Wies van der Linden
en Ibu Mortier
Praten met, schrijven over Wies van der Linden-Briel zal
moeten eindigen met het noemen van Ibu Mortier want
eigenlijk is zij de aanzet geweest tot dit artikel. Ik kreeg, een
hele poos geleden al, een brief van Joop Soetjahjo uit Sura
baya. Hij vertelde een wonderlijk verhaal dat ik wel eens
vagelijk hier en daar had opgevangen, maar nooit goed had
nagetrokken. Door de brief van Joop kom ik eerst bij Wies
van der Linden in Den Haag. Voor de zoveelste keer wordt
hier het bewijs geleverd dat we vaak onze beste kennissen
niet goed kennen en dat we in Indië vooral in de jaren '40
zo'n turbulent leven hebben gehad dat er geen tijd voor
vragen overbleef over het leven van anderen. Maar laat ik
u eerst voorstellen aan mevrouw L. van der Linden-Briel.
Wies Briel werd geboren in Bandjermasin, 1911. Vader bij
de Posterijen dus u begrijpt, overplaatsingen schering en
inslag. Maar na Pamekasan, Tjimahi, Klaten, Semarang was
het toch Soerabaja (oude spelling toen) waar Wies het langst
"getogen" is. Ze ging in 1923 naar Holland, maakte daar
haar HBS af (1926). Ze miste een bepaalde aansluiting
waardoor ze, geluk bij een ongeluk op de stoomcursus voor
onderwijzers kwam. Voor de normale opleiding moest je
18 zijn en dat was Wies nog niet. In 2 jaar was ze "frik" in
1929 haalde ze haar hoofdakte en LO Wiskunde.
Terug in Soerabaja trouwt ze met Mr. Jan van der Linden.
En daar staat Wies met haar aktes, Jan is ambtenaar en als
vrouw van een ambtenaar mocht je geen lesgeven. Dus wijdt
ze zich aan de taak van huisvrouw en moeder. De kinderen
Marlies, Kees en Job worden in '36, '39 en '41 geboren.
In haar foto-album zie ik een foto van het défilé van het
VOC langs Toendjoengan. Waar Marlies, 4 jaar oud de nooit
te vergeten opmerking maakt: "Ik zie Pappie, ik zie Pappie,
ik herken hem aan zijn gezichtPappie Oefent Vrijwillig,
maar de oorlog maakt daar een einde aan, hij gaat achter
de kawat en Wies ploetert daar buiten de kost bij elkaar
voor haar gezinnetje. Ze verkoopt handwerken en andere
nuttige zaken, maar daarnaast maakt ze deel uit van de
"zwerf-HBS". Zij en andere collega's geven klandestien les
aan huis. Groepjes van 6 kinderen, niet meer. Het brengt
Wies toch zo'n 60, 70 gulden per maand op, welkom belan-
dja-geld.
De oorlog is voorbij, het gezin Van der Linden herenigd.
Mr. Jan van der Linden krijgt een functie onder Gouverneur
van der Plas, waarin hij zich mag wijden aan het maken van
verordeningen en registreren van auto's. Wies staat weer
voor de klas. De Praban HBS (vroeger Mulo) stoomt ijverige
leerlingen klaar in V2 jaar cursussen, aan het hoofd staat
hr. Dominicus. Kinderen barstten van de ijver in die tijd, er
moesten jaren worden ingehaald. De Ketabang HBS was
nog steeds opvangcentrum voor ex-kampvrouwen en kin
deren. Soerabaja was chaotisch, beschadigd maar er was
een niet te stuiten goede wil en moed om op te bouwen, om
het leven weer normaal te maken. Er is op elk gebied zo
verschrikkelijk veel goeds gedaan en ondanks de politieke
warboel en onzekerheid zat niemand bij de pakken neer,
werd er niet gezeurd, geklaagd. Men had het te druk. Maar
buiten de demarcatielijn waren de politionele acties aan de
gang, was de oorlog niet afgelopen.
Mevr. L. (Wies) van der Linden-Briel in haar lommerrijke achtertuin
in Den Haag.
1948, lesgevend op de HBS Ketabang.
Rechts juni 1948. Jan en Wies van der
Linden met verlof naar Holland.
Boven: mei 1949. Na een jaar verlof in
Apeldoorn terug naar Soerabaja. Door de
goede zorgen van de hospita allemaal met
bolle toeten
12