE LAATSTE GENERAAL VAN BONE mtSSM 1--4 i Foto links: het residentshuis in Makassar, in de linker- en rechtervleugel waren kantoren. Foto rechts: Ujung Pandang, 1975. Voor de Wisma van het ministerie van P. dan K. (Onderwijs en Cultuur) v.l.n.r.: Mohamad Kasim Yahya, schrijver op mijn kantoor tot 1942, H. J. Koerts, en Semun, een van de twee chauffeurs van onze landrover. 1905-1945-1975 door Mr. H. J. KOERTS "De laatste generaal" is, zoals de lezers weten, de titel van het eerste boek van H. J. Friedericy, in 1947 verschenen, in 1984 herdrukt als onderdeel van het "Verzameld Werk". Friedericy geldt terecht als een van de grootste van de indische schrijvers. Hij was bovendien een zeer goed kenner van zuid-Celebes, al kende hij, tijdens zijn "eerste étappe", geen boeginees of makassaars. Op zuid-Celebes bestaat ook veel belangstelling voor zijn werk. Boeginese vrienden spraken mij er wel eens over en daarbij kwam een vraag aan de orde die men in Nederland, terecht overigens, niet zo gauw zal stellen: is de weergave van de gebeurtenissen van 1905, die uitliepen op de onderwerping van Bone, historisch juist? Mijn vrienden zeiden van niet. Onder hen was nu wijlen La Side daeng Tapala, schrijver van historische werken over zuid-Celebes. Volgens hem had Friedericy zijn gegevens van een zekere Arung Labuaja (een adatgemeenschap in Bone), die zelf "de laatste generaal" zou zijn geweest. Men moet niet vergeten dat toen Friedericy in 1922 in Watampone aankwam, de "laatste generaal" die volgens het boek "in het begin van de twintigste eeuw dertig jaar oud was", pas vijftig was. Maar de titel generaal kwam in Bone niet voor. In 1905 was de commandant van het Bonesche leger de Punggawa, de kroonprins, de zoon van de Arumpone. Die wordt in het boek voorgesteld als een nauwelijks volwassen knaap, maar hij was al getrouwd en had een zoon, Andi Pabenteng, die de laatste Arumpone van de hollandse tijd zou worden. De Punggawa voerde het bevel in de laatste veldslag van 1905, waarin hij sneuvelde. De gebeurtenissen van 1905 gingen op een onverwachte manier voor mij leven op de avond van 23 mei 1975. Vijf en twintig jaar na ons vertrek waren mijn vrouw en ik teruggekeerd naar zuid- Celebes. Ik werd niet begroet als ex- onderdrukker maar verwelkomd als oude vriend en wel door mensen die in 1945 onze tegenstanders waren. Daaronder was in de eerste plaats Andi Pangerang Petta Rani, zoon van de laatste vorst van Bone, Andi Map- panyuki (zie over deze Friedericy's "De eerste etappe" in het verzameld werk blz. 357). Hij was in 1905 kroon prins van Gowa. Toen was hij een fel tegenstander van "De Kompenie" en hij was dat opnieuw in 1945, als vorst van Bone. Gedurende de korte periode dat wij nog weer de macht hadden, werden hij en zijn zoon Andi Pangerang verbannen, Andi Pa benteng werd Arumpone, tot 1950. 10 Toen kwam Mappanyuki terug, totdat in 1957 alle zelfbesturende rijkjes wer den afgeschaft. Andi Pangerang is nooit Arumpone geweest maar hij werd wel Gouverneur van zuid-Celebes van 1956 tot 1960. Nu, in 1975, was hij nog altijd de "grand old man", die in alles werd geraadpleegd. Voor hem moet het een verrassing zijn geweest dat er vijf en twintig jaar nadat Indonesia merdeka was geworden, nog weer een "petoro", een bestuursambtenaar, kwam opdagen. Hij ontving mij enige malen in zijn huis in Jongaya, waardig maar toch hartelijk. Hij zei vriendelijke dingen: "Kenang kenangan yang indah saja" (Ik heb al leen goede herinneringen) en in het Nederlands: "Alles wat wij weten heb ben we van de Nederlanders geleerd". Hij maakte ons eerste bezoek aan zuid- Celebes, na zoveel jaren, tot een on vergetelijke gebeurtenis. Mijn vrouw en ik mochten niet in een hotel blij ven, we werden ondergebracht in de 'Wisma" van het ministerie P. dan K. (Onderwijs en Cultuur). Hij regelde een ontmoeting met de Gouverneur, die ons een landrover ter beschikking stelde om een rondreis op zuid-Cele- bes te maken. De bupati's waren op de hoogte gesteld van ons reisplan met de mededeling dat ik geïnteresseerd was in adat en geschiedenis. Dit had tot gevolg dat er elke avond op onze plaats van aankomst kenners van adat en geschiedenis aanwezig waren om mij in te lichten. Na een vermoeiende reis en een overvloedige maaltijd bij onze gastheer, viel het soms niet mee nog urenlang gesprekken te voeren maar het was de moeite waard. In Watampone, op de avond van 23 mei 1975, waren er in de pasanggra- han enige oude mensen die mij zouden vertellen wat er in 1905 in Bone was gebeurd bij de komst van de Neder landers. Het is in de eerste plaats Petta Ma nning, ongeveer 82 jaar oud. Ze is een zuster van wijlen de Tomarilang (rijks bestuurder) van Bone. Ze wordt ver gezeld door La Manukke, die zeker 90 is. Hij was een volgeling van Petta Lewa, een zwager van de Arumpone van 1905. Petta Maming heeft de komst van de Nederlanders in 1905 zelf mee gemaakt. Ze was toen 12 jaar en weet precies te vertellen wat er van dag tot dag gebeurd is. Tijdens het verhaal voel ik mij soms gegeneerd. Waarom moet ik, gast van de vrije Indonesiërs van 1975, mij haarfijn laten uitleggen hoe de Nederlanders 70 jaar geleden Bone hebben onderworpen? Maar die scrupules blijken ongegrond. De vol gende dag hoor ik van Andi Mappasisi, de directeur van het Bonemuseum, een neef bij wie ze thuis woont, dat Petta Maming verrukt was dat ze dit verhaal heeft mogen vertellen. Thuis praatte ze er nog een half uur over na. Ze spreekt uitsluitend Boeginees en haar verhaal wordt in gedeelten voor mij

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 10