75,porto 7, dergelijke. De grond is nauwelijks te zien. Met kapmessen moest dus een kruippaadje door het oerwoud gekapt worden. Was na menig uurtje kappen, hakkend en klimmend het vermeende punt bereikt, dan werd één van de meegenomen bemanningsleden de boom ingestuurd ten einde zo hoog mogelijk, in elk geval op een plaats, van waaruit hij de "Lucifer" kon zien, een stuk wit doek uit te hangen. Daar na ging het de weg terug naar het strand. Vanuit het schip werd inmid dels het witte doek waargenomen, d.w.z. geschat werd de richting en afstand vanuit de plaats van het witte doek naar de vanuit zee vastgestelde geschiktste plaats voor de lichttoren. Daarop werd het witte doek uit de boom gehaald en vandaaruït in de geschatte richting en over de geschat te afstand gelopen naar de bedoelde lichttorenplaats. Die tweede tocht had natuurlijk eerst de volgende dag plaats. De eerste had toch al een be langrijk aantal uren langer geduurd dan die van een normale werkdag. Op het einde van deze tweede dag bleek een iets beter resultaat verkre gen te zijn, doch de spijker was nog echt niet op de kop geslagen. Derhal ve ging de volgende dag (zondag of geen zondag, daar werd geen rekening mee gehouden) het groepje personen weer de oetan in. Laarzen aan, poetih's om de kuiten tegen het ongedierte, vooral slangen, en met zeep ingesmeerd in verband met de strijd tegen de patjets, ieder uitgerust met twee kapmessen, die de nacht tevoren waren aangescherpt, enkelen met een "Beaumont"-geweer voor het geval een tijger uit nieuws gierigheid van achter een boom een kijkje zou nemen. Het gebied was be rucht vanwege het grote aantal tijgers. Deze zijn als zij geen honger hebben niet erg gevaarlijk, want zij gaan ge luid, lawaai, in het algemeen leven, in het bijzonder overdag immer uit de weg. Af en toe werd, op afstand, het nijdige gebrom van een tijger gehoord, kwamen ze dichterbij, die beestjes van circa 2,5 meter, hou je dan gedekt en klim zekerheidshalve in een boom. Maar om op de zoekgroep terug te komen; even na het middaguur, ja daar zag ik vanaf de brug van de "Lucifer" het witte doek tussen het geboomte te voorschijn komen, echter weer niet op de juiste plaats. Neen, de plaats voor de lichttoren lag ver der naar rechts. Hoe kan ik de ouwe hiervan op de hoogte stellen? Een communicatie-middel om de zich door het oerwoud voortploeterende groep te bereiken hadden we niet. Deze hard werkende mannen zullen straks tegen donker bezweet en doodmoe aan boord terugkomen om reeds bij de valreep van mij te vernemen, dat het gezochte punt nog niet is bereikt. De ouwe keek wel erg teleurgesteld! Hij nam de situatie met de kijker in ogensohouw. Hij schatte de nieuwe richting en afstand. Hij wist het. Een flinke borrel, een stevige rijsttafel en een uitgebreide nachtrust, ach dan is men weer ge heel monter. Trouwens of je wilt of niet, er helpt geen lieve moedertje aan, hij is nu eenmaal "ouwe" en als zodanig is hij de enige, die "het" kan doen. Vóór dag en dauw vertrok de zoekgroep van boord wederom voor een woud-wandelingetje. Verscheide ne dagen waren hiermee gemoeid, maar men vond de juiste plaats voor de te bouwen lichttoren. Toen begonnen de voorbereidingen voor de eigenlijke torenbouw, d.w.z. het openkappen van het werkterrein, uitgevoerd met de hand met parangs. Toch vlotte het werk naar omstandig heden goed. Vele handen (de koelies uit Soerabaia) maken licht werk. Met opzet werd bij deze werkzaamheden veel lawaai en kabaal gemaakt; der halve geen vrees voor tijgers. Onge dierte, bijvoorbeeld slangen, krangangs en andere griezelige dieren, die de In dische natuur oplevert, konden we wel aan, ook al omdat bij nadere kennis making met vele van die zogenaamde griezelige beesten het griezelige weg valt. Slangen zagen we niet veel; de meeste slangen zijn erg schuw, zij vallen niet gauw aan; bovendien is het merendeel van de slangen niet giftig. Desondanks was het continu oppassen geblazen. Je moet maar eens een beet van een giftige slang krijgen, het kan binnen vijf minuten je dood zijn. Na het schoonkappen en het effenen c.q. nivelleren van het terrein werden de neuten gebouwd, waarop de licht toren en de brandstofhouder moesten komen te staan. Al deze handelingen werden uitgevoerd onder toezicht van de almachtige, de ouwe. Dit ver vulde hem met trots. Hij beschouwde alles als "zijn werk", niet alleen de bouw van de lichttoren, ook het huis van de lichtwachter. Gezaghebber - architect. Het was wel zeer tijdrovend om het met de bouw belaste personeel iedere morgen vroeg met hun eten, d.w.z. nasi, gezouten eieren, ikan kering, etc. per sloep naar de wal te brengen, waarvoor de motorsloep enige malen tussen strand en schip op en neer moest varen. En met het aan wal zetten van deze mensen, officieren, schepelingen en koelies was men er nog niet, want eerst dan begon de tocht langs de inmiddels schoongekapte weg naar de bouwplaats. Om nu 's morgens op een wat vroeger uur met de werk zaamheden te kunnen beginnen be sliste de ouwe, dat de koelies gedu rende de periode van de torenbouw maar aan de wal moesten bivakkeren; de schepelingen mochten dagelijks na de werkzaamheden terug naar boord. Het was after all Oost-moesson, dus de mensen konden best onder de blote hemel maffen. Het moest de "ouwe" wel nagegeven worden, dat hij toestond om voor dit maffen gun- De Gouvernements Marine in het voormalige Ned.-lndië 1861-1949 door F. C. Backer Dirks Schetsen van de Gouvernements Marine - door F. C. Backer Dirks f 25,porto f 7, Tussen vloot en politiek een eeuw Marinestaf 1886-1986 f 55,porto 7, BOEKHANDEL MOESSON stige en rustige omstandigheden te scheppen. Op het bouwterrein met al dat ongedierte en bovendien, als er niet te hard gesnurkt werd tijdens de slaap, het bezoek van tijgers. Neen, dat ging niet. De ouwe wist er wel raad op. Hij liet hoge dranghekken, die we van Soerabaia hadden mee gekregen, naar de wal brengen en daarmee werd op het strand een el lipsvormige ruimte afgebakend. Aldus ontstond een tegen wilde beesten be veiligd plekje, waar de koelies met een gerust hart hun tampatje konden op slaan. Omdat het plekje op enige af stand van de begroeiing stond had men ook geen last van ongedierte. Zelfs de muskieten lieten verstek gaan vanwege het zachte zeewindje, dat bleef doorstaan Dit windje streek door het bos, de toppen van de bomen suisden, een geluid dat sterk slaap- stimulerend werkte; dit geluid gecom bineerd met het ruisen van de golven stemde de mens lyrisch. Door omstandigheden moest ik op een gegeven middag onder het werk in m'n dooie eentje van de bouwplaats naar boord terug. Reeds toen ik die opdracht kreeg brak het angstzweet me uit. Weliswaar kreeg ik een "beau- mont" mee, maar wanneer had ik het laatst met zo'n spuit geoefend, of zelfs maar met een geweer geschoten? Na tuurlijk liet ik niets van mijn angst merken; dat kon toch immers niet tegenover het ondergeschikte perso neel. Alsof het een wandeling in mijn ge boorteplaats 's-Gravenhage betrof, verliet ik het werkterrein, doch wat er alzo in mijn hoofd rondging was met geen pen te beschrijven. In elk geval hoorde ik al heel gauw geritsel, of was het verbeelding Even voorzichtig stappen en goed luisteren. Is het een tijger of een slang? Ik sla met het geweer tegen het gebladerte en zet er nu een gangetje in; veel lawaai ma kend, jammer dat ik niet mag schieten, dat zou de anderen ongerust maken. Zag ik daar van achter die dikke boom niet een paar felle ogen? Niet omkij ken, flink doorlopen, sneller lopen, hollen! Verbeeld je dat een tijger me van achteren bespringt. Zou ik er goed (lees verder volgende pagina) 35

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 33