Hoger Beroep In het Land van de Overheerser BOEKBESPREKING 19 COMITÉ EERHERSTEL Op 12 juni jl. heeft het Comité Ge schiedkundig Eerherstel Nederlands- Indië hoger beroep doen instellen van het vonnis van de Haagse rechtbank d.d. 11 april 1985. In dit vonnis, dat het sluitstuk was van het proces in eerste aanleg tegen De Staat der Ne derlanden inzake deel 11A uit de boekenserie "Het Koninkrijk der Ne derlanden in de Tweede Wereldoor log" van de hand van dr. L. de Jong, werd de eis van het comité afgewezen. Deze eis hield in dat 3 deskundigen dit 11e deel van de officiële Neder landse oorlogsgeschiedschrijving zou den moeten herschrijven, omdat in het door dr. De Jong geschreven deel een onvolledig, onjuist en grievend beeld wordt geschetst van de Nederlands- Indische samenleving. Hoger beroep is ingesteld met de op 12 juni jl. uitgebrachte dagvaarding waarin de Staat is aangezegd dat het comité en mede-eisers tegen het von nis van de rechtbank in hoger beroep komen en aan het Gerechtshof 's-Gra- venhage is gevraagd het vonnis te vernietigen en de Staat alsnog te ver oordelen om deel 11A te doen her schrijven. Tijdens een zogeheten rolzitting op 26 juni jl. heeft dit hoger beroep voor de eerste maal voor het Gerechtshof gediend. Door de advocaat en procu reur van het comité is toen om aan houding verzocht voor het nemen van een memorie van grieven. Deze me morie is een schriftelijk stuk dat de basis van de hoger beroepsprocedure zal vormen en dat alle middelen (grie ven) tegen het bestreden vonnis be vat. Wanneer de memorie van grieven zal zijn genomen zal de Staat het woord krijgen in de memorie van ant woord. Vervolgens en eventueel zijn dan getuigenverhoor en pleidooien mogelijk. De uitspraak die het ge rechtshof tenslotte zal doen, wordt "arrest" genoemd. Naar verwachting zal de nu ingestelde hoger beroeps procedure ongeveer 12 maanden in beslag nemen. Vanaf nu zal het Comité Eerherstel weer volop functioneren om zijn doel te bereiken en dat doel is niets anders dan eerlijke officiële geschiedschrij ving over Nederlands-lndië. Om dit doel via een proces te berei ken, althans na te streven, is uiteraard veel geld nodig. Nu al staat vast dat de financiën geen beletsel zullen vor men voor de procesvoering. Dit ge lukkige feit mag echter niemand, die de doelstelling van het comité onder schrijft, ontslaan van de eigen verant woordelijkheid om ook financieel (al was het 10 gulden) aan het proces bij te dragen. Het gaat immers niet om iets dat alleen enkelen aangaat? Bijdragen kunnen gestort worden op giro 50 18 169 t.n.v. Comité Geschied kundig Eerherstel, Arabislaan 63, 2555 DJ Den Haag en bij hetzelfde adres kunt u terecht voor alle verdere infor matie, ook telefonisch: 070-68 16 44 of 01892 - 1 31 63. R.B. Indonesiërs in Nederland 1600-1950 Onlangs verscheen als honderdste uitgave in de serie Verhandelingen van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in Leiden een tweedelige uitgave, getiteld "In het land van de overheerser", waarvan het eerste deel "Indonesiërs in Nederland 1600-1950" geschreven door Harry A. Poeze, met bijdragen van Cees van Dijk en Inge van der Meulen, handelt over de lotgevallen van de talrijke Indonesiërs, uit allerlei rangen en standen, die voor uiteenlopende doeleinden naar het Moederland kwamen en hier voor kortere of langere tijd verbleven. De eerste Indonesiërs, die aan Neder land een bezoek brachten, waren drie gezanten van de Sultan van Atjeh, die hen met brieven en geschenken naar Prins Maurits zond, die hen met alle egards in zijn legerkamp bij Grave ontving. Zij bleven 15 maanden in Ne derland en bezochten een groot aan tal steden en verwonderden zich over "zindelijkheid, orde en goeden staat" der door hen bezochte plaatsen. De volgende bezoekers waren vooral afkomstig van Ambon, dat in 1605 door de VOC was veroverd. Het wa ren zoons van Orang Kaya's die voor het volgen van een theologische op leiding naar Nederland werden gezon den. Daarnaast was het de bedoeling bij hen de ongunstige indruk over Ne derland, die was ontstaan door de voorstelling van zaken door de Portu gezen, de grote tegenstanders van de VOC, weg te nemen. Van een ander soort waren de Indo nesiërs, die in de daarop volgende tijd naar Nederland kwamen, dit waren vooral slaven en bedienden van aanzienlijke Compagniesdienaren die door hun meesters bij repatrieëring wenden meegenomen, al trachtte de Compagnie dit zoveel mogelijk te be perken. Van hun lotgevallen hier te lande is niet veel bekend, ze bleven anoniem. Beslist geen anonieme figuur is de Javaanse schilder Raden Saleh, die van 1830 tot 1851 in Europa ver bleef, en die zelfs door koning Willem III tot hofschilder werd benoemd. De "ethische politiek" die rondom de eeuwwisseling werd ingeluid, bracht talrijke Indonesische studenten naar Nederland, velen van hen zouden later in het onafhankelijke Indonesië een rol van betekenis gaan spelen, waar zij de nationalistische idealen, die zij in hun studietijd in de vereniging Perhim- poenan Indonesia hadden uitgedragen, in praktijk konden brengen. Een eigen plaats nam de Javaanse dichter Noto Soeroto in, oprichter van het Ned.-Indonesische Verbond en van het tijdschrift "Oedaya" als tegenstan der van de polarisatie van de P.I., strevend naar waardering en begrip tussen Nederland en Indonesië. Hij keerde in 1932 teleurgesteld naar In donesië terug. Vermeldenswaard is nog, dat de Twee de Kamer een tweetal Indonesische leden in haar midden had: Roestam Effendi (comm.) en Palar (PvdA). Een getalsmatig veel omvangrijker groep dan de studenten vormden de Indonesische bedienden, in Den Haag sedert het einde van de 19e eeuw een vertrouwd beeld. Feestelijke gebeurtenissen in het ko ninklijk huis, zoals de troonsbestijging van koningin Wilhelmina in 1898, het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard in 1937 en het 40-jarig rege ringsjubileum van de vorstin brachten delegaties van Indische vorsten naar Nederland, de rijksband tot uitdruk king brengend en extra luister bijzet tend aan de feestelijkheden door hun kleurrijke verschijning. Voor de Indonesiërs in Nederland brak met de Duitse bezetting een bijzonder zware tijd aan. De P.l. was al gauw aktief in het verzet tegen de bezetter, waarin zij getalsmatig een meer dan evenredig aandeel leverde. Het overleg over de Indonesische kwestie na de oorlog en de Ronde Tafelconferentie bracht mee, dat een reeks Indonesische politieke leiders naar Nederland kwam. In zekere zin was daarmee de kringloop van 350 jaar historische betrekkingen gesloten: zij kwamen hier op voet van staatkun dige gelijkheid, zoals ook het geval was met de eerste bezoekers uit Atjeh in 1602. (lees verder pagina 23)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 17