HET INDO EUROPEES VERBOND EN DE NED.-INDISCHE SAMENLEVING VAN VOOR 1942 Na het lezen van Drs. C. Verkuylen's artikelenreeks over het IEV (Indo Euro pees Verbond) in Moesson van 1/2 - t/m - 1/4 1986, voelde ik me gedrongen er mijn mening tegenover te stellen. Maar allereerst wil ik zeggen dat ik respect heb voor de kundigheid waarmee Drs. Verkuylen zijn studiemateriaal heeft weten te verzamelen en uit te werken. Vooral de historische feiten zijn zeer juist, alleen de interpretatie ervan, daar mankeert soms wel wat aan. Tijdens het lezen van de artikelen kreeg ik steeds het gevoel dat de schrijver, in het alge meen, toestanden en gebeurtenissen van voor de oorlog beoordeeld heeft naar maatstaven van het heden. Dat is een soort van anachronisme waar nog geen nieuw woord voor bestaat. Bovendien denk ik, dat de tegenwoordige trend van het anti-kolonialisme, hem (de auteur) ook niet onberoerd heeft gelaten. Eigenlijk is het best te begrijpen dat vele Nederlanders een schuldgevoel ten aanzien van het Nederlandse ko loniale tijdperk hebben verkregen. Na de Duitse bezetting van Nederland is men over een kolonie ook gaan den ken als bezet gebied, waar de bevol king onderdrukt en uitgebuit is gewor den. Dat waanidee is nog versterkt geworden door een film als "Max Ha- velaar." Een schrijver als Multatuli, die ik overigens tot één van de beste letterkundigen van Nederland reken, heeft natuurlijk veel invloed gehad op de gedachtenvorming over het koloni ale tijdperk. Na het zien van de film of het lezen van het boek "Max Have- laar" kan de indruk gewekt worden, dat die lokale misstanden in Lebak wijd verspreid waren over de gehele kolonie en voortgeduurd hebben tot in de 20ste eeuw. Van een Leidse stu dent heb ik eens te horen gekregen, na een gesprek over het voormalige Ned.-lndië: "O, u bent dus ook zo n koloniaal, die de Javanen onderdrukt heeft", terwijl de werkelijkheid toch zo heel anders geweest is. Drs. Verkuylen schrijft in het begin van zijn eerste artikel (Moesson 1 fe bruari '86), waar hij Tjalie Robinson's artikel in de Herdenkingsuitgave van het 45-jarig bestaan van het IEV aan haalt en wel dat gedeelte, waarin Tja lie uitbundig het vele goede werk van het IEV prijst, dat dit beeld van het IEV onvolledig en geflatteerd is, ver volgens er aan toevoegend: "Als zo danig vormt het onderdeel van een collectieve herinnering van Indische Nederlanders aan de vroegere koloni ale samenleving, die ondanks haar ge breken als goed werd ervaren." Natuurlijk hebben wij die tijd als goed ervaren, wij waren er toch zelf bij, wij zeventig-plussers hebben die mooie tijd met lijf en ziel meegemaakt. Om dat het echt een goede tijd was ge weest, hebben wij er ook mooie her inneringen aan overgehouden. Voorts vinden wij het door Tjalie ge schetste beeld van het IEV helemaal niet geflatteerd. Integendeel, vooral op onderwijsgebied hebben wij veel aan het IEV te danken gehad, niet al- 8 door Ed Heken leen vanwege het hoogwaardige on derwijs op de eigen IEV-scholen, maar ook door de invloed die het IEV gehad heeft op de kwaliteit van het Europese onderwijs in het algemeen. Ook ben ik het niet eens met Drs. Ver kuylen's opmerking: "Het feit dat vele Indische Nederlanders de toenmalige Ned.-Indische samenleving als goed hebben ervaren, wil niet zeggen, dat zij dit ook daadwerkelijk is geweest. Veeleer zegt het iets over de positie waarin zij destijds verkeerden daarmee suggererend, dat die goede samenleving alleen voor ons bestond, daar wij immers een z.g. bevoorrechte positie innamen. Als er van bevoor rechting sprake is, dan hebben we die niet cadeau gekregen, maar verwor ven middels hard werden en studie. In de tijd toen de Indo-Europeanen zich nog niet ontwikkeld hadden, in de vo rige eeuw, hield men immers helemaal geen rekening met hun belangen. Het was daarom goed gezien van onze IEV-leiders om het onderwijs te stimu leren en op initiatief van Arthur Cha- telin een Kweekschool voor onderwij zers en onderwijzeressen op te rich ten. Er kwam ook een studiefonds tot stand (sinds 17 juni 1920), waardoor de minder draagkrachtige'n ook in staat gesteld werden hoger onderwijs te volgen, zowel in Indië als in Hol land, alsmede vakonderwijs op de eigen IEV-scholen en cursussen. Het tijdvak dat ik nu aan het beschrij ven ben, is dat vanaf de oprichting van het IEV op 13 juli 1919 tot de capitu latie van Ned.-lndië op 8 maart 1942, de bloeitijd van het Verbond en voor ons Indo-Europeanen onze Gouden Eeuw, die slechts 23 jaren heeft mo gen duren, daar zij abrupt eindigde met de bezetting van Ned.-lndië door Japan. De ontwikkeling van de Indo Europe aan ging hand in hand met zijn eman cipatie en met de opbloei van het Verbond. Terwijl men in het verleden sporadisch Indo-Europeanen aantrof in betrek kingen hoger dan het niveau van klerk, begon men hen nu, dank zij de ver beterde studiemogelijkheden, te zien in de middelbare en hogere betrek kingen. Ze kregen funkties te vervul len bij het Ned. Indisch gouvernement, maar in toenemende mate ook in het particuliere, op handelskantoren en op cultuurondernemingen. Terwijl in het eerste decennium van de 20ste eeuw, Nederlanders nog steeds hun kinderen naar Holland moesten sturen voor degelijk onder wijs, was dat in de 20er en 30er jaren niet meer noodzakelijk. Scholen voor mulo en middelbaar onderwijs, zowel van het gouvernement als van particu liere schoolverenigingen (o.a. Chris telijke-, Rooms-Katho'lieke, Neutrale schoolorganisaties) vond men in alle grote steden. Hogescholen werden opgericht in de hoofdsteden, zoals de Technische Hogeschool te Bandoeng, de Rechtshogeschool en de Medische Hogeschool te Batavia, de Econo mische Hogeschool te Soerabaja, ter wijl de Middelbare Landbouwschool te Buitenzorg bezig was uit te groeien tot een Landbouw-Hogeschool. Lage re cultuurscholen war ener onder an dere in Soekaboemi en Malang. De politieschool te Soekaboemi leid de op voor Inspecteur - en voor Com missaris van Politie. Aan de T.H.S. in Bandoeng waren cursussen voor het kadaster en voor landmeter en tevens was er een Instrumentmakers- en Glasblazersschool aan verbonden. Van de vele technische scholen, waren de Koningin Wilhelmina School (KWS) te Batavia, de Koningin Emma School (KES) te Soerabaja en de Technische Scholen van Semarang en van Ban doeng bekend. Het IEV had te Ban doeng de zeer bekende Dick de Hoog School, een technische school met cursussen voor Motortechniek en voor Radiomonteur naast het gewone tech nische onderwijs. Voor de meisjes trof men in haast alle steden huishoud scholen aan en andere soholen en cursussen voor typisch vrouwelijke beroepen zoals de Opleiding tot Vroedvrouwen van de IEV-Vrouwen Organisatie (I.E.V.V.O.) te Batavia en de lEVVO-Huishoudschool te Mees ter Cornelis. De Zaalbergschool, een handelsschool van de schoolvereni ging van het IEV, te Soerabaja raakte ook zeer bekend. In dezelfde stad was ook een opleiding voor de douane. Ten behoeve van hen, die van elders in de stad kwamen studeren, heeft het IEV voor Internaten gezorgd. Velen zullen zich het IEV-Meisjesinternaat en het lEV-Jongensinternaat te Ban doeng nog herinneren. Ik hoop met deze opsomming van de vele studie-instellingen, die mede door het streven van het IEV tot stand zijn gekomen, de belangrijkheid van het Verbond ook voor de kleine Boeng, denk aan het IEV-Studiefonds, te heb ben aangetoond. Als gevolg van al deze studiemoge-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 6