19 "Niet zó jij met jouw taalkunde", stuift Maatje op, "boentoet, èkor, wat kan dat schelen, kijk toch naar Roelie Inderdaad, beter om naar Roelie te kijken. Roelie, een beetje verwend weet je, kan niks verdragen. Eigenlijk een beetje een njèng- èng. Hij ziet die harimau op de korsi en wil dat niet hebben. Hij trekt aan zijn staart. Die tijger, hij wordt niet eens boos, kijkt alleen maar om en kijkt weer naar voren. Nu die tijger niet weg wil, Roelie, hij ver zint wat anders. Hij gaat gojangen die stoel. Deze is een beetje roesak, hij hoejoeng- hoejoeng op zijn poten. Ngiek-ngok, ngiek- ngok, piept die stoel met de matjan erop. Je kan zien, dat beest vindt dat vervelend. "Ik geef 'm met de boeloe ajam zeg I" Maatje, een beetje bingoeng, zij gaat zoe ken naar dat gevederde slagtuig, "Wacht maar, hij krijgt met bagian rotan!" Oom Nol, hij houdt haar bezwerend tegen. "Niet doen, Zus, die matjan, hij denkt die boeloe ajam is een kip, hij valt aan en eet jou óók op!" Opa knikt, een verstandige opmerking. Nu is Opa een man van weinig woorden en van zessen klaar; hij zegt niet veel, hij dóet alleen maar. Nu moet er wel gezegd worden, dat alles wat Opa doet mislukt. Toch verliest hij daarbij nooit zijn gezicht en ook niet zijn humeur. Alles wat hij doet gaat zó gedeci deerd, zó bedaard, zó zelfbewust; het is gewoon zijn levenshouding. Bij iedere mis lukking, hij zet z'n gezicht geruststellend, zo van: "dat had ik al verwacht" en doet dan weer iets gedecideerds, bedaards en zelfbewusts, waardoor die mislukking wordt vergeten. Zo knap, die Opa Nu ook, zijn lippen efficiënt getuit, zijn han den vaardig en zeker, hij heeft een bamboe stok en daaraan van saboet-klappa touw een lus gemaakt zoals die hondenvangers hebben. "Ngiek-ngok, ngiek-ngok", doet maar dóór die gammele stoel met tijger erop. "Niet doen, Roelie!" bezweert Maatje angstig. Zij roept maar zachtjes om die harimau niet boos te maken. Roelie, hij wordt wel boos en gaat huilen. Die tijger, hij heeft de oren in zijn nek, hij ergert zich. Opa, hij glipt naar buiten en djongkokt snel in de struiken en waggelt als een bèbèk omtrekkend door het struweel in de rich ting van de achtergalerij. Het lijkt wel of hij gaat vissen, zijn hengel met touw steekt bovenuit. Hij denkt die tijger te vangen net als een gladakker, met stok en lus. Mis schien wil hij obat maken van die binatang. Hopen maar dat dat allemaal goed gaat. "Ngiek-ngok, ngiek-ngok", pas op, die ma tjan, hij opent zijn muil en springt van de stoel af. Opa, hij springt ook, maar op de tembok Hoe hij daar opeens komt, weet niemand, maar toch zit hij daar op die muur als een poedeng met de armen slap naar onder. Stok met lus is weg, maar zijn ge zicht staat vastberaden Kén, daar op die muur. Roelie, hij is vliegensvlug op de stoel gaan zitten. Hij laat de tijger zien, deze is van hém Die tijger, 't kan hem niks schelen, hij slentert lui naar de korsi males van Omaatje en gaat er languit op liggen. Omaatje, zij wiegt haar hoofd heen en weer: "Adoe, jahillah!" "Tjoba zus," zegt oom Nol tegen Maatje, "ik bel op naar die kebon binatang of zij tijger kwijt zijn?" "Waar onze telefoon", vraagt Maatje vinnig. "Ik wéét wei, maar ik bel op bij die luitjes op de hoek". "Wat luitjes op de hoek, jij wil 'm alleen maar smeren, zeg I" Maatje kent haar broer zó goed. Oom Nol, hij blijft stil, Maatje zij kijkt zo gelap naar hem Gelukkig hoeft niemand te bellen, waar dan DE VERDWIJNENDE BECAK De Becak moet uit het stadsbeeld ver dwijnen. Zulks is door de Hoge Heren bepaald. "l'Exploitation de l'homme par rhomme". De strijdkreet van wijlen President Soekarno, een van de vele, waarmee hij bedoelde dat het onwaar dig is voor een mens om andere men sen in een soort bakfiets door de stra ten van een stad te rijden. Ik heb dat eigenlijk nooit goed begrepen. Want waarom is het niet onwaardig om ge slachte koeien of warme broodjes in een bakfiets te vervoeren, maar wel wanneer in plaats van bonken vlees je medemens in zo'n vehikel rond rijdt? Enfin, hoger hand zal het wel beter weten. Maar m.i. is het voor de kleine man een lelijk verlies. Allereerst voor de duizenden becak- rijders zelf. Maar ook voor de mensen met een kleine beurs. Niet alleen dat men nu om zich te verplaatsen gebruik moet maken van een ander - en meest al duurder - openbaar vervoer, maar ook omdat de becak een relatief veilig vervoermiddel is voor huisvrouwen die met ingekochte barang naar huis moe ten rijden. Verder kan je met een becak door de smalste kampong-weggetjes rijden. Met andere middelen van openbaar vervoer is dat praktisch onmogelijk. Zelfs de Bemo heeft een behoorlijke en min stens twee meter brede weg nodig om te kunnen manoeuvreren. Verder is ook een Bemo - zoals ge bleken is - niet veilig voor rare kunsten van mede passagiers. Tenzij je dat vehikel chartert. Waar men met de duizenden becak-rijders heen moet, wanneer we aan het eind van het lied zijn, is nog steeds een grote vraag. Transmigreren? Dat zal een hele grote opgave zijn. De becak-voerder is meestal een kind van de stad. Geen landbouwer van huis uit. Hij zal in de meeste gevallen moeten worden om geschoold. Maar velen van hen zijn niet jong meer. En hebben nog nooit eerder een patjol in handen gehad. Dan moeten ze maar leren een Bemo of ander motor-vehikel te besturen. Ja, ja, maar ik zou niet graag door zo'n omgeschoolde becak-chauffeur door het razend drukke hedendaagse ver- ook, want van opzij daar komen twee op passers van de dierentuin. Zij lopen naar de tijger, die zich aanhalig op de rug draait, de poten gespreid. Een van die luitjes schudt zijn bol en zegt "Kurang adjar!" tegen de tijger. Hij pakt hem op en slingert hem over zijn schouder en loopt er een beetje moeizaam mee weg, gevolgd door zijn sobat. Hij kijkt naar de koempoelan bij de deur en lacht verlegen "Nakal", hij wijst naar die grote koetjing, die erg tevreden over de man zijn schouder kijkt. Als de oppassers weg zijn met hun buit komt Opa Boeb van de tembok. Hij knikt tevreden, "Al", zegt hij. RON STEENHOFF (volledig verzonnen keer in Indonesia rijden. Wat die transmigratie van duizenden mensen betreft, daar heb ik ook een zwaar hoofd in. Waar zijn de openlig gende landbouwgronden te vinden, die op korte termijn landbouwrijp kunnen worden gemaakt? Enfin, het lijkt me een hele moeilijke en zware taak toe voor onze bestuurders. En die mening is ook verkondigd door de Minister van Arbeid, de (ex) Admiraal Soedomo. Moeilijk of niet, men is al begonnen om vele wegen voor de becaks te sluiten. En dus moet je, als kleine man, tegenwoordig kilometers om rijden langs allerlei sluipwegen om je doel te bereiken. Volgens mij zou het toch wel raadzaam zijn, wanneer de stads bestuurders deze zaak nog eens erns tig overwegen, en er wel rekening zou worden gehouden met het feit dat de becak een zeer belangrijk touristisch object vormt I AGUS DARUCH Een mooie foto, die ongetwijfeld ge maakt moet zijn op de verlovingsdag van deze (toen) jongelui. Zij heeft ten minste geen bruidsjapon aan en haar ogen stralen nogal wat melancholie uit, maar die zal ze wellicht van nature hebben bezeten. We mogen niet aan nemen dat ze spijt heeft gehad van die fiere jongen, zeker niet als we zien hoe ze hem vasthoudt. En dan die bloemen natuurlijk. "Zo mooi ja" zullen vele tantes gezegd hebben, toen zij zich bukten om te ruiken en te zien welke namen er op de kaarten stonden en hun eau de cologne mengde zich met bloemengeur en vulde het huis met feest om jong geluk. Of het allemaal zo was, weten we niet en daarom de vraag of iemand weet wie dit zijn en wanneer dit was. Dit blijde moment, dat in 1985 teruggevon den werd op de rommelmarkt op het Waterlooplein in Amsterdam. Reacties aan redactie Moesson.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 19