Warmbollen van Hagenbeek FEEST Broodbakkerij voorheen L. A. Hagenbeek was eerst ge vestigd in de Kampementstraat in de benedenstad van Soerabaia; deze bakkerij is door een oudtante van me overgedragen aan mijn vader, Ch. Baron. Omstreeks 1920 werd de eerste steen gelegd voor de bouw van een nieuw pand in de Prinsstraat nr. 8. Bewoners van de Darmo-buurt en omstreken zullen zich deze broodbakkerij nog wel herinneren. Die stond vooral bekend om de warm bollen die er gebakken werden. Op de een of andere wijze hadden ze een speciale smaak, waar vermoedelijk mijn tante patent op had, en dit was door de jaren heen van generatie op generatie overgegaan. Het brood werd gebakken in twee ploegen, een ochtend ploeg van 05.00 uur tot 13.00 uur en een middag/avondploeg van 16.00 uur tot 24.00 uur. De bezorging gebeurde twee keer per dag; in de jaren 1920 tot 1930 werd het brood rondgebracht in "rombongs" (grote broodtrommels). Eerst in 1930 werd het brood bezorgd met een driewielige bakfiets. Ik herinner me nog goed dat als het brood om 12.00 uur klaar was, velen in de straat een warmbol kochten, om dit te eten met ijspasra-stroop. De toekang-ijs stond om die tijd al bij de poort van de bakkerij te wachten; deze versnapering was werkelijk een delica tesse. Met de opening van de eerste "Pasar Malam" op Ketabang, had onze bakkerij daar een stand en daardoor meer bekend heid gekregen. Terwijl mijn vader plannen maakte voor het moderniseren van het bedrijf, overleed hij helaas vrij plotse ling in 1932. Mijn moeder heeft als eigenaresse het bedrijf voortgezet, het beheer werd diverse keren door anderen overgenomen. Na mijn diensttijd eind 1937 kreeg ik ten slotte het beheer in handen. Hierbij heb ik vooral veel steun gekregen van twee hoofdmandoers, Bakri en pa Sili. Het personeel bestond hoofdzakelijk uit javaanse bakkers, met wie ik als kind nog geknikkerd en gevliegerd had. Het was dan ook hartverwarmend dat ze mij als bedrijfsleider accepteerden en ik beschouwde dat als een geweldige trouwbetuiging aan mijn vader. In de loop der jaren liep de produktie terug, zodat nieuwe initiatieven nodig waren om het bedrijf weer rendabel te maken. Voor de verdere ontwikkeling van het broodbedrijf speelde de levering van banket een grote rol, dit voor het behoud en uitbreiding van de klandizie. De combinatie brood en banket zorgde inderdaad voor een opleving van de omzet. Twee keer per dag werd het brood van Hagenbeek in grote trom mels bezorgd. Eens per jaar werd er voor het personeel een "slametan" gehouden, uit dankbaarheid voor al het goede dat verricht en ontvangen was, een traditie die ik altijd in ere heb ge houden. De gevolgen van de inval in Holland mei 1940 werden merkbaar door stagnatie van bepaalde grondstoffen uit Holland. Toen ook Indië in december 1941 in de oorlog met Japan werd betrokken, bekropen me angstige gevoelens om wat met de bakkerij en het personeel zou gebeuren. Tot februari 1942 hebben we de zaak nog draaiende kunnen houden. Uiteindelijk moest ik het personeel bij elkaar roe pen om hun de trieste mededeling te doen dat we het bedrijf moesten sluiten. Alom grote verslagenheid en het afscheid te moeten nemen van al deze trouwe gedienstigen viel mij zwaar. Na de bevrijding was het helaas door velerlei oorzaken niet mogelijk het bedrijf te heropenen. Maar grote bewondering blijft voor het elan waarmee mijn vader en zijn trouwe bak kers Broodbakkerij voorheen L. A. Hagenbeek de goede naam hebben gegeven, die geen Soerabajaan zal kunnen vergeten. WIM BARON de gedachte aan dat onbekende bleef mij toch bij. Maar nu dat rauwe ei. Met nog de gedachte aan die zekere vleesdelen kwam er nu ook de walging bij een rauw ei te moeten eten. Nu wist ik het wel, ik mocht niet te lang talmen op gevaar af dat die walging grotere vormen zou aannemen. Als in een droom goot ik de inhoud van dat ei in mijn mond, slikte het door en gaf de kom met dichtgeperste lippen en een zuurzoet lachje terug aan het kam ponghoofd. Het feest verliep toen vlot waarbij hun zelfgebrouwen drank rij kelijk vloeide. Bij het ter ruste gaan bood het hoofd mij één van zijn dochters aan voor de nacht. Of dat ook een soort adat was weet ik niet. Wel dat ik daar niet op in wil haken en liever wacht tot dat Moesson met zo'n nummer zal komen. Wie weet(Kan u lang op wachten mijnheer - L.D.). TEUNISSEN Feestvieren vroeger en nu was toch heel anders, veel leuker vond ik. Op een zaterdagmiddag, halve dag, ik werkte bij een importkantoor, gingen we met z'n zessen in de auto van een van de jongelui naar Malang, om daar bal masqué te vieren in de soos. Er waren 's morgens paardenraces ge weest. We waren allemaal min of meer gecostumeerd en één van de jongelui, een zekere Binkie, klein, helblauwe ogen en een dikke bos blond haar, was ons aller mikpunt. Hij had nooit langer dan een week een meisje, vanwege zijn wispelturige aard. Als wij vroegen: "Hoe jouw meisje?" antwoordde hij steevast: "Ach, neks aan, al bossen." Binkie nu was verkleed als stierevech ter, zwart met een helrode cape en zijn tekkel die hij had meegenomen, had hij twee horens op zijn kopje ge bonden, zodat het diertje telkens met zijn kop schudde, maar verder bleef het rustig. Bij Porong, bij de driesprong, wilden wij in een Chinees restaurant satee ajam eten. Er werd gestopt op een plaats waar veel suikerriet-lorries ston den met uitgespannen koeien. Het eerst stapte Binkie uit en hij stond plotseling oog in oog met een grote zwarte stier die, toen die de rode cape zag, op Binkie afstoof. Binkie, niet te lang, rende de straat over, richting Chinese warong, boven op de ver schrikte eigenaar, waarna beiden ach ter de bakken met rijst enz. wegdoken, terwijl de stier al briesend bleef staan. De tekkel intussen was zijn baas ach terna gerend en kreeg de zwaaiende staart van de stier in de gaten, waar hij meteen aan ging hangen. Pa stier keek alsmaar om met een bengelende tekkel aan zijn staart, die eindelijk los liet en er vandoor ging. Nadat de stier door koelies was ge kalmeerd en weggevoerd stond daar een trillende Binkie met hond en een woedende, scheldende Chinees. Wij stapten maar gauw in zonder satee ajam, maar met buiken die pijn deden van het lachen, tot Malang toe. Je kon vroeger tenminste nog wat beleven. HELGA W. 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 11