Gelukkig verlieten de tweede dag heel
wat families het kamp, om bij vrienden
en kennissen te worden ondergebracht,
o.a. bij Gempol, in huizen om Gedung
Sate (V en W) en in de omgeving van
Tjikapajang en Borromeus. Wij bleven
tenslotte met twintig man in onze zaal
over, waardoor wij het vrij ruim kregen
wat betreft plaats. Deze dag werd ook
gebruikt om wat orde op zaken te
stellen. Hoofd van het EC was de heer
Petit. Pa werd hoofd van de keuken
en kreeg corveërs toegewezen, die
hem moesten helpen bij het houthak
ken, aanmaken van de ovens, ophalen
van Rode Kruispaketten, helpen bij het
uitdelen daarvan, verstrekken van kle
ding en schoeisel en vele andere za
ken
Mijn broers en ik werkten bij de Rapwi
gevestigd in het H.B.S. gebouw aan de
Billitonstraat, maar werden soms ook
uitgeleend aan EC - Dick de Hoogh.
Dat betekende met koffers sjouwen,
want in het evacuatie-centrum was ge
vestigd het Bagage-depot. Hier werd
alles opgeslagen zoals koffers, meubi
lair, kisten met inhoud, kleding enz.
van degenen die naar Nederland of el
ders repatrieerden. Het Bagagedepot
was een hele grote loods waarin al
deze goederen lagen opgestapeld en
die loods was tot aan de nok gevuld.
Wij moesten trachten om die puinhoop
enigszins te sorteren. Het was een
heidens karwei, maar we deden toch
altijd ons best en waren 's avonds na
afloop van de dienst altijd erg moe.
's Avonds gingen wij altijd uit, de stad
in. Iedere avond was er wel wat te
beleven. Wat ons het meeste trok wa
ren de filmvoorstellingen. Deze wer
den gehouden in het 15e Bataljon, het
1ste Depot-Bataljon, de Jaarbeurs, Rex
theater (tegenover de R.K. kerk Pieters-
park) en nog vele andere gebouwen.
Het moeilijkste voor ons was het bin
nenkomen van de gebouwen om de
voorstelling te kunnen zien, want er
stond bij de ingang altijd een portier
die de kaartjes vroeg. Ik weet nu nog
niet waar je die toegangskaartjes kon
vragen, maar we vonden tenslotte toch
een akal. Als we naar zo'n voorstelling
gingen, dan waren wij met ca. 15 tot
20 jongens. De kleinste van postuur
was Albert Tatuhey, Hij was altijd keu
rig netjes gekleed en had zijn haar
altijd gekamd met een grote kuif.
Wij kwamen tot de ontdekking dat an
dere jongens aan kaarten kwamen door
deze gewoon aan de mensen te vragen,
en besloten ook deze methode te vol
gen om aan kaartjes te komen. Degene
die werd aangewezen om bij de men
sen om kaartjes te bedelen was Albert,
die na een heftige discussie erin toe
stemde. "Wah, maloe ik," zei hij, maar
nadat wij hem ons plan hadden uitge
legd was alles o.k. Ons plan bestond
hieruit, dat Albert over zijn nette kle
ding een smoezelige jas zou aantrek
ken en op deze wijze gekleed moest
trachten voor het filmgebouw de men
sen te vermurwen hem een kaartje te
geven als hij erom vroeg. Het plan
lukte bijzonder goed en soms hadden
wij kaartjes over, zodat wij aan andere
jongens deftig konden vragen: "Jongen,
heb jij nog geen kaartje (dat kon je nl.
zo zien), zo zielig, hier heb je er een."
Het enige nadeel was, dat Albert altijd
het eerste weg moest naar zo'n film
gebouw en dat de andere jongens rus
tig konden baden en kleden.
Op avonden dat er geen film was, gin
gen wij dansavondjes bezoeken. Soms
werd er in het EC-zelf zo'n avond ge
organiseerd. Aangezien geen van ons
toen kon dansen, werd er door anderen
dansles gegeven. Ook toen was het
aldoor lachen, want wij leerden dansen
met kompie-laarzen aan, u weet wel,
die laarzen met kopspijkers aan de
zolen, zodat na afloop van de avond
velen met zere tenen naar huis gingen.
De vriendschapsbanden, die wij met
de andere jongens knoopten bestaan
vandaag nog. Enkele namen van deze
jongens (nu waarschijnlijk al groot
vader) zijn: Juul en Jimmy in 't Veld,
Paul Pietersz, Louis Alexander, Eddy
Bourn Bletterman, Willy Rompas, Wim
Bloemhard, Dolf Benz, Timomor, Albert
Tatuhey, de gebroeders Swartjes (No-
no, Lolo, Jojo).
Tenslotte wilde ik al de jongens van
het EC "Dick de Hoogh" en alle ex-
corveërs van afd. 17 van de RAPWI
(het waren er een 150) het allerbeste
toewensen.
BENGKOK
A TOWN LIKE ALICE
In mijn verhaal "Dwarsliggers" (Moes
son no. 15) eindigde ik met het aan
halen van het boek van Nevil Shute "A
town like Alice", dat ook verfilmd werd
en op onze T.V. werd vertoond.
Nevil Shute was een Australiër en
woonde in Melbourne. In 1949 ont
moette hij als journalist in Palembang
een Shell-familie. De gastvrouw ver
telde hem dat ze in 1942, 21 jaar oud,
met een baby van zes maanden van
Sibolga naar Kota Radja was gesjouwd
met 80 vrouwen en kinderen.
Nevil Shute heeft daar een roman van
gemaakt, spelend in Maleisië en Aus
tralië. Een jaar of 15 geleden zond de
N.R.C. een journalist naar Zwitserland,
waar het bewuste echtpaar, intussen
gepensioneerd, woonachtig was.
Zijn gastvrouw vertelde nog het vol
gende:
Bij de wapenstilstand had ze tegen haar
zoontje gezegd, dat als er een meneer
met een tros pisangs het vrouwenkamp
zou binnenkomen, dat het dan zijn va-
WACHTEN
Een Indische tropennacht, donker
en stil,
de regen ruist zacht naar beneên,
geen ster is er nu aan de hemel te zien
en ik sta bij het venster, alleen
Een enkele lantaarn, een flauw
lichtje maar,
doet grillig vervormen de bomen
het slootje is niets dan een donkere
streep
en ik sta bij het venster te dromen
De stilte is tastbaar en houdt in haar
greep
de tropische nachten gevangen
nog steeds ruist de regen eentonig
op straat
en ik kan zo ontzettend verlangen.
En ergens, ver weg, woedt de oorlog
nu fel
In deze zelfde eenzame nacht
waar hier alles getuigt van vrede,
van rust
sta ik bij het venster en wacht
1942 - L. v.d. ELST
der zou zijn. Laat zijn vader, hiervan
natuurlijk niets wetende, op weg naar
het kamp waarvan hij vernomen had dat
zijn vrouw daar moest zijn, de grobak
in een kampong laten stoppen en een
tros pisangs kopen.
Toen hij het kamp binnenkwam storm
de er een jochie op hem af en zei:
"Dag Paps!" De mevrouw die op de
kinderen paste riep hem terug en zei:
"Dat is jouw pappie niet."
De gast maakte zich bekend en vroeg
waar zijn vrouw was. Die bleek buiten
het kamp op corvee te zijn, maar het
enthousiaste jochie bleek wel zijn zoon
te zijn. Nou, dat was dan beter in de
roos dan wat mijn eigen zoon pres
teerde.
Toen ik van de Birmalijn in Medan te
rugkwam, herkende mijn dochter die
intussen 14 jaar was, mij direkt. Mijn
zoontje bleek naar een geïmproviseerd
schooltje te zijn. Toen hij thuis kwam
en mijn vrouw zei: "Kijk eens, wie
daar is," sprong hij in de houding,
salueerde en zei: "Dag Oom."
HENK ENGEL
15
BANGKINANG VROUWENKAMP
Nog enkele exemplaren van het geschrift van mevrouw Liesbeth Spij-
ker-Kesselaar (1899-1968), opnieuw uitgetypt en gecopiëerd door Carel
van der Steen.
U kunt het bestellen door overmaking van f 11,f 4,85 verzend
kosten per exemplaar in Benelux) op postgiro 1795876 ten name van
C. van der Steen, Schoutsplaats 17 te Wognum.