Winter
De trein dendert door het winterse landschap. Huisjes met
besneeuwde daken flitsen voorbij, evenals witte velden,
waarin hier en daar groepjes schapen bijeen staan. Bizar
lijkende grijze hoopjes in het verstilde landschap. Arme die
ren, zouden ze 't koud hebben, ondanks hun dikke wollen
vacht? De berijpte bomen en struiken lijken wel door een
reuzenhand met poedersuiker bestrooid. Ragfijn, als kant,
een decor vormend voor een koud, maar sprookjesachtig
mooi winters beeld. Waar zouden de vogels nu schuilen
En de haasjes, konijnen en eekhoorns? Lekker diep ver
scholen in hun holletjes, waar ze hun winterslaap doen
In de trein is het koud. Er hapert iets aan de verwarming.
Ik heb mijn jas weer aangetrokken en mijn das over mijn
benen gespreid. Straks, als ik thuis ben, moet ik weer over
gaan tot mijn orde van de dag. Eerst de verwarming lekker
hoog draaien en met een grote beker koffie toebroek me
heerlijk op de bank installeren.
Sloten en grachten met schaatsende kinderen flitsen voor
bij. Heerlijk, zo jong te zijn en zo van alles te kunnen ge
nieten. In gedachten zie ik mijn tjoetjoeks met hun rode
wangen en tintelende ogen, sneeuw en ijs, is er iets heer
lijkers te bedenken
Ik kruip nog dieper in mijn jas en achter mijn rug heb ik
een opengevouwen Margriet gedaan, om een tochtige kou,
die ergens vandaan blaast, wat tegen te houden. Dan moet
ik ineens terug denken aan die dag dat we in Nederland
kwamen. Het was ook hartje winter, maar er lag geer.
sneeuw. Het landschap was niet wit. Het was alleen ijzig
koud
De aankomst met "de Asturias" in Rotterdam. De ontvangst
in een loods. Afscheid van Moesje, die samen met mijn
zus en haar gezin naar Amsterdam ging. Toen, de bustocht
met mijn man en nog meer militairen uit Indië op weg naar
Groningen, Haren.
Voor 't eerst drong 't volle besef tot me door: "Nu sta je
helemaal op eigen benen I" Ik kon een gevoel van paniek
niet onderdrukken. Daarnaast de spanning, nieuwsgierig
heid en teleurstelling. Alles was zo klein, zo compact.
"Maar kijk dan, overal staan bloemen voor de ramen, wat
gezellig I Dat wil ik straks ook hebben; een heleboel plan
ten en bloemen Dit alles flitste door mijn gedachten,
terwijl de bus door het Nederlandse landschap reed. Kale
bomen en struiken, bevroren sloten en vaarten. Soms stop
te de bus bij een huisje in een dorp of ergens bij een boer
derij. Huizen met versierde poortjes of deuren, waar een dol
gelukkige familie een behouden thuiskomen, zoon, man of
verloofde onstuimig begroette. Drie jaren in de tropen, zou
dat voor hen iets betekenen in het elkaar "terug vinden"?
Steeds dichter kwamen we bij Haren. Het was of de steen
in mijn maag steeds groter werd. Mijn hart bonsde als be
zeten. En ineens ging alles razend snel. Er was muziek, er
waren mensen, heel veel mensen. Een versierde poort en
daar, de familie van mijn man; ouders, broers en zusters.
Hoe zouden ze me ontvangen? Zouden ze net zo zijn als
in hun brieven naar mij?
Toen viel de spanning ineens van me af. Ook voor hen was
het immers niet gemakkelijk? Daar stond ze, de Indische
schoondochter en schoonzus, die nu deel van hun leven
zou uitmaken. Voor het eerst voelde ik warmte, warmte om
hen, die me van 't begin af aan in hun hart hadden opge
nomen. Het viel niet altijd mee in 't begin. Het wennen heeft
me heel wat traantjes gekost. Er waren immers twee we
relden, die overbrugd moesten worden. Wat wisten ze van
dat andere, verre land af? Niet meer, dan wat er op de
schoolplaten aan de wand stond: Kamponghuisjes, blote
kinderen en schaars geklede mensen die blootsvoets lie
penHet vroeg van beide kanten oneindig veel geduld
en begrip. Maar het werd steeds beter, vooral toen de
kinderen kwamen. Veel, heel veel, heb ik geleerd van mijn
schoonfamilie. Zij waarschijnlijk ook van mij. Soms denk ik,
dat 't goed was, dat ik "alleen" stond bij de aankomst in
't nieuwe "thuisland".
De trein mindert vaart. We zijn er haast. Gauw de jas beter
aangetrokken, tas en koffers gepakt en naar huisNaar
huis, met de besneeuwde tuin rondom, waar de twee grote
coniferen als trouwe wachters staan naast de nu nog kale
forsithia, jasmijn, rhododendron en de bloembollen. Nu nog
verscholen, wachtend op de lente, om met grote uitbundig
heid bij de eerste warme stralen van de voorjaarszon te
laten zien: "Zie je, ik ben er nog, ik lééf
Gauw naar huis, naar ons eigen warme "thuis" met de vele
planten en bloemen voor de ramen, de eiken en rottan meu
beltjes, maar vooralde lekkere hete koppie toebroek!
Zalig
RAMONA VAN DALSEM-HUIJTS
LICHTMATROOS
In de jaren 1937-1938 ging de eerste
groep Indische jongens naar Holland
om in Vlissingen een opleiding te vol
gen als lichtmatroos. Ze zouden aan
boord van H.Ms. "De Ruyter" hun
opleiding krijgen. Mijn broer Arnold
behoorde ook tot deze groep uitver
korenen. Dit gaf natuurlijk de nodige
opschudding in de familiekring, men-
sèn die het verre vaderland nog nooit
hadden aanschouwd. De opleiding zou
ongeveer een jaar duren. Er werd als
afscheid een knalfuif gegeven met
lontong en saté kambing. Mijn broer
moest natuurlijk ook oom Nap Walther
een slamat tinggal wensen en oom
Nap op zijn buurt zei: "Slamet djalan.
Het is nu voor jou elke dag kentang
eten, jongen." zei hij ook voorspellend.
Mijn broer vertrok, uitgewuifd door
familie en vrienden, ledereen wachtte
vol spanning op de eerste brief.
Het eerste epistel dat kwam was een
geheimzinnige dikke brief met inge
sloten enige foto's. De indrukken die
mijn broer beschreef waren voor de
thuisblijvers hoogst interessant.
Hierna volgden met de regelmaat van
een klok de pennevruchten. In één van
de brieven stond geschreven: "Ik heb
de feestdagen bij oom en tante Van
Dam in Voorburg doorgebracht. Ze
waren ontzettend aardig en gastvrij
voor hun neef uit het verre Oosten.
Met Kerstmis sneeuwde het heel hard.
Dikke vlokken dwarrelden naar bene
den en in een mum van tijd was alles
een onbevlekte witte wereld. De
sneeuw lag heel hoog en het was bit
ter koud. Eindelijk had ik voor het
eerst sneeuw gezien en ik vond het
machtig. Ik had een dikke wollen das
als kerstcadeau gekregen. Met oom
en tante, nichtje Zus en neefjes Bas,
Dolf en Marcel gingen we gezellig naar
de kerk. Het gebimbam van de kerk
klokken, de verlichte ramen in het
donker, 't geruisloos dwarrelen van de
witte vlokken leken net een sprookje.
De met kaarsen verlichte en versierde
kerstboom in de huiskamer was intens
gezellig. We dronken hete chocolade
melk en tante tracteerde op kerst
krans. Er was ook kalkoen. Het smaak
te bijzonder goed. Met het oude jaar
had tante ettelijke oliebollen gebakken.
Je kunt ze met de bolang-baling in
Indië vergelijken."
De brief eindigde met de hartelijke
groeten en tot ziens. Mijn broer Arnold
kwam om bij de ondergang van H.Ms.
"Evertsen" in Straat Soenda bij Poe-
lau Seboekoe op 1 maart 1942.
L. v.d. WORM-FLOHR
5