1745-1985
240 jaar historie v.d. kraton Surakarta Hadiningrat
In 1743 verliet sunan Paku Buwono II zijn kraton in Kartasura, die slechts 63 jaar
de hoofdstad van het Mataramse rijk was geweest. Tijdens de grote Chinese
opstand die van 1741-1743 op Java woedde, was de kraton tweemaal door vijan
delijke troepen bezet geweest. De eerste maal op 30 juni 1742 door troepen van
de door de opstandelingen tot tegensunan uitgeroepen Mas Garendi (Amangkurat
"V", door zijn volgelingen sunan Kuning genoemd wegens zijn betrekkingen
met de Chinese opstandelingen) en vervolgens in december van datzelfde jaar
door de Madoerezen onder leiding van hun vorst Tjakraningrat IV van Sampang.
Ten gevolge van deze krijgshandelingen veranderde de kraton in een ruïne.
Nimmer wilde Paku Buwono II nog een
voet zetten in de tweemaal door on
reine handen bezoedelde kraton en hij
besloot een nieuwe kraton te bouwen,
op slechts acht kilometer afstand ten
oosten van de oude, op de moerassige
grond langs de oevers van de Benga
wan Solo (Solo-rievier), die de langste
rivier van Java is. De nieuwe kraton
werd Surakarta Hadiningrat genoemd.
Twee jaar lang werd de bouw ervan
voorbereid. Op 17 februari 1745 trok
men in een lange optocht langs de
met bloemen en vlaggen versierde
weg van Kartasura naar de nieuwe
hoofdstad Surakarta.
Voorop gingen de koninklijke warin-
gins, in zijde gewikkeld en bestemd
voor de alun-alunlor (noord-plein) voor
het nieuwe paleis. Dan volgde de
Bangsal Pangrawit, een speciaal au-
diëntievertrek dat klaar zou staan om
de "keizer" (zoals de Hollanders de
susuhunan noemden) bij zijn aankomst
te verwelkomen. Vervolgens kwamen
de olifanten en paarden, de eerste
groep functionarissen, de hofkunste
naars (goudsmeden, kleermakers, wa
pensmeden, kopersmeden), de bewaar
der van het koninklijk zegel, een groep
ministers, vijf afdelingen soldaten, de
kroonprins met zijn gevolg (onder wie
majoor Van Hogendorp als vertegen
woordiger van de gouverneur-gene
raal), dragers van de regalia,, geeste
lijken, familieleden van de susuhunan
te paard, de lijfwacht, nog enkele dra
gers van regalia en tenslotte de su
suhunan zelf, gekleed als bruidegom,
in de koninklijke koets Kyahi Grudo,
vergezeld van hoge functionarissen en
dragers van regalia. De soldaten van
de Tamtama (lijfwacht) liepen links en
rechts van de vorst, aan elke kant
200 man. Achteraan liepen de functio
narissen Martalutut en Singanagoro,
die de wadungs (messen) van de su
nan droegen, de Kyahi Pangarab-arab
en Kyahi Buta Mancak, in zijde gewik
keld.
Daarop volgden de vorstelijke gema
linnen en familieleden; de pusaka's en
de bibliotheek van de keizer op pa-
lankijnen; de koks en het eetgerei
voor de koninklijke maaltijden; de
twee waringins voor de alun-alun kidul
(zuid-plein); de gamelans; en tenslotte
de rijke handels- en kooplieden, de
dieren die aan de vorstelijke familie
behoorden, de officiële jagers en vis
sers, en een grote menigte mensen
die de kanonnen hielpen vervoeren.
De sunan arriveerde bij zijn nieuwe
paleis waar het audiëntievertrek al
stond opgesteld. De gemalin van de
vorst en de hofdames werden naar
hun appartementen geleid en Kanjeng
Susuhunan Pakubuwono hield een toe
spraak tot zijn volk: "Adipati Pringgo-
loyo, Sindurejo en al mijn onderdanen.
Hoort en luistert ernaar dat ik op deze
dag de naam en de status van het
dorp Sala wil veranderen en het tot
de hoofdstad van mijn koninkrijk wil
maken onder de naamSurakarta
Hadiningrat. Laat dit aan alle mensen
van heel Java bekendgemaakt wor
den."
Na de dood van Paku Buwono II brak
de tweede Javaanse successie-oorlog
uit (1749-1757) die eindigde met de
verdeling van het rijk van Mataram.
Zijn zoon en opvolger Paku Buwono
III behield Surakarta, zijn broer Mangku
Bumi werd als Hamengku Buwono I
de eerste sultan van Yogyakarta en
stamvader van het sultanshuis aldaar,
zijn neef Mas Said werd als prins
Mangku Negoro I de heerser van een
klein prinsdom binnen het resterende
gebied van Surakarta.
Door deze verdeling boette de sunan
veel aan politieke invloed in. De kunst
en cultuur aan het hof van Surakarta
bloeide echter zoals zij het in de voor
gaande eeuw in Mataram niet gedaan
had. De dans, wayang, gamelanmuziek
en de kunst van het vervaardigen van
batik en krissen bereikten er een uit
zonderlijk hoog peil. Een cultuur, die
nog steeds bestaat en recht van be
staan heeft. Verleden jaar nog maakte
een team van de Amerikaanse televi
sie opnamen van een uitvoering van
de befaamde heilige bedojo-dans. De
jaarlijkse belangrijke feesten die in
de kraton gevierd worden zijn de vie
ring van de gedenkdag van de troons
bestijging van de sunan (omstreeks
januari), de Sekaten en de Garebeg
Maulud (de geboorte van Mohamed).
De nieuwe kraton van Paku Buwono
II, waarvoor men enkele houten palen
van de oude kraton had gebruikt, was
oorspronkelijk van bescheiden om
vang. Paku Buwono III (1749-1788)
voegde er ter voltooiing enige nieuwe
gebouwen aan toe. Tijdens zijn rege
ring werd Solo in 1766 geteisterd door
een grote overstroming die aanzien
lijke schade aanrichtte. Een geluk bij
een ongeluk was echter, dat door die
bandjir veel boomstammen van djati
hout werden meegevoerd uit de hoog
vlakte van Wonogiri. Dit hout werd
gebruikt voor de verdere bouw van de
kraton. Omdat het bos, waarvan dit
hout afkomstig was, Danalaya heette,
is dat hout later bekend geworden als
Djati Danalaya. Sedertdien werd dat
djatibos "disengker" (beschermd) en
mocht de houtopbrengst ervan alleen
voor de kraton worden benut en voor
geen enkel ander doel.
Ook de opvolgers van Paku Buwono
III verrijkten de kraton nog met ver
der bouwwerken. Paku Buwono X (bij-
De grote ontvangstzaal van de Solose kraton, die bij de recente brand ook werd verwoest.
Op de foto een receptie in de jaren 20, op de achtergrond rechts sunan Paku Buwono X,
omringd door hoge functionarissen. (Foto: Platenalbum Ned.-lndië)
12