De Waringinboom
Toen wij hem leerden kennen was hij Assistent-Resident in een plaats in Oost-
Java. Hij was er nog zo een uit tempo doeloe: zeer galant integer, hoed afnemen
bij het groeten en opstaan als het om 't afstaan van een plaats ging voor dames
of ouderen. Als H.B.S.-er was hij al erg geïnteresseerd in Nederlands-lndië en hij
las alles wat er over Indië geschreven werd, zoals Couperus, de Max Havelaar, en
artikelen in tijdschriften. Het stond voor hem vast dat hij Indologie zou studeren
in Leiden, wat ook gebeurde. Van medestudenten, die in Indië geboren waren,
hoorde en leerde hij ook veel over kunst, adat en stille kracht en hij hoopte dat
hij vooral dit laatste ook eens beleven mocht.
Waringins bij de kraton van Surakarta.
(Foto: R. L. Mellema)
In Den Haag leerde hij zijn vrouw ken
nen, Liza, Lies bij afkorting. Zij was
een Indisch meisje dat voor haar op
leiding in Holland zat. Na zijn studie
voltooid te hebben trouwden zij en ver
trokken naar Indië. Zij bewoonden een
groot huis, zoals dit de gewoonte was
voor personen van hun rang. Het huis
lag aan een aloon-aloon, waar in het
midden een prachtige waringinboom
prijkte. Het huis had een grote open
voorgalerij, waar drie Manilla-rotan zit
jes stonden. Over iedere tafel lag een
kanten kleedje met in het midden een
zilveren vaasje waarin verse bloemen
uit eigen tuin. Dan was er een heel
grote binnengalerij, aan weerszijden
waarvan vier slaapkamers lagen, en
daarachter lag de achtergalerij, die
even lang en breed was als de voor
galerij en waar een eettafel stond waar
aan, als het middenstuk er ingezet was,
makkelijk twaalf a veertien mensen
konden zitten.
De A.R. kreeg veel aanloop van be
langrijke functionarissen, maar als er
na elf uur 's avonds niemand meer
kwam, dan kwam djongos vragen of
hij kon "toetoep" (sluiten). Dan werden
de rotan stoelen op de voorgalerij
voorover tegen de tafels geplaatst, met
alleen de voorpoten op de grond; de
lichtkronen gingen uit, de grote deu
ren, die voor de helft uit jalouzieën be
stonden, werden gesloten en Lies en
haar man trokken zich in de gezellige
binnengalerij terug met een boek en
muziek.
Op een ochtend kwam djongos, die al
vroeg 's morgens alle deuren opende
en de voorgalerij op orde bracht, ver
schrikt bij de toean en jonja om te
vertellen dat er een zilveren vaasje
van 't zitje in de voorgalerij verdwenen
was. Hij begreep niet hoe dit kon ge
beuren, alles was in orde toen hij
"sloot".
Lies en haar man begrepen er ook
niets van maar lieten een ander vaasje
er voor in de plaats zetten. Toen er na
een poosje weer een vaasje verdween
en later nog één met tussenpozen van
een paar weken, kwam djongos met
gevouwen handen ampoen vragen, he
laas was er alweer een zilveren vaas
verdwenen. Lies begon aan zijn eerlijk
heid te twijfelen, ofschoon zij hem al
jaren in dienst had en hij een perfecte
huisjongen was, die van alle dranken
op de hoogte was en zich nooit ver
giste bij het serveren van de verschil
lende bestelde dranken. Zij en haar
man besloten er geen drukte over te
maken, aangezien deze onvolprezen
djongos hun meer waard was dan die
vazen, die nu vervangen werden door
kristallen vazen, maar die stuk voor
stuk hetzelfde lot ondergingen.
Op een nacht werd Edo - zo heette
onze vriend - wakker doordat de maan
glashelder hun slaapkamer verlichtte
en hem in het gezicht scheen. Lies had
bij het slapen gaan vergeten de gor
dijntjes, die voor ramen en deuren
hingen, dicht te trekken. Edo dacht aan
zijn vrienden in Leiden, die beweerden
dat je in Indië bij het licht van de volle
maan je krantje kon lezen. Hij gleed
voorzichtig uit bed om Lies niet wak
ker te maken en bekeek de grote ach
tertuin, die doordringend geurde naar
seringen.
Na een poosje besloot hij ook de aloon-
aloon aan de voorzijde in ogenschouw
te nemen. Even overzag hij de door het
maanlicht overgoten aloon-aloon, maar
zijn aandacht werd afgeleid door vier
honden, die achter elkaar hard liepen
om en rond de drie rotan zitjes op de
voorgalerij, maar wat hem nog het
meest verbaasde was dat zij daarbij
geen enkel gerucht veroorzaakten. En
terwijl hij als begeesterd naar het ta
fereel keek zag hij dat het gerèn van
de honden opeens ophield en dat een
van hen op de rug van een van de
stoelen klom, terwijl de drie andere
honden rustig zaten te wachten op de
klimmende kameraad, die tot Edo's
stomme verbazing de vaas die op
tafel stond in zijn bek nam, er voor
zichtig mee achteruit klauterde en,
gevolgd door de drie andere honden,
rustig over de aloon-aloon liep en
ergens achter de waringinboom ver
dween. Edo wachtte nog geruime tijd
om te weten te komen wat er nu ge
beuren zou, maar zij kwamen niet meer
(lees verder volgende pagina, 1e kolom)
16