DE LEEUW ii^tt Dr. J. de Haan, hoofd van het Bacteriologisch Instituut te Weltevreden met echtgenote en zoon Johan (17) die in Nederland studeerde en met vakantie naar Ned. Indië was gekomen. Johan maakte de tocht naar de Gedeh en schreef het verhaal dat u hier leest. uur of 4; grote hemel, wat een situa tie. Wat te doen, vroegen we ons af. De koelies met de barang (deze was goddank waterdicht ingepakt) waren reeds ver vooruit. Wat te doen? Doch het enige antwoord was de donder om ons en het kletteren van de tro pische regen. Voort, was het enige, dan maar voort I Doch het ontzaglijke stijgen dwong ons telkens tot stilstaan. En dan kregen we het koud, en rilden en vroegen ons af of wij daar levend zouden afkomen. Tegen 3 uur bemerk ten we rookwolken en hoonden een gedonder in de verte. Goddank, de warme bronnen, we scho ten dus op. Op een plek, waar de weg stenig en rotsig was, stroomde het dampend hete water uit de berg, dwars over het pad en tenslotte zich bruisend stortend in de diepte die gaapte. Glad waren de stenen, met glibberig mos begroeid, en het water stroomde, stroomde! We gingen er midden in staan, heerlijk, voor een klein ogenblikje warme voeten; op ons kletste de stortbui, over onze voeten stroomde het hete water; het werd steeds donkerder en duisterder, woe dend schoten de onweerslagen door het gebergte; voort maar weer, nu daalde de weg, daalde, dat moesten we straks allemaal weer op, en we vloekten in ons zelf, het was duidelijk, we gingen een ravijn door, één van de vele, die van beneden gezien als zulke onschuldige streepjes over de berg lopen. Beneden was een open plek. Steil rezen kale rotswanden omhoog; bo men en blokken, als door grillige ti tanen daar neergeworpen, getuigden dat ook hier de banjir zijn werk had verricht. We waadden door een rivier, deden niet eens moeite over de stenen te gaan, natter dan nat kon toch niet. Toen dat ravijn weer uit; hoe we dat 'm leverden, met de zware stralen water die op ons neer, kwamen, en de beek die over onze voeten stroomde, buiten adem, moe en wel, ik begrijp het niet. Stappen omhoog van meer dan een meter, van de ene modder poel in de andere, telkens weer ach teruit en onderuit glijdend en op je knieën vallend, het was bar en boos. Eerst klom ik weer een eindje, dan stak ik mijn stok, een sterk rotan exemplaar met een flinke haak eraan, uit naar vader, ik hees, heer O. duw de, en zo ging het dan weer een eind je. En dan maar weer staan en uit rusten, in het kille, donkere oerwoud. Kwam er nooit een einde aan Het was kwart voor 4, nog rommelde verwijderende donder, doch de regen, ofschoon minder sterk, hield aan. We voelden ons gedesillusioneerd, kil, moe, wisten niet waar of we ergens waren, geen 3 meter kon je om je heen zien; een duister, somber, groen gordijn dat droop, sloot direct alles af, en donkere, waterig glimmende stam men rezen als pilaren op, als wach ters voor een heiligdom. Voort maar weer, het werd 4 uur; de regen hield op en naargeestig tikkelden de drup pels neer van het bladerdak. Ik raapte al mijn moed bijeen en vroeg een van de koelies, die we inmiddels weer hadden ingehaald, hoe ver het nog was. Satoe djam setengah (1^2 uur). Ik schrok, dat kon niet, was gods ter wereld onmogelijk. Ik zou het geen IV2 uur meer volhouden, in hoogstens uur zou ik er het bijltje bij neer gooien, en wat dan? We moesten er haast zijn, ik had er een voorgevoel van. En vader en de heer O. aan hun lot overlatende, begon ik als een dolle te klimmen. Ik raakte absoluut buiten adem, m'n hart klopte in m'n keel, maar ik wilde het weten. Daar in de verte was een lichtere plek in het bos, zou het daar zijn? De weg werd vlakker, ik holde met m'n laatste krachten, het werd lichter, lichter, daar zag ik zink schemeren. Het was weer weg en vóór mij strekte zich weer het donkere bos uit. Had ik mij vergist, het kon nietWeer hollen, een hoek om, nog een bocht, het terrein liep af, een rond gat in de groene haag, nog een sprong, daar was het I Een klein huisje, van golfzink, in de deur stond de heer Holten, lachend, een pijp rokend. Ik gaf een schreeuw! Brandy, in godsnaam brandy I De goe de man had alles klaar, warme thee, brandewijn, en gretig slokte ik wat van dat vocht naar binnen. Even uit gerust, een praatje, en toen terug, de anderen waarschuwen. Na weinige mi nuten kwam ik ze al tegen, ik juichte en weldra stonden we allen binnen, te Kandang Badak, dronken brandewijn thee en vergeten was het leed. Het was half 5, toen als de duvel droog goed aan, ondergoed, witte pakken, schoenen en een warm jasje, het was voor iedereen in overvloed daar; na tien minuten voelden we ons echt se nang, blij alsof we in de hemel waren aangeland. We dronken thee, maakten een praatje en de heer O. fotografeer de ons voor het "huisje" in het laat ste avondlicht. J. ERENSTEIN-DE HAAN (slot volgt) UITVINDER KRETEK-SIGARET OVERLEDEN De stichter en eigenaar van de fabriek die de beroemde Indonesische kretek- sigaret maakt, Tjoa Ing Hwie, is op 62-jarige leeftijd overleden. Honderdvijftigduizend mensen woon den op Java de begrafenis bij. De makers van de kretek met zijn zeer sterk geurende kruidnagelaroma, tjap Gudang Garam, King Size, isi 12 uit Kediri, hebben 48.000 werknemers in dienst. 1e AMSTERDAMSE ZUURHANDEL Al 150 jr. een begrip. Het beste zuur ter wereld. Primeurs in de fijnste tafelzuren. Vrijheidslaan 78 Amsterdam Zuid Geopend: donderdag 10-18 uur vrijdag 10-18 uur zondag 10 - 18 uur 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 11