Een terugblik
op
twee vrouwen
wBmÊmm «ar
Mbok Ripan
Ze heette eigenlijk mbok Ripan - kwam
oorspronkelijk uit Midden Java - maar
voor ons was ze "baboe toelih", de
dove meid. Ik was nog maar 3 jaar
toen ze in dienst kwam. Al gauw werd
ik haar "anak", die ze door dik en dun
moest verzorgen, beschermen en ver
wennen. Van haar doofheid was ik me
op die jonge leeftijd niet bewust, her
inner me alleen maar dat iedereen al
tijd op extra luide toon tegen haar
sprak.
Toen we met verlof naar Holland zou
den gaan, moest zij beslist een foto'tje
van mij hebben als aandenken. Mijn
ouders lieten een duidelijke studio
foto maken van haar met mij. Ik zat
op een krukje en zij op haar knieën
naast mij, in haar mooiste kleren.
Bij terugkomst in Indië stond zij ons
in Bandoeng al op te wachten, had
steeds geïnformeerd bij vrienden wan
neer we zouden komen.
Haar "nonnie" werd geaaid en gestre
ken, steeds weer. Baboe toelih kon
haar geluk niet op. Natuurlijk kwam ze
meteen weer voor ons werken. Eigen
lijk werkte ze maar halve dagen, ze
was niet zo jong meer. Toch kwam ze
steevast iedere middag met iets aan,
z.g. voor bij de thee, maar het was wel
duidelijk dat ze mij wilde verwennen,
want het was altijd iets waar ik dol op
was. Gebakken peujeum, pisang go-
reng of ketan panggang. Dat ging zo
wel vijf jaren door. Toen kwam het
grote afscheid. We verhuisden naar
Buitenzorg. Baboe toelih's verdriet was
diep. Zou zij haar nonnie ooit nog
terugzien?
Vele jaren gingen voorbij.
Tot ik eens op vakantie ging naar
Bandoeng. Ik was toen 16. Ik had me
vast voorgenomen haar op te zoeken.
Of ze nog in leven was wist ik toen
niet. Op haar oude adres op Kebon
Sirih was ze niet meer. Niemand kon mij
inlichten. Teleurgesteld stond ik op het
punt te vertrekken toen een oud vrouw
tje, die zich bij de schare van nieuws
gierigen had aangesloten, zich ineens
een "mbok Ripan" herinnerde en mij
vertelde dat ze lang geleden was ver
huisd naar "ergens" in de buurt van
de Roemah Sate. Maar waar?
Toch wilde ik het proberen haar te
vinden en toog naar die buurt langs
Wenckebachstraat en verder. Overal
mooie huizen, geen kampongs. Het
Pam, vier jaar oud in Bandoeng met haar "baboe toelih".
leek een hopeloze en vruchteloze tocht.
Totdat ik enkele donkere kinderen zag
spelen aan de kant van de weg, waar
geen mooie huizen meer stonden. De
grote, blonde non die op hen af kwam
deed hun verschrikt opkijken van hun
spel en toen verlegen lachen.
"Dimana roemah mbok Ripan?" Eerst
geen reactie Ik bleef herhalen, steeds
dringender. Ineens een blik van be
grijpen en herkennen bij een van de
gendoks en toen een enthousiast wij
zen op een goeboekje in de verte op
het platteland.
Voordat ik nog met mijn hoge hakjes
door de zachte klei kon waden, ren
den de kinderen mij vooruit, schreeu
wend naar de "dove". Daar kwam een
heel oud vrouwtje tevoorschijn, haar
ogen tegen de felle zon beschermend,
niet begrijpend wat er aan de hand
was. Toen ik voor haar stond dacht ik
een moment dat ze flauw viel. Ze gooi
de zichzelf op de grond, kuste mijn
voeten en prees Allah voor de grote
vreugde van dit weerzien.
Binnen in haar huisje werd ik geaaid
en betast, ze kon het nog niet helemaal
geloven De tranen stroomden langs
haar gerimpelde wangen en ikzelf kon
ook geen droge ogen houden. Wat een
blijdschap haar gevonden te hebben
Na al de emoties moest ik op de baleh-
baleh gaan zitten want ze zou me wat
te eten en drinken maken. Wat zou dit
arme vrouwtje me nu zo ineens kun
nen aanbieden?
Terwijl ze druk bezig was in haar da-
poer keek ik het schamele hutje rond
en daar zag ik aan de muur de foto van
mij met mijn "baboe toelih" hangen.
Met veldbloemetjes gedecoreerd
Niet lang daarna kwam ze binnen met
een schaal warme pisang goreng, die
ze mij met een gelukkige glimlach pre
senteerde. Vanwege de brok in de
keel ging die pisang er met moeite in,
maar voor haar at ik. We hebben nog
6