Herinneringen aan mijn grootmoeder, oma Darwati Opa W. Lambertus Nicolaas Ponder en Oma Darwati in 1918. Waarom alleen aan haar? Wel, omdat haar man, Opa W. Lambertus Nicolaas Ponder reeds was overleden, toen het nog geen gewoonte was, dat ik mijn jaarlijkse grote vakan tie in Banjoewangi doorbracht. Ik, en natuurlijk ook de andere kleinzoons, herinneren ons Oma Dar, zoals ze door ons werd genoemd, veel beter. Wat wij van Opa Lambert nog heel goed kunnen herinneren, was, dat hij onder zijn bed, zijn doodskist bewaarde, een soort 'begrafenis-ver zekering dus. Elk jaar kwamen drie kleinzoons (mijn broer Wim, mijn neef Josino en ik) naar Banjoewangi om vijf weken heerlijk ver wend te worden door onze lieve kleine Oma, die ontzettend veel hield van haar tjoetjoeks. Wij wisten ook, dat Oma treurde om de vier kinderen van haar in 1930 in Den Haag overleden tweede dochter, Bertha Louise, die Oma sinds 1928 niet meer gezien had. Hoewel Banjoewangi slechts een klein stadje was (en nog is), is het door zijn ligging aan Straat Bali met een veerpont naar Gilimanoek op Bali, een vrij druk havenstadje, waar wij ons echt niet verveelden. Oma bezat ook nog een landgoed van ruim 14 hectare dat voornamelijk beplant was met pisang- en klapperbomen. Dat landgoed lag ongeveer 15 km ten N. van Banjoewangi en heette Bangsring- Zoals het in Indië van toen gewoonte was, moesten wij van Oma Dar ons middagdutje doen van 2 tot 4 uur. Natuurlijk probeerden wij dat, maar als je tussen de 12 en 18 jaar bent en bovendien met vakantie, ja, dan viel het niet mee. Zodra wij hoorden dat Oma haar slaapkamerdeur sloot, kropen wij via ons raam op de galerij en slopen het huis uit. Of we gingen over de levensgevaarlijke spoorbrug (af te raden voor mensen met hoogtevrees) naar de haven om aan de pier garnalen te vangen of we stapten richting Ketapang- zwembad om daar te leren zwemmen met onze vriend Henk Tan. Met deskundig aan ons bovenlichaam gebonden klap pers, waardoor het hoofd net boven water werd gehouden, leerden wij gratis zwemmen. Was de bevestiging niet cor rect, dan was de kans om te verdrinken niet denkbeeldig. Wat hadden we een reuze pret bij al die stiekeme middag uitstapjes. Wij moesten echter wel zorgen thuis te zijn vóór 4 uur, maar in elk geval voordat Oma uit bed was. Over het algemeen lukte dat wel. Ik herinner mij slechts één geval, waarbij onze lieve Oma betoel betoel kwaad werd. Op een dag in augustus 1936, omstreeks 2 uur in de middag, gingen Josino en ik (resp. 15 en 17 jaar), tegen alle waarschuwingen (o.a. van vissers) in, in een zeilprauwtje de oversteek naar Bali wagen. Gewoon uit branietrapperij. Onnodig te vertellen dat wij in een vliegende storm terecht kwamen met huizen hoge golven en waren werkelijk kwai-kwai (bang) deze stoerdoenerij niet te overleven. Het geluk was met ons en O.L. Heer was ons genadig. Twee dagen later, na Bali be reikt en teruggezeild te hebben, kwamen wij ontredderd en met een gehavend prauwtje, in de haven van Banjoe wangi terug. Tijdens die storm had Josino o.a. zijn gloed nieuwe tennisschoenen verloren. Opgeofferd aan de zuster van Njai Loro Kidoel, Njai Loro Wetan. Toen wij die middag, na drie dagen weg te zijn geweest, bij Oma terug waren, biechtten wij haar ons hachelijk zeil- avontuurtje op, behalve over die verdronken tennisschoe nen. Oma vergaf het ons en was blij, dat wij er weer waren. De nodige peloektjioems ontbraken uiteraard niet. Binnen het uur kregen wij ter versterking heerlijke nasi rawon compleet met telor asin, dendeng manis, kroepoek oedang en sambal ketjamba. Wij waren reeds blij dat ons slippertje zo goed was afgelopen, totdat Oma een uur na onze maal tijd Josino blootvoets zag lopen. Toen wij ook de oorzaak van de vermissing verklaarden, voelde Oma zich bedrogen, dat wij haar niet alles hadden verteld en toen brak de Madoerese furie in haar los. In een oogwenk verhuisde haar linker leren slof (met hak) in haar rechterhand en gebruikte mijn achterste als mep-schijf. En wel tien vol treffers. Ik kreeg als de oudste, in haar ogen verantwoor delijke, de straf te incasseren. Wij moesten onmiddellijk naar bed, waar ik op mijn beurt Josino een flinke ketak gaf. De volgende ochtend was Oma weer even lief alsof er niets was gebeurd. Onvergetelijk waren de trips per grobak naar het landgoed Bangsring, dat beheerd werd door mijn moeder, Anna, de oudste dochter van Oma Dar en Opa Lambert. Over de afstand van ongeveer 15 km deden wij twee dagen. Dat wil zeggen, wij vertrokken omstreeks twee uur in de middag en bij achten in de avond waren wij halverwege ter hoogte van de grote rotskolom Watoe Dodol en maak ten wij ons nachtbivak met een groot kampvuur om de muskieten op een afstand te houden en om de ketella en djagoeng te bakar (poffen). Slapen deden we onder de blote hemel. Tegen zonsopgang verfristen wij ons aan het strand, ontbeten weer met ketella of djagoeng bakar met een mok zwarte koffie toebroek en reden verder. Onderweg verzamelden wij asemvruchten en uit ervaring wist ik de minst zure, haast zoete exemplaren uit te zoeken. Deze asemvruchten waren een verfrissende lekkernij tijdens de steeds warmer wordende etappe tot Bangsring, waar wij tegen 3 uur in de middag aankwamen. Op het achtererf zaten Oma, die ons in een bus is gepasseerd, en mijn moeder aan een lange houten tafel, waarop de pas ge plukte degans (jonge klappers) lagen om onze dorst te lessen. Met weemoed, vooral in het najaar en in de winter, denk ik aan die fijne tijd met Oma DAR, die vlak voor de Japanse inval in Banjoewangi overleed. Vermeldenswaard is het feit, dat de jongste (en blonde) dochter van Oma's tweede, eer dergenoemde dochter Bertha Louise, mijn nicht Dee Witte- van Swieten, haar ruim 240 hectare uitgestrekte ranch in New South Wales in Australië, heeft vernoemd naar Bangs ring, eveneens ter nagedachtenis aan en uit eerbied voor haar en mijn Oma Dar en Opa Lambert. Dee, namens alle kleinkinderen van onze grootouders onze oprechte dank voor jullie sympathiek gebaar. JAN PAUL 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 8