JACOBUS MARTINUS BALJEE
De ondergang van s.s. Rooseboom
en de afgang van Walter Gibson
INDISCH MONUMENT IN LEEUWARDEN
iWIl iMilMIMMi IHü WMfWlÈB.
BOEKBESPREKING
m ton r&öfi 0
Er zijn heel wat Nederlandse schepen in de Tweede Wereldoorlog tot zinken
gebracht door de Japanners en hoewel elk geval een drama betekent dat op
geschreven diende te worden, is dat maar zelden mogelijk geweest. Want over
levenden waren er weinig. Nu was dat bij het KPM-schip Rooseboom met plm.
500 evacuees, w.o. de helft Britse militairen, wel het geval. De Rooseboom van
Batavia op weg naar Ceylon, kreeg opdracht in Padang de militairen die in Ma-
lakka hadden gevochten op te halen. Dat was begin 1942. Het schip werd ge
torpedeerd en zonk binnen enkele minuten. Slechts een van haar sloepen kon
worden gestreken. 80 Mensen klauterden erin, plm. 50 hingen in trossen aan
de zijkanten. De boot was bestemd om 28 mensen te kunnen vervoeren en dat
deze "redding" uit zou lopen op een triest fiasco was wel te voorzien.
1500 Kilometer, gedurende 26 dagen
dreef de reddingsboot over de Indische
Oceaan en wat zich in die tijd afspeel
de laat zich amper met een pen be
schrijven. Amper, want het lukte Walter
Gibson, een van de 4 overlevenden die
aanspoelden op een van de Mentawei-
eilanden. Daar kwam Gibson bij de
Kempetai terecht. Nadien werd hij als
krijgsgevangene op transport gesteld,
maar de man bleek niet voor het zilte
nat bestemd, want ook de "van Waer-
wijck" werd getorpedeerd.
Dat is in een notedop het relaas van
Gibson, maar de noot zelf was het
consumeren meer dan waard, want zijn
verhaal werd in vele talen vertaald en
opgenomen in zowat alle kranten in
de wereld plus Readers Digest.
En zowaar, na 33 jaar (de publicaties
waren in 1952) waagde ook een Ne
derlandse uitgever, Nijgh van Ditmar
zich aan de vertaling. De eerste 90
pagina's kunt u genieten van een gru-
wel-avontuur waarin ondenkbare toe
standen van moed, wanhoop, opoffe
ring en menselijk lijden worden be
schreven. Met als meest sensationele
climax het kannibalisme waaraan een
paar - uitgerekend - Javanen zich
schuldig maakten. Ze doodden een
man en aten van hem I Dat kan ge
beuren natuurlijk.
Maar nu de clou. De schrijver C. van
Heekeren krijgt van de uitgever op
dracht een nabeschouwing te geven bij
het verhaal van Gibson en dan krijgt
de lezer nog eens waar voor zijn geld!
Want daarvoor heeft Van Heekeren
werkelijk alle informatie bij deskundi
gen opgevraagd die nodig was om het
hele verhaal van Gibson grondig te
torpederen. Daar was de voltreffer op
de Rooseboom niets bij
Letterlijk niets klopte er. Plaats, datum
van vertrek, vaarroute, snelheid van
het schip, alles fout. Ook was het on
mogelijk (maar dat had ik zelf ook al
bedacht) dat een sloep voor hooguit
28 personen, 80 kon bergen en dan 50
mensen buitenboord kon voortslepen.
In het begin van deze eeuw verbleef mijn schoonmoeder
als wees in het Weeshuis te Leeuwarden. In haar jeugd
herinneringen beschreef zij als volgt een monument dat op
de binnenplaats van het Weeshuis stond:
Het opschrift aan de voorzijde luidde: Jacobus Martinus
Baljee, Oud-raad van Neerlands Indiën Weldoener van dit
gesticht. Geboren te Leeuwarden 9 September 1752. Ver
pleegd in dit tehuis van den 19 Juli 1762 tot den 29 April
1772 Overleden bij Batavia den 18 Februari 1823. - Aan de
achterzijde stond: - Hulde aan Godsvrucht en menslievend
heid. Met dankbaarheid opgericht den 9 September 1835. -
Deze J. M. Baljee, zoon van een wolkammer in Leeuwarden,
kwam met zijn zusje en broer in 1762 in het weeshuis. Na
het weeshuis werd hij leerling chirurgijn. Hij werkte zich
op en na veel zelfstudie bracht hij het tot scheepsarts bij
de Oost Indische Compagnie.
In Indië werd hij chef majoor van het militaire hospitaal en
in 1784 chirurgijn-majoor der infanterie te Batavia. Hij
trouwde met de dochter van de lijfarts van de Gouverneur-
Generaal en kocht tenslotte voor de som van 216.000,
een landgoed. Dit landgoed was zeer uitgestrekt en ver
schafte werk aan 1372 boeren, 1072 boerinnen, 696 huwbare
mannen en 599 huwbare vrouwen met inbegrip van veel
slaven. De veestapel bestond uit 3337 stuks, hij was dus
grootgrondbezitter. Het ging hem zeer goed en na vele
belangrijke functies werd hij benoemd tot Raad van Indië.
In 1815 overleed zijn vrouw en een jaar later kocht Baljee
Tandjong West met Diegterland en bracht dit uitgestrekte
gebied in cultuur. Later trok hij zich terug in zijn woning te
Batavia, die hij in 1819 liet afbreken en herbouwen in de
voorstad Molenvliet. Hij overleed in 1823 en liet een groot
vermogen na. Hij had geen kinderen en benoemde het
Weeshuis waar hij zijn jeugd had doorgebracht, tot univer
seel erfgenaam. In 1823 vergaderden de voogden van het
weeshuis, de toestand was zorgelijk, de financiën waren
slecht en men dreigde het weeshuis op te heffen. Toen
kwam daar het bericht van overlijden van J. M. Baljee, die
het weeshuis tot erfgenaam had gemaakt; een oud-wees
had het tehuis voor ondergang behoed. De erfenis bedroeg
de som van 190.000,
LIES-SIPMA-v. RESTEREN
wBtoB RflUftG. latf.r 'WElJfHJKNOi b* HKDDEft
VAK HET
H m hfct Adtk'tvmtitan» tie Nieuwe Kaatnat vierde
4e <lmeiaij4sMr«at m 4e UswttiCA> 130, 4en
opgammm 17$
A-fcrtft&feen ter nadere «fdeiding i» 4<- Hrelfratwle 2$ April Ifi
tmr Jfafevfa vertr»kke«19 Hasrt 171
m»»l ww flwavei wtimfcfaiv der i fletsfeer
Ug&w in iw* i«' in tffct.. 0
Een afbeelding van de gedenkzuil met de levensloop van
Jacobus Martinus Baljée, de vroegere wees uit het tehuis
in Leeuwarden, die het tot Raad van Indië bracht. Het
monument stond vroeger op de binnenplaats van het ge
sticht.
(Foto: Leeuwarder Courant)
14