SI KOTEK 3J.Q KfJPfe. Hoewel stukken ouder, was ik graag in zijn gezelschap. Wijlen de heer Muller was opgegroeid in het voormalige Mr. Cornelis en woonde tot kort voor zijn vertrek naar Nederland, aan de Leonielaan aldaar. Altijd hartelijk en vol levens lust, heb ik mij bij hem nooit verveeld. De ene keer kon je hem aantreffen met de gitaar op zijn schoot, de gendangan tokkelend, zich zelf begeleidend bij het neuriën van krontjong melodieën. Als hij eenmaal aan het vertellen was, waande ik mij in de omstandigheden die hij beschreef. Je deed mee aan de jacht op tje- lengs in de mangrove bossen bij Antjol of de bossen en rijstvelden bij Bekasi en Krawang. Hij kon vertellen over het seizoen van de meliwis (wilde eenden), in koppels overvliegend bij Maoek en Tangerang. Hij wist te vertellen dat de tjelengs aan de kuststreek groter en zwaarder waren dan hun soortgenoten elders, vanwege het voedsel dat ook nog zou bestaan uit slakken etc. Bij de deng- deng bereiding zou te merken zijn dat het vlees, hoewel meer vet, ook een groter vochtgehalte zou hebben. In de streek ten Westen van Tandjong Priok, bekend als Petit Trouville, zou den de nazaten wonen van de Portu gezen, jagers met primitieve jachtge weren, die hun dengdeng tjeleng in Batavia huis aan huis verkochten. Maar wat ik tot op heden niet uit mijn herinnering wist te bannen, was het trieste verhaal van Si Kotèk, de jacht hond. Volgens de omschrijving was hij klein van stuk en niet mooi voor een hond. Aan hem was niet meer te zien uit welk ras hij was voortgekomen. Maar nu zijn kwaliteiten tijdens de jacht. Gedurende de drijf zou Si Kotèk steeds aan de spits van de meute te vinden zijn. Eenmaal de wildgeur in zijn neus, kon hij feilloos het spoor blijven vol gen. Hij was betrouwbaar en moedig. Aan zijn specifiek gekef tijdens de jacht, dat klonk als een aanhoudend kep-kepkep, kep-kepkep, kon je horen dat hij het spoor beet had. Si Kotèk woonde aan de Berenlaan, in de kazerne van de 11de Mitr. en Infan- teriegeschut bij zijn baas, de Menado- nees Sergeant Lontoh. Als zijn baas zelf niet deel nam aan de jacht, kon je hem mee krijgen, vertelde de heer Muller. Net of hij dan aanvoelde waar het om zou gaan, veranderde hij in een bonk dynamiet. Toen de heer Muller daarna zweeg, vroeg ik hem hoe het verder was ge gaan met Si Kotèk. Heel zacht, bijna onhoorbaar, antwoordde hij: "In de pot." Wat later vernam ik het droevig verhaal. Op een dag was de heer Mul ler bij Sergeant Lontoh op bezoek om met hem te spreken over de jacht in het komend weekeinde. Tegen etens tijd werd hem gevraagd om als het zover was met hem aan tafel te gaan. Aangezien de Menadonese pot, ge dachtig aan de vorige invitaties hem wel lag, was hij gebleven. Tijdens het eten miste de heer Muller Si Kotèk. De etensgeuren zouden hem nu toch wel bereikt hebben. Daarom de vraag aan de gastheer waar of Kotèk geble ven was. Gastheer en gastvrouw keken elkaar aan. Blijkbaar hadden zij op die vraag niet gerekend. Na een korte weifeling wees de gast heer naar de grote pot op tafel. Aan vankelijk niet begrijpend, keek de heer Muller over en langs de pot in de aan gewezen richting, maar zag geen Ko tèk. Hoewel de eerste happen hem best hadden gesmaakt, had hij zich verontschuldigd en was van tafel op gestaan. Alsof mevr. Muller aanvoelde dat de sfeer was verstoord, kwam zij op tijd met twee grote mokken koffie om de stemming enigszins op te vrolijken. J. F. BERKHOUDT DE SOTO VAN GROOTJE Eigenlijk moesten we hem "Oom" noe men. Oom Wim. Maar we vonden hem te jong en om hem niet te verwarren met één van de broers, die ook Wim heette, noemden we hem "Grote Wim" of kortweg "Grootje". In een hoek van de tuin maakte Groot je een vuurtje tussen stenen en daarop wiebelde een blikje water. Op zijn be vel zorgden wij voor de ingrediënten. Na veel gebedel kregen we van de kokkie een stukje oetek en wat ketjap. Uit de tuin haalden we selderie, jonge uien, djeroek nipis en lombok lètèk. Zelf plukte Grootje wat loentasblaad- jes van de pagger. Dit alles werd in het blik gekwakt en voorzichtig ge roerd. Vol spanning zaten we er omheen te wachten tot het gaar was. Toen schep te Grootje een sendok vol op de scho teltjes van mijn servies. Na een paar happen keken we elkaar aan en we waren het er eenparig over eens: dit was "de lekkerste soto van de alle- maalste". L. GERRISSEN-HOFMEISTER BOENTIL Een andere naam weet ik niet. Het is gemaakt van Loemboebladeren of Lom- pongbladeren. Men maakte pakjes van het blad met als vulling geraspte niet te oude kokos, gekruid met laos, sa- lam, lombok idjo, wat gedroogde gar nalen of terie en zout naar smaak. De vulling worcft over het blad verdeeld, opgerold en omgevouwen tot pakjes, met een draadje vastgebonden en in dunne santen gaargesudderd. FRANQOISE SCHIPPER SODASUSU GREEN SPOT SEVEN UP F A NT A BIP BE£*> COCA r (Foto: Wim Wanrooy) Eteneteneten. Een bezigheid die ons in leven houdt. Maar ook een activiteit die wij uitvoeren vanwege een voorkeur voor bepaalde smaken en geuren. En om dit op de juiste wijze te doen, gebruiken wij een kookboek. Ooohh ja, kookboeken bij dozijnen. Maar geen enkel voorgerecht of snack, hoofdge recht of nagerecht, is compleet zonder de juiste drank. Kopyor kerok. Zomaar voor het eten. Of ice shanghai om af te koelen voor het eten gaan. Of alpukat kerok met het dessert. Geen kookboek in de wereld beschrijft deze dranken. Hoeft ook niet. Ergens in Jakarta, hevig transpirerend, staande onder een boom, je bestelt ice kelapaen je weet al van te voren uit welke bestanddelen de drank bestaat, hoe die zal smaken. Langzaam koel je af. En voor je weer verder gaat nog even een glas ice buah. Adoeoehhh. Slamet minum WIM WANROOY - USA 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 14