(§eluk hem toe. De dag was begonnen. Met de Militair Commandant Sjouke, die twee dagen geleden per vliegtuig naar Batavia was vertrokken, had hij afgesproken, dat deze vanuit Batavia op de terugweg zich naar Tambilahan, een kustplaats van Indragiri, zou be geven en dat men elkaar aldaar zou ontmoeten. Zij zouden dan gezamen lijk te Rengat de toestand kunnen be kijken, want enkele dagen geleden was bericht ontvangen, dat de tweede politionele actie daar was begonnen en beëindigd. Rengat lag vier uur va ren de rivier op. Aardeman deed zijn zaken af en maak te zich daarna gereed om te vertrek ken. Hij werd uitgeleide gedaan door zijn Assistent-Resident Voors en het Hoofd van Plaatselijk Bestuur van Tandjong Pinang, de heer Van Hes pen. Hij wandelde met beide heren door de felle zonneschijn naar de kade en zag met welgevallen de palmen langs het strand. Het zou een heer lijke zeetocht worden. In de blakeren de zon lag het grijze schip zachtjes te dobberen aan de steiger. De gezag voerder Hengeveld ontving hem stram toen hij de loopplank betrad. De Eng- gano was zijn vertrouwde schip, al hoewel het door velen minachtend de drijvende doodkist werd genoemd. Op het voordek stond een zitje onder een afdak en de boot bood plaats voor zes passagiers met couchettes. Aardeman verheugde zich op de zee reis, de koele bries, de zoemende motoren, de diepblauwe zee en de zachtjes kabbelende golven. Met de resident stapten ook de Op perhoutvester, het Hoofd van D.V.G. en enkele andere ambtenaren aan boord, de Inspecteur van politie, de Assistent Resident Tessing en con troleur Barrauw. Een heel gezelschap. Zij konden een bridge drive houden aan boord. De ambtenaren zouden met de militairen het bestuur in Ren gat op poten zetten. Een heerlijke tocht. Tandjong Pinang verdween langzaam in de verte - een wazig groene strook. Eilandjes doem den op en verdwenen weer. Een lich te bries verkoelde de heren, die aan de reling stonden te genieten van wind en water, wolken en wenkende verten 's Middags toen het erg warm werd, verdween Aardeman na een eenvoudige rijsttafel naar zijn hut. Het ritmische gestamp van de motoren en het geruis van de golven déden hem gauw in een verkwikkend slaapje val len. Tegen een uur of zes, toen de zon als een bloedrode bal in zee dook, doem de de kust van Sumatra op. Deze be stond uit dichte mangrovebossen, die als een muur van groen het land om sloten. De Enggano voer de brede rivier, de Koeantan, op en legde aan bij Tambilahan, vroeger een contro- leurspost. Tot grote teleurstelling van de Resident vernam hij dat de Overste Sjouke niet aanwezig was. Verlaat? Er was toch uitdrukkelijk afgesproken dat men elkaar hier zou ontmoeten I Maar kapitein Strijd van het K.N.I.L. was wel in Tambilahan met zijn deta chement militairen. Deze meldde zich prompt en maakte kennis met Aarde man. Men besloot aan boord op de rivier te overnachten. Wellicht zou Overste Sjouke de volgende dag aan komen. Maar toen de ochtend daarop om 12 uur nog geen Overste was gesigna leerd, gaf Aardeman de gezagvoerder van de Enggano opdracht op te sto men naar Rengat. Zonder Sjouke. Zij voeren de Koeantan op. Af en toe was achter Tambilahan geschiet te horen. De rivier was kronkelig en ondiep, zodat alleen bij daglicht kon worden gevaren, een tocht van circa vier uur tegen de stroom in. Pas tegen de avond bereikten zij Rengat. Overhangende struiken en bomen beletten het gezicht op de smalle kade, waaraan de Enggano aarzelend aanlegde. Bamboe bossages en klap perbomen, een smal pad en enkele huizen werden zichtbaar. En militairen. Rengat. Hier werd alles geïnspecteerd met de Lt. Gerverdink, een parachu tist officier, die enige dagen geleden uit Djambi boven Rengat was gedropt. Deze kranige kerel had al de nodige gebouwen in goede staat gebracht, zodat de B B. ambtenaren met een gerust hart daar konden worden in gekwartierd. De bevolking van Indragiri, waaronder ook enkele Chinezen en Indiërs, drom den samen en vertelden wat zij onder de Japanse bezetting hadden geleden en meegemaakt. Het was triest te zien hoe ellendig menigeen eraan toe was. Uitgehongerde volwassenen, verma gerde kinderen, die om vrede en vei ligheid smeekten. Op de vierde dag van deze reis keer de de Enggano terug naar Tambilahan en zakte voorzichtig weer de kronke lige Koeantan-rivier af. De Assistent- Resident Tissing en de controleur Bastiaans bleven op Rengat achter onder de goede hoede van Lt. Gerver dink. En gedurende al deze dagen schitterde de Overste Sjouke door af wezigheid. De terugtocht verliep iets vlugger en tegen zonsondergang kwamen zij bij Tambilahan aan. Al bij het naderen van deze plaats was een nare lucht te bespeuren, die Aardeman onwelge vallig opsnoof. Rook? Hij stond aan de reling en tuurde naar de dichtbe groeide rivierkant, die al een zwarte muur werd in het stervende daglicht, toen zij eindelijk aan de smalle kade konden afmeren. Daar ontmoette hij opnieuw de kapitein met de strijd vaardige naam "Strijd". Deze was belast met het commando over een 40-tal militairen. De kapitein werd vriendelijk uitgenodigd aan boord te komen. Hij liet zich dat niet tweemaal Geluk: een simpel woord, Maar magisch is haar macht. 't Helpt mensen uit de put, 't Geeft zomaar nieuwe kracht. Een liefdevol gebaar Brengt glans op alle dingen, Zodat je voor jezelf In eens een lied wil zingen. Geluk is: samen gaan In vóór- en tegenspoed. Eenvoudig samenspel Geeft een ander vaak weer moed. Een woord, een lach, een blik, Brengt zon in donk're tijden. Je kunt vaak met zo weinig Een ander reeds verblijden. Geluk is als een bloem, Die bloeit diep in 't hart. Maar blijf dan niet als mens In 't eigen "ik" verstard. De sleutel van 't Geluk Is de inzet van je leven, Wanneer je van jezelf Het Beste steeds wil geven RAMONA VAN DALSEM zeggen..-€en borrel en een hapje eten waren niet te versmaden. In de rooksalon van de Enggano kwa men de gesprekken op gang. Strijd vertelde dat er telkens werd gescho ten uit de moerassige streek ten Noor den van Tambilahan. Daar lag een kampong van waaruit de rebellen on verwachte uitvallen deden op Tam bilahan. Wat moest men daaraan doen Helaas ontbrak de Overste Sjouke. Buiten was het reeds aarde donker geworden. De borrel smaakte goed en de kok verstond zijn vak. Tot op een gegeven moment de kapitein opstond met een uitroep van verba zing. Op dat moment kleurde de lucht ten Noorden van Tambilahan zich rood. Tegen een uur of acht kwam een ser geant melden, dat een groep mensen, afkomstig van een kampong noorde lijk van Tambilahan waren gevlucht naar veiliger oorden. Die kampong werd, zoals gezegd, beschouwd als een verzetshaard van waaruit telkens op Tambilahan werd geschoten. De mensen, volkomen in paniek, meldden dat de peloppors daar een slachting hadden aangericht. Zij hadden alle mensen, die als vrienden van de re gering werden beschouwd, een kopje kleiner gemaakt en hun huizen in brand gestoken. Achter de bebossing van de kampong rees nu duidelijk een vuurrode gloed op. Rossige strepen verschenen aan de nachtelijke hemel. (lees verder volgende pagina) 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 15