S) e vrouw die onzichtbaar bLijjt
Indisch Wetenschappelijk Instituut
Stichting Indisch
Wetenschappelijk Instituut
"Ja", zei mijn baas, "zo ging dat vroeger altijd. De jonge jongens werden ergens
op een eenzame post langs de lijn geplaatst ver van alle contacten met Euro
peanen en zonder veel uitzicht op iets beters. En dan namen ze zich een vrouw
van het landHet was medio 1946. Het kantoor was een koel oud Indisch
huis met marmeren vloeren langs Molenvliet; schuin tegenover Hotel Des Indes.
Hier probeerde de staf van de SS weer een beetje greep te krijgen op de ex
ploitatie van de Staatsspoorwegen, maar dat lukte nog niet erg. Batavia heette
intussen Jakarta en de chaos op ieder gebied van bestuur en beheer werd door
het Engelse opperbevel eerder in de hand gewerkt dan bestreden. In mijn her
innering hoor ik nog de geluiden van het verspreide schieten 's nachts. Soms
dichtbij, soms veraf. Vertrouwd en toch luguber. Wat zou dat zijn? Schildwach
ten die in het donker schoten? Bandieten en rampokkers? Gewone moorde
naars?
Van zulke toestanden kan men zich in
Holland geen voorstelling maken maar
voor ons was het destijds het dage
lijks bestaan. Pas maanden nadien zou
ik in een gestencilde "Nieuwsbrief"
lezen dat er die dag voor het eerst
minder dan 50 lijken uit het Antjol-
kanaal gevist waren. Zoiets illustreer
de destijds de verbetering toen Ne
derlandse soldaten geleidelijk de Brits
Indische troepen kwamen vervangen.
Mijn baas Ir. Van Gessel, was nog
maar kort in funktie maar hij kon er
soms doodmoe uitzien. Zoals nu. Het
"vroeger" dat hij bedoelde was de
tijd rond de eerste wereldoorlog en
die "jonge jongens" van toen dat wa
ren de opzichters, hoofdopzichters en
bouwkundigen van nu. Het waren de
"middelbare rangen" waarmee de ex
ploitatie van een spoorwegbedrijf staat
of valt. Eén van hen, de bouwkundige
Bardanau was de aanleiding tot dit
gesprek.
Bardanau was op dat moment ingezet
bij het herstel van het spoorwegbe
drijf rond Tandjong Priok en de ver
binding met Batavia-benedenstad. Een
zware klus als gevolg van de Japanse
verwaarlozing gedurende de oorlog
en de gevolgen van het gezagsvacuüm
daarna. Ik werkte daar als pas afge
studeerd jong ingenieur en steunde
helemaal op de kennis en ervaring
van het middenkader, Bardanau, At-
tinger, Köllner, Weisse en de Ambon-
nees Obatja.
Bardanau was een lange rustige en
flegmatieke kerel. Zoon van een
Zweed die bij het KNIL had gediend.
Hij trad altijd kalm en zelfverzekerd
op en boezemde iedereen vertrouwen
in. En toen ineens kon hij het niet
meer aan. Hij had zijn gedachten niet
bij het werk en zakte psychisch half
in elkaar. Zo kwam het dat hij mij
brokstukken van zijn levensverhaal
vertelde.
Hij was als "jonge jongen" geplaatst
bij de Atjeh Tram (die behoorde ook
tot de Staatsspoorwegen) en had daar
een Atjehse vrouw getrouwd. Zijn
carrière was die van een model em
ployé. Voor alle dienstexamens vroeg
tijdig geslaagd. Altijd goede conduites.
En zo bereikte hij welverdiend de
hoogste middelbare rang, die van Bk
(Bouwkundige).
Het echtpaar bleef kinderloos. Tijdens
de Japanse inval werkte hij bij de SS
in Padang op Sumatra's Westkust en
hij had daar volgens opdracht samen
met anderen de vitale delen van het
Spoorwegbedrijf opgeblazen volgens
de toenmalige beleidslijnen van het
Gouvernement.
Door toeval ontkwam hij aan de wraak
van de Jap die al deze mensen ter
dood bracht en inziende dat hij zich
niet altijd zou kunnen verstoppen voor
de Jap had hij de sprong gewaagd en
was hij aan de rand van de rimboe
gaan ladangen. (Rijst verbouwen op
een droog rijstveld.) Samen met zijn
vrouw had hij langs een kleine kali
oerwoud gekapt en gebrand en een
klein huisje gebouwd van de beschik
bare materialen. Ze leefden uiterlijk
als de plaatselijke bevolking en hij
paste goed op nooit een Nederlands
woord te gebruiken of zelfs maar te
verstaan. En zo waren ze de oorlog
doorgekomen. Ook met rust gelaten
door de Japanse militairen die soms
langs kwamen.
Hij vertelde hoeveel hij aan zijn vrouw
te danken had. Zij was volbloed Su-
matraanse en ging naar de pasar in
Pajakoemboe om produkten te verke
pen en andere dingen in te slaan. Ze
steunde hem, verzorgde hem, verstop
te hem als dat nodig was. En zo had
den ze de Jappentijd overleefd.
Tientallen jaren waren ze nu elkaar
trouw geweest. Zij analfabete en hij
met een gedegen Westerse opleiding
en allerlei maatschappelijke verplich
tingen. In de uren van de Japanse be
proeving had zij het voortouw geno
men. "Zonder haar had ik het niet ge
red," zei hij.
En nu was zij "in de war" geraakt. Na
de bevrijding was hij van Padang
overgeplaatst naar Jakarta en daar
waren ze terecht gekomen midden in
de chaos na de bersiap. Psychisch
kon ze dat niet verwerken. Ze werd
maloe over wat haar bangsa haar man
aandeed. Raakte in de war, werd ziek,
wilde dood zijn of weglopen en hij
kon haar niet uitleggen dat hij nooit
ofte nimmer haar iets zou verwijten
van wat anderen van haar volk hem
zouden kunnen aandoen.
De lange onverstoorbare kranige In
dischman zat in het schaftuur in een
hoek van de goedang met zijn hoofd
in zijn handenIk wist geen op
lossing. Mijn baas ook niet.
Maanden sleepte dit zich voort. Bar
danau werd zwijgzamer dan ooit. Zijn
Javaanse buren ontfermden zich over
zijn vrouw die als een klein kind de
kluts kwijt was. Eens zei hij tegen mij;
"Ik wou dat ik weg kon komen, in
Zweden heb ik nog familie
Ik weet niet hoe dit menselijk drama
verder is verlopen. Ik werd overge
plaatst en had jaren lang een te zware
taak om er zelfs maar over te kunnen
nadenken. Maar ik dacht er aan terug
toen ik het themanummer van Moes
son over de Vrouw in handen had.
Het is nu al wel drie generaties ge
leden dat in het voormalige Neder
lands Indië het grote werk zichtbaar
werd. De aanleg van havens en we
gen, bruggen, spoorwegen, irrigatie-
(lees verder volgende pagina)
Indische boeken, platen, papieren, foto's, films enz. kunt U één keer
weggooien en dan zijn die voor altijd verloren. Een stuk Indisch cultuur
goed is dan gewoon weg.
Het I.W.I. is een documentatiecentrum waar die Indische cultuurgoe
deren worden bewaard opdat mensen nu en later kennis kunnen nemen
van het leven en werken in Nederiands-lndië.
Heeft U boeken, platen enz. waar nu of straks niets meer mee gedaan
wordt, of wilt U donateur worden van het I.W.I.neem dan contact op
met:
Prins Mauritslaan 36
2582 LS DEN HAAG, tel. 070-54 55 00
Giro 49 22 635
3