Jeugdherinneringen van een Soekaboemisch meisje
(begin dezer eeuw)
"Ik was 5 jaar toen mijn moeder stierf, en daar mijn vader nog op een onder
neming zat in Tjibeber kregen wij na een tijdje een gouvernante die ook voor ons
huishouden moest zorgen. De eerste die we kregen was een Duitse, juffr. S., een
naar mens. Oom T. heeft heel wat van haar te verduren gehad. Hij lustte nl. geen
worteltjes en wij dachten zo dat ze met opzet vier keer in de week worteltjes liet
klaar maken. Hij at dan niets, en wat hij niet opat werd bij een volgende maaltijd
weer opgediend, soms stonk het al. Maar Oom T. leed geen honger, daar zorgde
onze trouwe huisjongen wel voor, hij kreeg in de middag de lekkerste kostjes van
Amat, zo heette die huisjongen. Door toedoen van Amat heeft mijn vader toen
die gouvernante ontslagen. Na haar kregen wij juf. Meyboom, een Hollandse en
een erg aardige gouvernante met wie wij allen best konden opschieten. Omdat
wij een gouvernante thuis hadden, gingen wij ook niet naar school. Pas in 1900
gingen wij op de openbare lagere school.
mumilMH
muimiiilM'L
Voordat Opa, dat is dus mijn vader,
hertrouwde, maakten wij nog een he
vige aardbeving mee en hebben toen
een tijdje doorgebracht bij Oom Huib
Kal in Tjitjoeroeg, totdat alles weer
veilig was.
Op school kregen we natuurlijk veel
vriendinnen, o.a. Dolly Hilling, de
meisjes Wegener met wie we later toen
we wat groter waren, hele wandelin
gen mee maakten. Van Opa hebben
we wel leren wandelen. Zo jong als
we waren nam hij ons soms mee naar
het kerkhof, dat was een eind van ons
huis, 't was flink aanstappen, heuvel
op, heuvel af. Later gingen wij met de
meisjes Wegener naar het kerkhof en
dan de sawahs op om planten te zoe
ken. Ik bracht van alles thuis.
Eens in de maand kwam de pastoor
uit Buitenzorg om de Mis te lezen en
de middag van tevoren gaf hij cate
chismus. In 1906 deden wij onze eerste
H. Communie. Dat was een heel feest.
Het jongenskoor van het Vincentius-
gesticht in Buitenzorg was overgeko
men, en die zijn toen allemaal door
mijn Oma onthaald.
Nu moet ik toch iets over die aarbe-
ving vertellen. Een dag of tien daar
voor kwam een oude man de bergen
af en ging van huis tot huis om ons te
waarschuwen dat er een aardbeving
zou komen. Zo kwam hij ook bij ons
en bij mijn Oma, 't was één dag voor
dat de aardbeving zou plaatsvinden en
dat zou precies om 12 u 's nachts zijn.
Op die bewuste dag moest Opa net
naar Batavia en mijn Oma vroeg hem
om thuis te blijven, maar Opa geloof
de niets van wat die oude man had
verteld en ging toch. Wel had hij juff.
Meyboom gezegd geen deuren op slot
te doen, dieven waren er toch niet.
En werkelijk, om 12 u. die nacht kwam
de aardbeving met een donderend ge
weld over Soekaboemi. We wisten niet
hoe gauw we buiten moesten komen.
De piano stond in het midden van de
kamer, de petroleumlampen slinger
den van de ene kant van het plafond
naar de andere, en de kappen lagen
in scherven op de grond, 't Was me
een nacht wel en de schokken hielden
maar aan. Ons huis is blijven staan
alleen waren de muren gebarsten. Opa
hoorde dit de volgende dag in Bata
via. Treinen liepen er niet meer. Hij is
thuisgekomen op een locomotief die
de spoorbaan moest controleren.
Daarna kwam de logeerpartij bij oom
Huib Kal. Omdat er geen treinen lie
pen zijn we er met een paar "kar bal
lon" heen gereden. Dat zijn karren die
hoog op hun wielen staan en plaats
bieden voor 4 personen, inclusief de
koetsier, en getrokken worden door
2 paarden. Als je ingestapt bent, wordt
de kar in evenwicht gebracht, zodat hij
niet teveel naar voren of achter over
helt. De koetsier heeft daarvoor een
zwengel waarmee hij de kar in even
wicht draaide, maar hoe dat precies
werkte weet ik niet meer (onze lezers
misschien wel?). We zijn toen in 4 kar
ballon naar Tjitjoeroeg gereden.
Zoals ik hierboven reeds schreef, gin
gen we na het vertrek van juff. Mey
boom naar de 1ste Europese Lagere
School. De hoofdonderwijzer, een ze
kere meneer P., was 4 dagen van de
week dronken. Dan was oppassen de
boodschap, als hij boos werd ontzag
hij niemand, jongens en meisjes kre
gen van hem met de meetlat een paar
klappen op het hoofd, 't Werd zo erg,
dat een paar ouders een klacht bij de
politie hebben ingediend, maar het
Departement van Onderwijs trok zich
hier niets van aan, hij bleef gehand
haafd.
In Soekaboemi werden wij met een
dos a dos van school gehaald en we
mochten dan om beurten naast de
koetsier zitten. Als het niet mijn beurt
was, deed ik niet mee, maar rende
naast de kar naar huis, tot grote erger
nis van de koetsier. Van zaterdag na
schooltijd tot maandagmorgen mocht
ik bij mijn Oma logeren en dan vroeg
ik altijd om Petit Poes dat was mijn
lievelingskostje, met aardappelen of
met rijst
We zijn ook nog een tijdje op kost
school geweest bij de zusters op
Noordwijk, het Grote Klooster. We
vonden het daar erg vervelend, alles
moest op de bel gebeuren, baden, naar
de WC etc. Elke veertien dagen gingen
we te biechten in de kathedraal op
het Waterlooplein, samen met de
meisjes Wegener. Op een keer liepen
wij na het biechten langs de pastorie
en daar stond een kenanga-tjinaboom
die toen in volle bloei stond en heer
lijk rook. Hermien Wegener wilde graag
wat bloemen hebben maar kon er
niet bij, daarom ben ik toen in de
struik geklommen. Toen ik halverwege
was zei ik tegen Hermien: "Nu heb ik
pas gebiecht en je laat me stelen."
Opeens hoorde ik een stem uit een
raam: "Je steelt niet kind, pluk ze
maar." 't Was Mgr. Luypen die dat zei.
Voor de inval van de Jappen stond die
struik er nog.
In 1909 deden Tante E. en ik ons klein-
ambtenaarsexamen. Tante E. werd aan
genomen op de Algemene Secretarie,
ik zelf op het postkantoor. Ik werd
daaraan geholpen door een neef, Dolf
de Groot. Ik was 16'/2 en mocht eigen
lijk nog niet werken, maar we hebben
met de leeftijd gesmokkeld en ik werd
aangenomen op een salaris van 100
bij de kas van post waarden. Met dat
kleine salaris kreeg ik de verantwoor
ding over een kas van 5.000,
Daar heb ik twee jaar echt prettig ge
werkt. Wij woonden toen op Pebaton
tegenover de kazerne. Als een mail
boot aankwam en de post kwam pas
met een late trein, moest ik 's avonds
terugkomen om mee te helpen de brie
ven voor de GG te sorteren. Zo zaten
we dikwijls tot 10 uur op kantoor. Als
ik 's avonds om 8 uur nog niet thuis
was kwam Opa mij halen, maar hij
moest dan dikwijls een paar uur wach
ten. Toch was dat mijn prettigste tijd.
In nov. 1912 ben ik getrouwd. De eer
ste onderneming waar we heen gingen
was Tjoeroeg bij Tjikampek, vandaar
zijn we naar Tjirawat gegaan bij Tjiba-
dak, vandaar naar Soember Manger in
't Malangse en toen in 1914 bij het
uitbreken van de eerste wereldoorlog
naar Kali Doeren bij Djatiroto, tot 1928.
De rest van mijn verhaal ken je wel.
Veel heb ik misschien vergeten te ver
tellen, maar ik geloof dat ik de hoofd
lijnen wel verteld heb. Als je dit alle
maal gelezen hebt moet je 't maar
verscheuren.
Semarang, 7 juli '68.
je liefhebbende MAMS
Neen, ik heb het niet verscheurd en
deze memoires als een kostbaar reli
kwie bewaard. Nog 14 jaar heeft mijn
lieve moeder geleefd, de laatste 6 ja
ren bedlegerig. Ze werd verpleegd in
Panti Rapih, het voormalige ziekenhuis
Onder de Bogen te Yogya. Op de ven
sterbank prijkten allerlei plantjes en
vanaf haar bed gaf ze aan een kebon
nog aanwijzingen dat hij die of die
(lees verder volgende pag. 1e kol. onderaan)
22