Grenzen en Smokkelen op Borneo
Ir. J. Freeve met zijn gezin voor de noodwoning.
Mijn werk als Hoofd van de Bosverkenningsbrigade Borneo (standplaats Ban-
djermasinjin de jaren '48, '49 en '50 heeft mij ook enige malen naar Tarakan en
Nunukan gevoerd. Een sectie van de brigade werd in oktober 1949 op Nunukan
geplaatst. Het eiland Nunukan ligt in de St. Lucia baai tussen P. Sebatik en de
monding van de S. Sembakoeng.
De grenssituatie komt in het artikel wat onduidelijk over. In 1883 werd in Tawau
nog een Hollandse controleur gestationeerd, omdat wij destijds het hele eiland
Sebatik nog claimden, tezamen met Cowrie Harbour. De door ons gedachte
grens liep in dat jaar van de Boekit Meliat (in de bovenloop van de S. Siboekoe)
een mijl of tien landinwaarts om Cowie Harbour heen naar Batoe Tinagat even
beoosten Tawau. De Engelse claim volgde de S. Siboekoe stroomafwaarts en
sloot St. Lucia baai met Nunukan in.
Onder de titel "Tolkantoor Lingkas
Tarakan" schreef de heer P. L. Flin-
kerbusch in Moesson van 15 maart,
1 mei en 15 mei 1986 over zijn er
varingen als douane-ambtenaar. Naar
aanleiding van deze artikelen heeft
prof. ir. A. H. Verkuijl enkele aan
tekeningen op papier gezet, die hier
onder zijn opgenomen.
Maar bij wijze van arbitrage werd in
juni 1891 een "Anglo-Dutch frontier
convention" getekend. Eerst in 1912
werd dienovereenkomstig door een
"joint Anglo-Dutch survey team" de
grens halverwege de beide claims
vastgesteld, waarbij het eiland Sebatik
van West naar Oost schuins doormid
den wordt gesneden. Cowrie Harbour
kwam aan Engeland, St. Lucia baai
aan ons.
P. Sebatik is omstreeks 35 km lang
en 15 km breed (ca. 50.000 ha), dat is
dus geen klein eilandje, zoals de
schrijver aanduidt. Het is tweemaal
zo groot als Texel, waarmee het in
vorm overeenkomt. Nunukan is meer
rond van vorm en is ruim half zo groot
als Sebatik. Met "klein eilandje' heeft
de schrijver waarschijnlijk P. Sedam
bedoeld (bezuiden de Westpunt van
Sebatik en nog net in Engels water),
een schuilplaats van smokkelaars en
zeerovers.
De wateren om P. Sebatik werden on
veilig gemaakt door zeerovers met ge
motoriseerde en zeer snelvarende
prauwen. Dit vormde een bedreiging
voor de verbinding met Nunukan, waar
nog bijkwam dat ons werkvolk soms
werd weggeronseld door aannemers
van Tawau. Het probleem hing samen
met koersverschillen, bevoorrading en
gebrek aan grensbewaking en politie
toezicht.
De heer Flinkerbusch vermeldt de
smokkelhandel op Tawau, maar er was
en is nog een andere smokkelroute,
te weten een voetpad over de grens
tussen de bovenloop van de S. Sem
bakoeng en Pensiangan in Sabah. Te
Pensiangan huisde destijds een avon
turier, die de drijfveer was van een
transito-smokkel tussen Straat Ma
kassar en de Zuidchinese Zee. Van
Pensiangan ging het per as naar Beau
fort, een afstand van ca. 300 km. Van
opium gesproken!
Ik was in mei 1948 voor het eerst op
Tarakan. De bosbeheerder voor dit
meest noordelijke deel van Neder
lands Borneo (nu Kalimantan) was in
die jaren de opperhoutvester Ir. J.
Freeve. Hij woonde in het soort nood
woning als beschreven in de aanhef
van het artikel. De Freeves hadden
van de nood een deugd gemaakt (voor
zover mogelijk dan) en het zag er bin
nen heel huiselijk uit. Dit zal ook wel
op Ladang zijn geweest. Freeve's res
sort omvatte Tidoeng, Boeloengan en
Berau.
In 1950 reisde ik per KPM van Tarakan
terug naar Balikpapan, in gezelschap
van het HPB Tarakan en Teun Stra-
ting van de Javahout. Het moet in
juni zijn geweest, want onderweg
hoorden wij van de inval in Zuid-
12