Vakantie DJATI PITTEN (VII) door mevrouw F. Beudeker-Gerrits Op de dag van vertrek naar Pasir Nangka (ons vakantieverblijf in de bergen), stonden we om 4 uur in de morgen op. Het was nog vrij donker buiten, maar binnen was het een gezellige drukte van heen en weer lopende meisjes. Om 6 u. moesten we op het station Koningsplein zijn. Mandjes en tassen werden dichtge bonden, koffertjes werden alvast naar de voorgalerij gesleept. Onze Directrice had een heel sportieve lichte jurk aan. Zij en de twee assistenten die zouden meegaan liepen heel bedrijvig tussen de meisjes door. "Héé, waarvoor moet die grote pop mee," vroeg Moes aan Anneke, 7 jaar. "Och, nou ja, toe maar," liet ze er direkt op volgen, toen ze het beteuter de gezicht van het kind zag. "Breng haar maar mee, maar let goed op die pop hoor, anders blijft ze in de trein achter." Op het station Koningsplein was het reeds druk, want er waren andere passagiers die op dezelfde trein ston den te wachten. "Bij elkaar blijven schreeuwde Moes toen de trein kwam. Nou, dat wisten we wel. Gauw instap pen en een lekker plaatsje zoeken. Edith, Carla en Marga zochten een plaatsje naast elkaar, en ik zat tussen Martha en Annie in. Het was een ge babbel van jewelste, er werd ook ge zongen. Ik geloof dat de machinist het lawaai van de meisjes boven het la waai van de machines hoorde. Later merkten we dat de trein lang zamer reed de bergen in. We voelden het, het werd steeds kouder, maar toch wilden we nog geen jasjes aan. In de trein viel het nogal mee. Einde lijk kwamen we op de plaats van be stemming: Pasir Nangka (de thee onderneming) in West-Java. We zagen om ons heen al grote vlak ten met theeplanten, zo hier en daar huizen, die zouden wel van de bazen en de employé's zijn. Grote en kleine stenen huizen, meestal wit geverfd, strak van lijn. Vóór de huizen rode bougainville. We reden in grote bussen naar ons vakantiehuis, dat Moes voor 30 dagen gehuurd had. Vreselijke scherpe boch ten moest de bus maken en dan gin gen we de hoogte in en weer de laag te af. Ik hield mijn hart vast, kreeg zo'n raar gevoel in mijn maag bij al die dalingen. "Daar is het huis!" zei Moes ineens. Voor op het erf stonden wat bomen en planten, vandaar dat het huis niet zo gauw opviel. "Alles uit de bussen halen," riep Moes, "niets achterlaten." We renden naar het huis - de omge ving verkennen. We ontdekten al gauw het zwembad, het was enkele minuten lopen van ons huis af. Tussen bomen en nog eens bomen moesten we naar het zwembad lopen. Er was gelukkig een verkleedhuisje, anders zouden we thuis al ons zwempak moeten aantrek ken. Wat we achter het logeergebouw ook ontdekten waren karetbomen (rubber bomen). In de stam maakten we in kepingen en dan vloeide de getah er uit. De getah werd op grote bladeren uitgestreken en gedroogd en het ge droogde vliesje werd tot een bal ge rold. Een bikkelbal had je dan. In die tijd was het bikkelen een geliefd spel. Nadat iedereen zijn slaapplaats kreeg aangewezen, moesten we aan tafel. Er werd beraadslaagd wat we de volgen de morgen zouden doen. Moes voelde voor een flinke wandeling door de theetuinen. Nou, enkele meisjes, waar onder ik, wilden mee. Maar we wisten niet wat ons te wachten stond. Ande ren wilden liever gaan zwemmen. Half 6 stonden we op, snel ontbijten en verzamelen bij de Directrice. Die zagen we met een stevige stok op ons wachten. Die stok moest haar steun bieden bij het beklimmen van de hel lingen. Norma ging mee, die had wel stevige benen. Annet, die er wel niet zo stevig uitzag behoorde ook tot de partij. Vol frisse moed begonnen we de wande ling, Moes voorop. Op sommige plek ken tussen de theestruiken was het koel en nog donker, de zonnestralen konden deze plekjes nog niet bereiken. Ik zou hier temidden van de theestrui ken en de andere bomen niet graag alleen willen lopen, zou vast en zeker verdwalen. Maar Moes stapte kordaat verder, alsof ze hier al vaker was ge weest. Ineens hoorden we stemmen Vrouwenstemmen. Theepluksters aan het werk. Ze spraken Soendanees. Ze hadden puntige strooien of bamboe hoeden op. Moes kwam dichterbij, knikte ze toe. Ze werd even vriende lijk gegroet, doch de plukstertjes gin gen weer verder met het vergaren van de theeblaadjes. Wij stonden even be langstellend te kijken naar die rappe en slanke vingers, toen vervolgden we onze weg. En zo ging het heuvel op heuvel af. Moes kende geen vermoeie nis. Bij de meisjes was het anders. Annet had al grote zin om te zitten maar dorst met dit voorstel niet voor de dag te komen. Moes keek eindelijk even achterom. "Oh", zei ze, "loop ik misschien te vlug?, laten we dan even pauzeren." En meteen zat ze op de grond. Vlug lieten we ons ook neerploffen. We hadden broodjes meegebracht en ther mosflessen met stroop. Nadat we on ze dorst hadden gelest en honger had den gestild, stonden we als herboren op en begonnen de terugtocht. Moes heeft met haar pupillen van deze wan deling intens genoten, vertelde ze la ter aan iedereen die het maar horen wilde. Zwemmen Iedere dag was de zwembak ("onze zwembak" zullen we maar zeggen) ge vuld met de Djatipitten. Loes Dannert wilde zich specialiseren in het duiken. Iedere keer probeerde ze vanaf de rand van de bak een perfecte duik te nemen, doch iedere keer viel ze prompt plat op haar buik in het water. Een slag hoorde je, alsof een grote bruinvis met zijn staart op het water sloeg. De meisjes rondom Loes hadden haast medelijden met haar. Van alle kanten kreeg ze raadgevingen. "Kijk niet over het water heen," zei één van de Djati zusjes. "Kijk goed in het water, de plaats bepalen, waar je terecht wilt komen." Of een ander zei: "Zet je goed af van de rand van de bak, houd de armen goed gestrekt," enz. enz. Het lukte maar niet. Doch iedere dag kwam Loes weer met veel geduld oefenen. Er vormden zich groepjes, die op eigen houtje dus niet met Moes, ook door de theetuinen wilden wandelen. Spoedig maakten velen kennis met theeplukstertjes, die in kleine nette huisjes woonden. In de middag hadden we tijd om met ze te praten en de vrouwen nodigden ons uit binnen te komen in hun kraakhelder huisje. Dan kregen we allerlei lekkernijen van ke- tella. Getoek, een vaste koek van ge kookte ketella en daarop geraspte klapper of kripik. Oh, heerlijk Zodra we wisten waar zo'n "goeie" vrouw woonde, dan kwamen we geregeld even binnen lopen. Ze vonden het wel leuk, want erg veel bezoek kregen ze daar op die theeplantages niet. Zo gingen de vakantiedagen voorbij. Moes kwam ook weieens een rondje zwemmen. Maar zij had een vaste re gel. Drie keer de bak rond en dan er uit. Net zoals ze in Pomona gedaan had toen ze jarig was. 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 6