HET V.O.C. OP TANDJOENG-OOST
Het bericht in Moesson van 15 juni 1985 over de brand die het landhuis Tandjoeng Oost (aan de weg tussen Jakarta en
Bogor) heeft verwoest, deed de heer J. J. van As terugdenken aan het V.O.C.het Vrijwillig Oefen Corps. Toen Nederland
bezet was en Indië zich op het ergste voorbereidde, werden weerbaarheidscorpsen opgericht die ingezet zouden kunnen
worden om Indië en Nederland te verdedigen. Het V.O.C. was zo'n corps dat in en om het landhuis Tandjoeng Oost vrij
willigers gedurende enkele weken een militaire basisopleiding gaf. De heer Van As volgde ook zo'n opleiding en hij is nog
in het bezit van een propagandaboekje van het V.O.C. Daaruit zijn hieronder enkele passages overgenomen. De heer
Van As kan zich voorstellen dat onder de honderden oud-V.O.C.-ers enkele zijn die best "op herhaling" zouden willen.
Zij kunnen contact opnemen met de heer Van As, Van Poelgeestlaan 69, 2321 TC Leiderdorp.
Op een ochtend, na een van de lesuren, roept de directeur van een der middel
bare scholen "ergens in Indië" de jongens van de hoogste klassen bijeen. Naast
hem staat, in hagelwit uitgaansuniform, een officier van het Koninklijke Neder
lands-Indische Leger. Een vreemde eend in de schoolbijt I Wat zou die officier te
vertellen hebben
Lang behoeven de leerlingen niet te wachten op het antwoord. Na een korte in
leiding van de directeur wendt de officier zich tot de jongens. Hij doet een be
roep op hen om een gedeelte van hun vacantie te bestemmen ten dienste van het
Vaderland I Dat klinkt plechtig en deftig. "Zouden we met collectebussen moeten
lopen of vlaggetjes en vliegmachines moeten fabriceren voor de fondsen?" den
ken enkelen der jongens. "Dat is toch beter werk voor meisjes!" Maar neen, die
officier vraagt heel wat anders. Hij herinnert aan het bekende schoollied:
't Is plicht dat ied're jongen
voor d'onafhankelijkheid
van zijn geliefde vaderland
zijn beste krachten wijdt I
Zo zongen ze het in Holland, toen nog
geen vijand zijn plompe laars er had
neergezet. Zo zingen we het gelukkig
nóg hier, vrijuit en luid. Maar met zin
gen alleen komen we er nietMet zin
gen houden we geen vijand buiten de
deur, daar komt in deze tijd heel wat
anders voor kijken. Daar is, naast
geestelijke paraatheid, voor nodig:
technische en lichamelijke paraatheid,
weten wat te doen staat I
En dat kan bereikt worden door ge
zamenlijk oefenen. Voor die oefeningen
vraagt het vaderland een gedeelte van
de vacantie te besteden, door te bren
gen in één der vrijwillige oefenkampen.
Dat is niet veel gevergd. Integendeel,
want spoedig zal blijken dat die oefe
ningen, als geheel genomen, uiterst
interessant zijn. Al gauw voelt de jon
gen in het groene pak, dat het soldaten
leven buitengewoon gezond is, dat hij
zich lichamelijk heel wat beter voelt
dan in de schoolbanken en dat hij er
na enige dagen blakend van gezond
heid uitziet. Het evenwicht tussen veel
geplaagde hersenen en te weinig ge
bruikte spieren is hersteld. Zodat na
de vacantie met een extra reserve aan
energie de lessen weer gevolgd kun
nen worden.
En zoals soldaat Jansen, in het burger
leven H.B.S.-er met een rapport waar
over de zessen, zevens en achten ge
lijkelijk verdeeld zijn, het uitdrukte: "Je
wordt niet als een schooljongen be
handeld, maar als een volwaardig sol
daat beschouwd. Niet dat je superieu
ren niets op je aan te merken zouden
hebben, integendeel, hun oordeel is
soms niet zachtzinnig en hun woorden
zijn niet altijd ontleend aan de litera
tuur-lessen, maar je krijgt het gevoel,
dat je mee telt. Je leert nu ook eens
zelf je handen te gebruiken. Geen ba
boe of djongos die je schoenen poetst
het eten opdient en de bedden op
maakt. Dat moet je allemaal zelf doen.
En je doet het zonder mopperen, zon
der een gevoel van minderwaardigheid.
Want als de nood eens werkelijk aan
de man zou komen, staan ook geen
huisbedienden ter beschikking."
Zo denkt de echte, flinke jongen erover
- ongeacht de baan die zijn vader be
kleedt. Hier geen schotjes, alle jon
gens zijn soldaten onder elkaar, die
hetzelfde te doen hebben, dezelfde
voeding en dezelfde kleding krijgen.
Zo wordt de ware saamhorigheid, de
ware samenwerking gekweekt. Dan
blijkt dat de jeugd van thans nog wel
wat anders kan, dan in stoelen luieren
en bomen over jazz opzetten! Op de
jeugd van heden kan de wereld even
goed staat maken als op de jeugd van
een halve eeuw geleden.
Iedere flinke jongen die aan de toe
komst denkt en dat is tenslotte het
enige waar de jeugd aan te denken
heeft, zal nu reeds daar aan moeten
bouwen. Hij zal de grondslag moeten
leggen voor een toekomstig bestaan,
de grondslag voor een betere, stabie
lere samenleving. Hij zal zijn vader
land, hij zal de vrijheid, het hoogste
goed van de mens, beschermen en
verdedigen. Hij zal pal moeten staan
in de storm die om de wereld waait,
hij zal zich zelf moeten blijven. En
daarom zullen de jongens, die gevraagd
worden mee te doen aan de vrijwillige
oefenkampen, eenstemmig antwoor
den: "Wij doen mee I"
18