Koken voor de Sultan Deze foto werd in 1898 gemaakt door K. Cephas van het gezin van zijn dochter en schoon zoon (grootouders van Louis Doppert) en twee bezoeksters. Volwassenen van links naar rechts: de heer Christiaan Beem, machinist op de suikerfabriek Gesikan. Mevr. Naomi Beem-Cephas. Zij draagt een kostbare gebatikte kain, die zij kreeg als huwelijksgeschenk van haar schoonmoeder. De laatste was een geboren Doppert. In de kleine gemeenschap van oude Indo-families in de vorstenlanden, Djokja en Solo was bijna iedereen familie van iedereen. Verder Mevr. Mac Phill en Mevr. Hercules. Bij oma Naomi logeren was altijd een feest. Zeker niet in de laatste plaats om dat zij zo heerlijk verfijnd kon koken. Het was de hobby van mijn grootmoeder van moeders kant. Zij heeft zelfs kooklessen gevolgd in Hotel "de Bruyn", tegen over de sociëteit en naast het Nillmij gebouw. (Mijn plaatsaanduiding van het hotel is nu, ik geef het toe, een beetje onduidelijk: de soos is met de grond gelijk gemaakt, de levensverzekeringsmaatschappij is reeds lang vertrokken en ook het hotel bestaat niet meer). Tijdens een logeerpartij bij oma was zelfs een malaria aanval nauwelijks in staat roet in het eten te gooien. Je kreeg dan het klassieke ziekenkostje: rijst met heldere groentesoep en daar bij roomkleurig gehakt van kip met hele kruidnagelen erin geprikt, waar van de kopjes nog juist boven de ge smolten boter uitstaken. Echte boter, dat was voor oma vanzelfsprekend. En 's morgens als ontbijt rijstepap nee, niet met suiker natuurlijk. In dit verband is boeboer een betere bena ming. Boeboer dus, met sambal go- reng krètjèk Lekker heet, om de kilte van de nacht te verdrijven. Het gebeurde op een drukkend warme dag, het liep tegen twaalven. Ik speel de in mijn eentje in de voorgalerij met een tinnen legertje. Het bestond uit Britse tanks, Franse fuseliers, Duitse huzaren, versterkt met wat verdwaalde cowboys en Indianen. Het internatio nale leger stelde ik op in carré's; dat was de slagorde bij Quatre-Bras en Waterloo, hadden de oudere broers mij geleerd. Liggend op mijn buik, lekker koel is zo'n tegelvloer, met een hoop kleurige knikkers voor mijn ge zicht, begon ik het precisie bombarde ment. Het was de kunst alle carré's om te kegelen met zo min mogelijk knikkers. "Koelo noewoon endóró, sinjo" Ik schrok me te pletter. Verdiept in mijn spel had ik niet opgemerkt dat een groep mannen zich bij de trap van de voorgalerij had verzameld Sommi gen droegen een kris op de rug. Stie kem natuurlijk. En die beleefde groet was een al te doorzichtige krijgslist. Een roofoverval I Ik rende naar de ach tergalerij en bracht oma en mijn moe der de Jobstijding. "Laat ze maar binnen. Mooi op tijd, alles is warm", was hun verbijsterend kalme en raadselachtige reactie. Het bleken bedienden van de kraton te zijn, die het middagmaal van de Sultan kwamen halen. Uit vrees vergiftigd te worden liet Sultan Hamengkoe Boe- wono VIII zijn maaltijden vaak buiten het paleis bereiden. (M. J. Mollet, Moesson 15-11-1982, pag. 15). Er waren in Djokja toch veel meer da mes die uitstekend konden koken Waarom was de keus op oma geval len? Als kind had mijn moeder er iets over verteld. Maar ach, het ging het ene oor in en het andere uit. Veel la ter, toen ik terugkeek op mijn eigen leven en ontdekte dat het niet meer was dan een fragment van een einde loos vervolgverhaal, ja toen pas begon ik me te interesseren voor de levens geschiedenis van mijn ouders en voor ouders. Dankzij mijn moeder, haar neef de heer F. K. Cephas en Dr. H. J. de Graaf kon ik het antwoord vinden. Mondelinge overleveringen, foto's en documenten pasten zonder franje af te snijden in elkaar als de stukken van een legpuzzel. Oma's vader, de heer K. Cephas, was hoffotograaf van Sultan Hamengkoe Boewono VII van Djokja (H. J. de Graaf, Moesson 15-6-1980, pag. 6). Hij werd benoemd tot abdi dalem, hoveling, met de functie van wedono rodenas, dat is hoofdordonnans (Indon. Tijdschr- Mutiara, 23-12-1981, pag. 18). Wanneer er papieren van enige importantie aan de resident moesten worden overhan digd, dan kleedde hij zich voor deze speciale gelegenheid in een zwart uni form met rode bandelier. Het was niet een louter ceremoniële functie, want hij hield zich ook bezig met de verta lingen Javaans-Nederlands van brieven en documenten. Overgrootvader werd in beide functies opgevolgd door oud oom Sem, een jongere broer van oma Naomi. Oom Sem raakte zeer bevriend met HB VIII, toen deze nog kroonprins was. Hij trouwde zelfs met een klein dochter van HB VI, Raden Rörö Soe- pilah. Voor de niet-ingewijden volgt nu wat folkloristische informatie Een onge trouwd adellijk meisje draagt de titel Raden Rórö en na het huwelijk veran dert deze in Raden Ngantèn. Afstam melingen van een Sultan zijn gerech tigd tot de negende generatie, dat bestrijkt dus een periode van meer dan 200 jaar, de titel Raden te dragen. Sommige vorsten waren zeer rijk met kinderen gezegend; de huidige Pakoe Boewono XII heeft er bijvoorbeeld 42. Een vorst kan dus een astronomisch aantal nakomelingen hebben. De spe culatie ligt voor de hand: er lopen waarschijnlijk vele tientallen uit Solo of Djokja afkomstige Indo's rond, die zonder het te weten een R voor hun naam mogen plaatsen. Jammer, je koopt er geen droog brood voor en evenmin een portie rijst met gerèh. Oudoom Sem is betrekkelijk jong ge storven. Het ongeluk gebeurde tijdens de generale repetitie van een Gare- beg-optocht. Deze vond plaats op de aloon-aloon Kidoel, het zuidelijke plein van de kraton De kroonprins had zich omgeven met een escorte van intieme vrienden. "Mijn vader reed rechtsach ter de troonopvolger", wist zijn zoon Fares mij precies te vertellen. "Een klaroenstoot deed zijn paard wild stei geren en hoewel bekend als een goed ruiter werd hij toch van het paard ge worpen. Hij overleed ten gevolge van de opgelopen inwendige verwondingen. Een maand na zijn dood werd mijn jong- 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 14