OPA EN OMA, PA EN MA
Ivoor Indische
Igouden sieraden 1
r^1=0=^.
V
C.MERKJLE
1
JUWELIER,
I SPUI 167a - DEN HAAG I
I TELEFOON 070-604885
Mijn opa was een Groninger. Kwam uit een landstreek nabij de Duitse grens.
Het was een grote rijzige man. Droeg een sierlijke blonde Hindenburgsnor. Dat
was zijn trots, ik mocht er nooit aan komen toen in mijn kinderjaren. Opa had
ik nooit anders gekend dan gekleed in een pyjamabroek van kainweefsel en een
witte kabaja, de voeten in sloffen gestoken. Natuurlijk had hij in de kast zijn
witte broek en zijn witte jas toetoep. En dan op de plank de smetteloze tropen
helm. Opa at altijd uit een heel groot Delftsblauw wandbord. De rijst op een
hoopje in het midden en er omheen gedrapeerd de keringan, smoor-tong, kip
met broetoe, goedek, atjar en de sambal trasi. Op de tafel nog een groot glas
warme tèh manis. Zelf schepte hij nooit op. Dat deed oma voor hem. Eén ding
moest ik vooral weten. Tijdens zijn eten wilde hij absoluut niet gestoord worden,
zichtbaar genietend van het eten. Lastposten weerde oma dan af, wakend als
een schildwacht voor haar gemaal.
Vaak zat ik bij hem op schoot en hij vertelde kostelijke verhalen uit zijn dienst
tijd waar ik als kleine uk veel niet van snapte. Vooral als hij Grunnings sprak
leek het wel abacadabra. Dat was mijn opa.
Nadat opa overleed kwam oma bij ons
wonen. Niet in het hoofdgebouw maar
in een kamer van de bijgebouwen. Dat
wilde ze zelf zo. Oma was een kleine
Javaanse vrouw, wel oud toen maar
nog kras voor haar leeftijd, exentriek
soms. Voor haar kamer zat oma in een
rotan stoel die haar jaren reeds lang
verdiend had, naast zich op de grond
een dik koperen blad met koperen
dozen en bakje voor haar deoen sirih,
kapoer sirih, gambir en pinang. Ernaast
een brede koperen vaas waarin ze
handig van een afstand haar pruim kon
deponeren.
Ze was niet kwaad maar toch had ik
een heilig respect voor haar. Voor het
minste geringste kon ze opspelen.
Trapte ik mijn bal, al was het per on
geluk, haar richting toe, dan was heel
Leiden in last. "Koerang adjar anak
ini. Ajoh, main di moeka roemah. Ben
gal itoe". Die tirade vond ik niet zo
erg. Was het wel gewend. Zorgde er
alleen maar voor niet in haar handen
te vallen. Ze kon dan gemeen tjoebiet.
En pijn dat dat deed, onvoorstelbaar.
De tranen schoten mij die ene keer
in de ogen. Om naar de W.C. of bad
kamer te gaan daar achter in de bij
gebouwen moest je die hele kaki lima
aflopen en dus langs oma heen. Ik
deed dat nooit. Al regende het pijpe-
stelen, ik liep liever dat kleine stukje
in een boog om haar heen eventjes
in de regen dan langs haar heen in de
gang en op gevaar af zo'n tjoebiet te
moeten incasseren. Dat was mijn oma.
Het KNIL had Onderluitenants in zijn
gelederen, door de militairen onderling
"Knots" genoemd. Deze onderluite
nants waren wandelende encyclope
dieën, levende reglementen. Net zo
min dat er tegen een reglement of
voorschrift te vechten viel, nog minder
kans maakte je het ooit van een onder
luitenant te kunnen winnen. Het kon
ook niet anders. Je werd niet zomaar
onderluitenant volgens de rangbeschik
king na verloop van jaren. Je werd
het pas na een gedegen kennis van
voorschriften en reglementen en na
28
een theoretisch en praktisch examen.
Het resultaat van een intense eigen
studie. Bijzondere baantjes waren voor
hen weggelegd. Bij een onderluitenant
keek je tegen hem op, het was niet
zomaar een militair.
Ja, zo'n onderluitenant was ook mijn
vader. Geheel ten voeten uit. Enfin, tot
schade en schande moest ik nog wat
ondervinden voordat mijn vader met
pensioen ging. Ik kwam hem op straat
in uniform tegen. Ik bevond mij wel in
een dilemma. Wel salueren? Niet sa
lueren en "dag pa" zeggen? Kwasi
doorlopen en de andere kant uitkijken?
Gek eigenlijk, het was toch mijn bloed
eigen vader? Moeilijk hoor om in be
paalde momenten snel een besluit te
nemen terwijl ergens in mijn achter
hoofd een lichtje brandde dat zei dat
ik het saluut moest brengen. Natuurlijk
nam ik het verkeerde besluit.
Achter mij hoorde ik roepen: "Soldaat
Teunissen. Kom jij eens hier". Daar
stond ik dan voor hem, stram in de
houding natuurlijk. "Kun jij niet groe
ten?" "Jawel p... eh luitenant". Mijn
vader: "Loop tien pas terug, maak
rechtsomkeerd en loop dan hierheen
en groet zoals het je geleerd is". "Ja
zeker, luitenant". Ik volvoerde het
bevel, liep in stramme pas langs hem
heen en bracht model het saluut. Mijn
hoofd vuurrood natuurlijk liep ik maar
ergens heen om pas de volgende dag
thuis aan te keren, schoorvoetend wel.
Alwaar ik van hem sowieso natuurlijk,
nu niet als luitenant maar als vader,
behoorlijk op mijn donder kreeg.
Zes maanden later werd mijn vader
gepensioneerd met de status van: Be
roeps Onderluitenant Reserve Eerste
Luitenant. De twee knopen aan weers
zijden van de kraag werden toen ver
wisseld met twee sterren aan beide
kanten.
Zo streng als mijn vader was - ik denk
nog steeds aan die rotan achter de
deur - zo lief was mijn moeder. Natuur
lijk kon ze bij tijd en wijle ook wel
eens tjerèwèt zijn. Lustte ik het eten
niet of vond het niet lekker, dan kon
ik wel van tafel gaan en onmiddellijk
naar bed voor straf. Ja, dan was ze
onverbiddelijk.
's Middags het verplichte middagslaap
je. Ze stopte mij dan in en sloot daar
na de deur achter zich dicht. Het ge
beurde wel eens dat ik ging mero-
bossen door het raam om bij mijn buur-
vriendje te lajangen of knikkeren. Was
veel leuker dan dat slapen. Zorgde er
natuurlijk wel voor op tijd weer in bed
terug te zijn. Die "uitstapjes" gebeur
den niet vaak, werden ook nooit ont
dekt.
Eén vervelende gewoonte had mijn
moeder wel. Een hele nare zelfs. Met
de rapportentijd stond ze altijd klaar
met in d'r hand een eetlepel castor-
olie. Een andere lepel vol zout of
schijfje djeroek nipis lag gereed. En
of ik nu smeekte, blèrde, soebatte, op
de vloer rolde of huilde trenen met
tuiten, het hielp geen syllabe. Die
castorolie moest er bij mij in. Spoog
ik het uit dan had ze een tweede lepel
vol. Enfin, als die hele "operatie" ein
delijk naar haar voldoening afgehan
deld was, zat ik maar eventjes met de
gebakken peren. De W.C. had in mij
een graag geziene gast.
Nog vraag ik mij af, wie in godsnaam
de uitvinder was geweest om zoiets
in het leven te roepen.
TEUNISSEN
giiiiioiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiniiiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiininiiniii
Gespecialiseerd in het groeibriljant I
systeem. Eigen atelier voor het ver- j
vaardigen van briljanten sieraden, i
22 krt. en 24 krt. gouden schakel-
armbanden, slangarmbanden, colliers,
trouwringen, hangers, haarspelden, j
i oorknopjes en vele andere sieraden. 1
GEOPEND VAN:
9.30 UUR TOT 17.00 UUR
ZATERDAGS GEOPEND
TOT 16.30 UUR
's WOENSDAGS de gehele dag I
GESLOTEN
illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllNIUIIIIIliÜ