De Deta-jongens en Hollandia Foto links: Uitzicht op de baai van Hollandia met de "werf" (Gouvernementswerkplaatsen), de voormalige destroyer repair base. (Foto uit "Vademecum Nieuw-Guinea"). Foto rechts: Uitzicht op de stad Hollandia. (Foto Bruinsma). KOLONIST OP NIEUW-GUINEA (IX) Hollandia 1956. He.t was een onvergetelijk gezicht als je de baai van Hollandia (Humboldtbaai) binnenvoer. Op de achtergrond van dit diepblauwe water rijst het massieve Cycloopgebergte majestueus omhoog, zijn kruin vaak verborgen in een laaghangend wolkendek. De uitlopers hiervan, die aan zee plaatselijk zo abrupt verzinken, vormen een natuurlijke haven voor de zeeschepen die daar gemeerd liggen. In de baai eilandjes die aan landzijde bezaaid waren met paal woningen boven het water, veelal voorzien van zinken daken afkomstig van door de Amerikanen achtergelaten dumpgoederen. De Papoea's konden ze best ge bruiken. In het havengebied stonden de grote quonset-loodsen netjes in rijen van drie opgesteld. Daarnaast zag je de nieuw opgezette kantoren en magazijnen en even voor bij het havengebied Hollandia's "win kelwijk" en verscheidene restaurants waar je heerlijk koud bier kon krijgen. Dit geestrijke vocht was een import artikel van de eerste orde. Er werd soms schamper gezegd dat Hollandia op bier dreef maar dat gezegde kwam uit een bepaalde hoek en was ietwat overdreven. Als je de hele dag hard had gewerkt met een koperen ploert boven je hoofd, dan had je best een ijskoud biertje verdiend. Onder de opbouwwerkers bevond zich ook een groep Indo's die de "Deta- jongens" werden genoemd. Deze jon gens waren door het NG-gouvernement uit Java gecharterd en gecontracteerd voor de opbouw van Hollandia. Hun loon bedroeg 1,50 per dag, hiervan hoefde echter geen voeding en onder dak betaald te worden. Wat niet ver meld was. was de samenstelling en kwaliteit van de maaltijden en hoe het met de behuizing was gesteld. Dat was namelijk een verrassing. Rijst met vis uit blik kwam vaak op het menu voor. Toen het de jongelui ging vervelen werd het eten demonstratief in de vuil nisbak gegooid en eiste men betere voeding. Kreeg men dit niet dan zou den er andere maatregelen getroffen worden. De huisvesting was ook "huilen met de pet op". In een zinken loods/barak had men door middel van schotten kleine kamertjes gemaakt en hier moesten ze het maar mee doen. Een deel van de groep sliep dus liever in levensgrote "ijskasten" die op een open veld stonden, door de Amerika nen daar achtergelaten. Daar had je tenminste een beetje frisse lucht en wat meer privacy dan in die rumoerige barakken Overdag was het wel broei erig heet maar dat deerde de jongens niet. 's Avonds zochten ze hun vertier in bars en restaurants. Dit eindigde wel eens in een fikse knokpartij met het Marine-personeel van fregatten (o.a. met de Kortenaer) die regelmatig Hol landia aandeden. Er was namelijk een groot tekort aan vrouwen en de Deta- jongens voelden zich achtergesteld t.o.v. de Mariniers. Er werd wat bijverdiend met het lossen en laden van de schepen en enkele andere klussen. Dit werk werd niet slecht betaald, vooral niet bij vracht schepen. Vic. de Bruijn (Jungle Pimpernel) en J. H. v.d. Berg schreven eens het vol gende over de jongens. "Er was een tekort aan arbeids krachten voor opbouwwerkzaamhe- den (woningen en kantoren). Om het tekort tegemoet te komen werden door het Gouvernement vele hon derden jonge Indische Nederlanders uit Java aangeworven die op ar beidscontract in Hollandia te werk werden gesteld en daar voor zover mogelijk een vakopleiding kregen. Die Deta-jongens zoals ze genoemd werden (DETA Dienst voor Eco nomische en Technische aangele genheden), waren deels eenvoudige en ongeschoolde jongelui die goed werk leverden, ondanks hun ge mopper. Ze deden niet gewichtig, schreven geen ingewikkelde brie ven, spraken geen A.B.N. maar ge woon "van de roodwittenblau". Met hun om de hals geknoopte boeren- zakdoeken en met jachtgeweren zit tend op ronkende motorfietsen, ga ven ze in elk geval wat kleur aan het Hollandiase stadsbeeld. Ze hielden van jagen, ook van meisjes maar het meest van hun motoren..." Ja, die motoren hadden ze kunnen ko pen met overwerkgeld en bijverdien sten want van die één-pop-vijftig p.d. kon je je geen motorfiets aanschaffen. En ze werkten hard voor dat geld, aan de opbouw van Hollandia. Ze hadden van het Gouvernement de belofte ge kregen dat wanneer zij hun taak had den beëindigd, ze een woning toege wezen zouden krijgen en dan zodoende hun familie uit Indonesië over zouden kunnen laten komen. Toen, echter na jaren harde arbeid deze door het Gouvernement gedane belofte niet werd nagekomen ontstond er wrijving tussen de groep en het Bestuur. Er werden boze woorden ge uit en dreigementen gelanceerd. Nieu we afspraken werden niet meer ge accepteerd. Er had een complete ver koeling plaatsgevonden. De jongens wilden slechts naar één man luisteren, een controleur die hun taal verstond. En het lukte deze controleur (den Haan) de breuk te lijmen. Uiteindelijk moch ten de jongens bij 's Lands-magazijn tegen gereduceerde tarieven (inkoops prijs?) bouwmaterialen aankopen en werd hun een stukje grond toegewezen waar zij hun huisje konden opzetten. Wie ook nog geld van het Gouverne ment tegoed hadden waren de immi granten/kolonisten die zich begin 1950 in Nieuw Guinea hadden gevestigd. In die periode kregen ze te horen dat het geld zou worden gesaneerd. De toen 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 6