Jjjl HOE KWAM DIE TIJGER DAAR? VERVOLG INZENDINGEN VAN LEZERS VII OBAT MATJAN Vreemd, onwennig, dat waren de woorden die we die avond gebruikten toen ons lo geetje nog steeds zwijgend in een hoekje zat. We stopten hem maar snel in bed en waren ervan overtuigd, dat het de volgen de dag wel beter zou gaan. Maar dat gebeurde niet. Een week lang zat Gambiro daar in dat hoekje van de kamer, met een strak, boos snuitje, nauwelijks sprekend. Van alle hem aangeboden lek kernijen nam hij niet meer dan enkele hap jes en slokjes. We werden eerst bezorgd, toen geïrriteerd, tenslotte wanhopig. Wat móesten we met dat kind? Toen kwam de tweede onverwachte huisgenoot. Kromo, onze tuinman, kwam hem laat in de middag brengen. In de desa was al maan denlang een tijger gesignaleerd, die kip pen en geiten roofde. De bewoners hielden hun kinderen heel dicht bij zich, want het zou niet de eerste keer zijn, dat een tijger met alleen het vee, maar ook de kinderen aanviel. Tenslotte had één van de boeren het recht in eigen handen genomen; hij had het roofdier gedood en pas daarna was ge bleken, dat het geen tijger was geweest maar een tijgerin en dat bovendien een jong had van naar schatting nog geen twee we ken oud. De desabewoners hadden de gewoonte, al hun problemen aan ons voor te leggen en daarop maakten zij dit keer geen uitzonde ring. Moesten ze dat jonkie meteen ook maar doden, zodat ze niet over enige tijd weer hun kippen en geiten zouden kwijt raken? Moesten ze het opfokken en aan een dierentuin verkopen? Moesten ze En tegelijk met al die vragen deponeerde Kromo bij mij het jonge tijgertje Een klein doodsbang balletje lichtbruin haar, dat klaaglijke geluidjes maakte en smakkend met z'n bekje te kennen gaf, dat hij wel honger had ook. Ik besloot, dat het diertje in leven zou blij ven en dat ik het zou verzorgen, totdat er een oplossing voor gevonden zou zijn. Ik had nog een zuigfles, zelfs nog een speen en een half uurtje na zijn entree in ons huis bood ik het tijgertje een flesje lauwe melk aan. Het diertje begon gretig te sabbelen en zijn klaaglijke geluidjes veranderden in een tevreden gebrom. Maar toen, ineens, gebeurde er iets onver wachts. Gambiro sprong op uit zijn hoekje en rukte mij de fles uit de hand. Nog voordat ik kon reageren had hij ook het tijgertje opgepakt en zo trok hij zich terug op zijn vaste plaatsje, waar hij het voeden van het tijger tje voortzette. Hij streelde het diertje, hij praatte ertegen - heel zacht, ik kon niet verstaan, wat hij zei - en hij lachte verge noegd. Toen het flesje leeg was, waagde ik een vraag: "Gambiro, wil jij voor het tijgertje zorgen?" Hij knikte heftig van ja. Toen sleepte hij één van mijn vloerkleedjes - het was een vrij kostbaar Persje, maar dat accepteerde ik op dat moment gaarne - naar zijn hoekje en legde zich daar neer met het tijgertje. Na enkele minuten sliepen ze allebei ge rust, dicht tegen elkaar aan gedrukt. Toen mijn man thuiskwam, beduidde ik hem onmiddellijk, dat hij geen lawaai mocht ma ken. Ik wees naar het slapende tweetal en vertelde fluisterend, wat er gebeurd was. Niettemin werd Gambiro wakker. Hij ging rechtop zitten en begon tot onze grote ver bazing mijn man te vertellen, dat hij een tijgertje had en dat hij het te drinken had gegeven. Toen vleide hij zich weer tegen het diertje aan en zette zijn slaapje voort. Mijn man sloeg een arm om mij heen. Sa men keken wij naar Gambiro en zijn tijgertje en ik schaam mij er niet voor te vertellen, dat we allebei tranen in onze ogen had den. "Dat was dus de obat, die ons man netje nodig had," zei ik zacht. En mijn man fluisterde terug: "Obat matjan". Vijf weken lang nog hebben we genoten van een levendig, stralend, gezellig babbe- belend klein kereltje. Het tijgertje, dat door Gambiro's goede zorgen groeide als kool, werd in die tijd een volwaardig huisgenoot. Als Matjan op een stoel ging zitten - en de korsi males was al gauw zijn meest ge liefde plaats - dan dachten wij er niet aan om hem te verjagen, we namen gewoon een andere stoel. Nadat Gambiro terug was gegaan naar zijn geheel genezen moeder en zijn kleine zus je hebben wij Matjan nog enige tijd in ons huis verzorgd. Gambiro kwam zijn vriendje trouw opzoeken en we hebben nog een foto van hem, in zijn witte bloesje en brui ne broek naast Matjan, die voor deze ge legenheid weer eens een stoel had ingepikt. Maar tenslotte werd de tijger te groot om nog als huisdier te fungeren en toen heb ben we hem naar een dierentuin moeten brengen. Dat klinkt eenvoudiger dan het was, want het kostte ons behalve een reis van ongeveer 500 kilometer ook een hele boel hartzeer. Maar het grootste verdriet kwam, merkwaardigerwijs, niet van Gambiro; hij had inmiddels zijn zusje Siti in het hart gesloten, zoals hij dat tevoren met Matjan had gedaan. Dit alles gebeurde al weer meer dan 40 jaar geleden. Gambiro is nu een volwassen man, beheerder van een grote plantage. Mijn man is niet meer in leven. En ik ben een oude vrouw van bijna negentig jaar, die de laatste levensjaren slijt op een korsi males - niet meer die oude - en vaak bladert in de foto-albums, die gelukkig alle proble men uit de veertiger jaren met mij over leefd hebben. En dan is er altijd één bladzijde, die ik langer opgeslagen laat liggen dan alle an dere: de bladzijde met Gambiro en zijn obat Matjan. CAROLINE W. NEDERBURGH VIII VAKANTIE BIJ OPA EN OMA De opdracht was: een opstel maken van een waar gebeurd verhaal in je eigen woor den. Daar had de jongen geen moeite mee, want al maanden was zijn hart vervuld van Rentjong, de baby-tijger van zijn Opa. Opgewonden vertelde hij thuis van de op dracht, waarvoor de klas twee dagen de tijd kreeg, want het cijfer zou bepalend zijn voor het overgangs-rapport. Hij ging meteen aan de slag en na veel "in het klad" schreef hij, op een uit een schrift gescheurd blaadje, het volgende opstel. "In de vakanties logeren mijn broers en ik altijd bij Opa en Oma. Toen wij met de Kerstvakantie daar weer waren, had Opa een baby-tijger. In het bos gevonden bij een erg zieke moeder-tijger. Opa heeft de moeder-tijger het genadeschot gegeven en het vel was voor de controleur. Maar de baby-tijger heeft Opa mee naar huis ge nomen. Opa heeft hem Rentjong genoemd en Oma heeft hem verzorgd. De tijger is erg lief en we hebben veel met hem gespeeld. Toen we in de Paasvakantie weer bij Opa en Oma logeerden was Rentjong erg groot ge worden en moest eigenlijk al in een kooi. Maar Oma had een oude kokosmat en een luie stoel geplaatst voor Rentjong, want hij kan door zijn klauwen niet lopen op een gladde vloer. In de grote vakantie gaan wij weer logeren bij mijn Opa en Oma." De jongen was trots op zijn opstel en droomde ervan, dat hij voor de klas over tijgers zou mogen vertellen ter aanvulling van zijn opstel. Hoe groot was echter de schok toen hij zijn opstel terugkreeg met een dikke rode 4 eronder en een aanteke ning: opdracht was een waar gebeurd ver haal, geen onzin. ONZIN Het was echt waarI Maar hoe kon hij meneer ervan overtuigen? Het ver driet was groot. Thuis was ieder veront waardigd en aan commentaar geen gebrek. Pa zei troostend: "Laat maar njo, en die 4 voor Nederlands maken we wel weer goed, toch?" De grote vakantie werd weer als gewoon lijk doorgebracht bij Opa en Oma. Rentjong was flink gegroeid, maar toch nog redelijk tam, alhoewel het te gevaarlijk werd om er nog mee te sollen. Dus had Opa besloten Rentjong naar de dierentuin te brengen. Wel jammer, maar het kon niet anders. Er kwam een stukje over Rentjong in de plaat selijke krant verlucht met foto's van Ren tjong met de kinderen. De jongen kon zijn trots niet op, vooral als de vriendjes op de foto wijzend, aan hem vroegen: "Jouw broertje, deze?" De krant werd goed be waard; het artikel gelezen, herlezen, laten lezen; men raakte er niet over uitgepraat. Rentjong was hun tijger I De eerste schooldag na de grote vakantie liep de jongen langs zijn oude klaslokaal en riep triomfantelijk: "Dag meneer!!" "Zo en wat zachter: "Snoever PAULA UMBOH IX GESTREEPT INTERMEZZO "Eeeh, kijk toch die Roelie Oom Nol staat in de deuropening naar de achtergalerij te kijken. Aan het wippen van de ene voet oo de andere en het ballen en ontspannen van zijn vuisten kan je zien, hij is opgewonden. "Hoe toch, jij zo druk?" vraagt Maatje en gaat ook naar de deur. "Doe Maatje staat perplex, want wat ziet zij daar? Roelie! Maar hij is niet alleen; daar vóór hem op een rechte stoel zit een tijger, wel jong, maar toch een tijger I Opa Boeb, hij komt ook naar de deur met Omaatje. Omaatje, zij zegt alleen maar: "Waaah I" Opa Boeb zegt niks, hij denkt I De hele koempoelan staat daar maar bij die deur. "Eééh I" Omaatje, zij slaat de handen voor haar gezicht, "die Roelie, hij tarik zijn boentoet I" "Tsk, niet zo plat ja. Omaatje; nnnggg, boentoet I I Èkor senamanja I" meent oom Nol te moeten opmerken. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 18