3£erót 1942
De Dagen Voor Kerst
KIMM Indische spekkoek
Ik zag hem naderbij komen, de jongen die een zak zeulde. Die leek wat te groot
en ook te zwaar voor zijn tenger lichaam. Zijn bovenlichaam helde naar de zijde
waar hij de vracht aan de hand torste. Ik hield even op met autowassen. Hij
lachte wat verlegen en ik knikte hem bemoedigend toe. Om blijkbaar wat rust
te nemen was hij aan de overkant van de straat, bij de inrit van mijn overbuur
man, gaan zitten. De zak legde hij naast zich neer. Aan de hand van de aan
duiding "flour" op de witte zak vermoedde ik dat er meel in zat.
Ik ging door met wassen terwijl de
jongen mij zwijgend gadesloeg. Toen
hij merkte dat het water in de emmer
nagenoeg opgebruikt was, sprong hij
van zijn zitplaats af en liep naar mij
toe. Of hij voor mij water kon halen,
stelde hij voor. Daar had ik geen be
zwaar tegen. Toen hij met een volle
emmer terug was vroeg hij of hij het
wassen mocht voortzetten. Dat vond
ik wel goed, want ik had het warm
gekregen en ook grote dorst. Met
spons en zeem heeft de jongen de
auto heel bekwaam afgedroogd.
Daarna pakte ik de zak op en bracht
die in de auto. "Waar moet die naar
toe?" vroeg ik. "Naar huis", antwoord
de hij schuchter.
Op weg naar zijn woning verbrak hij
het stilzwijgen. Of ik langs Pasar Se-
nen wilde rijden omdat hij voor zijn
moeder nog wat moest kopen. Aan
gekomen sprong hij uit de auto en
snelde de loods in. Na een tijdje was
hij weer terug met diverse blikken in
zijn armen geklemd. Alsof hij zich bij
mij had te verantwoorden, zei hij ver
ontschuldigend: "Er was geen room
boter van Wijsman meer te krijgen,
wel van Wood Dunn, Lauw Tjin of
Gouw Boen Seng."
De vracht in de auto geladen, stond
hij weer voor mij. Of ik nog even wilde
wachten. Daarna kwam hij met een
vracht ananassen aanlopen. Al hijgend
kwam hij verslag brengen van het
goede nieuws dat hij ananassen van
Palembang had kunnen krijgen. Die
zouden beter zijn dan de kleinere van
Tjipakoe (Bogor). Mijn passagier bleek
hierna wat spraakzamer.
Bij zijn woning aangekomen, pakte ik
uit de auto de zak met meel en enkele
ananassen op en liep achter de jongen
aan het huis binnen. Een vrouw kwam
van achter aangelopen. Sprakeloos
van verbazing volgde zij het uitladen
van de goederen. Nadat zoonlief zijn
toelichting in het oor van zijn moeder
had gefluisterd, brak zij los:
"Adoeh tobat mijnheer, die jongen van
mij Verlegen toch immers Om hulp
aan U te vragen. Hij kent U niet eens!
Ja mijnheer, ik heb veel bestellingen,
weet U, voor Kerst en Nieuwjaar. Dit
alles heb ik natuurlijk nodig. Maar niet
zo dan Hij had toch een betja kunnen
nemen. Adoeh toch, verlegen
Toen ik weer in de auto wilde stappen,
liep de jongen achter mij aan om mij
nogmaals te bedanken, maar ook om
te vragen of hij een eindje mee mocht
rijden. Hij wilde naar zijn tante gaan
om daar de pembakaran (houtskool
oven) op te halen. Naar huis terug zou
Stort 21,op giro 158225 en
U ontvangt een spekkoek van
ca. 500 gram, in speciale ver
pakking, franco thuis.
"KIMM", Joh. Verhulststraat 98,
Amsterdam-Z. Tel. 020-62 84 61.
door J. F. BERKHOUDT
hij dan de betja nemen.
Al rijdende voelde mijn jonge passa
gier zich blijkbaar meer op zijn ge
mak. Hij vertelde dat zijn moeder
weduwe was en dat hij haar graag
behulpzaam wilde zijn. Juist in deze
dagen vóór Kerst en Nieuwjaar had
zij het druk. Zij verdiende dan wat bij
met de levering van spekkoek, ko
ningskroon en ananastaartjes. De
daarvoor nog benodigde eieren zou
hij dichter bij huis kopen.
Toen ik naderhand vernam waar zijn
tante woonde, besloot ik mijn passa
gier volledig van dienst te zullen zijn.
De jongen en de pembakaran heb ik
voor de woning afgezet. En dat was
het dan, dacht ik zo. Het was me een
dagje wel
Toen het Kerst werd, deelde mijn
vrouw mij mede, dat een haar onbe
kende jongen gekomen was met een
doos waarin een grote spekkoek en
diverse ananastaartjes. Er was ook
een kaart bij waarop stond: "Een pret
tige Kerst voor de lieve vriend van
mijn zoon."
Kerst, drie en veertig jaren vlogen voorbij
maar die dag zie ik nog steeds voor mij.
De laatste Kerst met ons vijven bij elkaar.
Ergens voelden wij het aan, dat is waar,
nog slechts éénmaal met ons allen één.
Gamelan, kerstklokken, wanhoopskreten en stil geween,
een wrede oorlog maakte alles wat ons lief was kapot.
Maar Hij werd wedergeboren, de Zoon van God.
Wij voelden ons ondanks alles gelukkig en blij.
En dan plots kwamen ze binnen, want ook dat hoorde erbij,
't hele huis werd door Japanse soldaten doorzocht.
Er werd ons gezegd wat wel en niet mocht.
Mijn vader werd in het Maleis en Engels ondervraagd,
steeds weer opnieuw tot verkeerde antwoorden uitgedaagd.
Maar hij bleef vriendelijk en beleefd, keer op keer.
En dan even plots verdwenen ze weer.
We voelden ons even vrij en met een diepe zucht,
begonnen we maar weer aan ons kerstmaal, echt opgelucht.
Hoeveel Japanners er later ook nog kwamen
deze laatste Kerst waren wij nog allen samen.
Voor de laatste keer, daarna nooit meer,
want uit de tweede wereld oorlog keerde vader niet weer.
Drie en veertig jaar zijn er reeds voorbij gegaan
maar Kerst 1942 blijft voor mij eeuwig bestaan.
Mw. E. H. J. BAIRAMOGLOU-VAN KAMPEN