Herinneringen aan Tempo Doeloe in Sumatra (HU
IFA
door Johanna Elisabeth Helderman-Pigeaud
De zoons van controleur Westenberg hebben in Holland gestudeerd, een van
hen werd ook controleur B.B. Wat ons huis in Bangoen Poerba betreft, het was
een echt Bataks huis, hoog op palen gebouwd, tegen tijgers en andere dieren.
In de ruimte onder het huis zaten vaak gestraften te wachten op het onderzoek,
je kon ze boven goed ruiken Satoe kali, satoe tahoen ganti badjoe
Wij hebben drie heerlijke jaren in het prachtige Batakse bergland gewoond,
tussen Europese ondernemingen, koffie en rubber en met planters van verschil
lende.. nationaliteit: Hollanders, Engelsen, Duitsers en enkele Fransen, die wij
allemaal op z'n tijd met ons karretje gingen opzoeken. Andere vervoermiddelen
waren er niet, daar de wegen nog zeer primitief waren. Een keer zijn Hansje en
ik met karretje en al in een ravijn terechtgekomen, wat gelukkig goed afliep.
Op een der ondernemingen had de Duitse administrateur Büttikofer twee grote
apen, zo groot als mensen, die ieder een mooi getralied verblijf hadden, dat zij
zelf met een bezem schoon hielden. Later heeft hij deze apen naar een dieren
tuin in Duitsland gestuurd.
"Herinneringen aan tempo doe
loe in Sumatra" werden door
mevr. Helderman-Pigeaud (die in
1957 overleed) op 90-jarige leef
tijd voor haar kinderen en klein
kinderen opgetekend.
Haar kleindochter, mevr. J. M.
Doyer-Brunting verleende toe
stemming om dit verhaal in Moes
son te publiceren.
Op de onderneming waren ook wel
eens kinderen, zodat Hansje er speel
kameraadjes had. Mevrouw Stuurman,
een vrouw van een controleur op Loe-
boek Pakam, moest drie maanden naar
Holland om haar dochtertje weg te
brengen, daar er op de hele Oostkust
geen gelegenheid voor Hollands on
derwijs was. Ze had reeds twee zoon
tjes in Holland moeten achterlaten en
zo kwam nummer vier, Willem, die drie
maanden bij ons, wat gezellig was
voor Hansje. Beiden waren toen 8 jaar
oud.
Ons leven was nog vrij primitief, water
voor de badkamer en ander gebruik
moest door gestraften in lege petro-
leumblikken met pikolans worden op
gevoerd, wat wel een kwartier sjouwen
was. De post, vlees en levensmiddelen
moesten wjj zelf van Loeboek Pakam
halen, meestal tweemaal per maand.
Ik zelf ging tweemaal per jaar naar
Medan, waar dicht in de buurt op de
onderneming mijn zwager Smit woon
de. Willem was soms wel 6 tot 8
weken op tournee, alles ging te paard
en te voet.
Waar het in de Bataklanden gewoonte
was dat de controleur en zijn vrouw
de bevolking bij ziekte hielpen, had
Willem voor de nodige medicijnen en
een handleiding gezorgd. In de meeste
gevallen hadden wij succes met onze
behandeling.
Eenmaal kwam er een Bata'k, die
was aangevallen door een wild zwijn
en daarbij zo toegetakeld was, dat ik
vreesde hem niet te kunnen genezen.
Hij werd dus in een van onze karretjes
naar Loeboek Pakam gebracht, ge
drenkt in de klapperolie, naar het zie
kenhuisje van een der ondernemingen.
De dokter vond het prachtig verzon
nen en toen de man genezen was
bracht hij uit dankbaarheid van alles
voor ons mee, rijst, kippen, vis en
vruchten.
Op Bangoen Poerba hebben wij o.a.
bezoek gehad van de heer H. Colijn,
die toen regeringscommissaris was.
Daarna eveneens van de heer van
Kol, die het beiden best konden vin
den in Batakland. De heer van Kol
hield bij ons nog een spiritistische
seance.
Ook kochten Minah en Ketjil zich hier
een kind, een meisje van nog geen
jaar oud, van een Javaanse koelie
vrouw van de onderneming Baloewa
van de heer Bool.
Na drie jaar keerde de controleur
Westenberg terug en werd Willem
overgeplaatst naar Seroewai, in het
Tamiangse, met nog een tweede af
deling te Koeala SimpangSeroe
wai was alleen maar per boot te be
reiken en dan nog maar bij hoog water.
Men moest dan aan de mond van de
Tamiangrivier op de vloed wachten,
waarna de boot de rivier op kon sto
men. Er leefden daar zeer veel kroko
dillen, die lui in de modder langs de
oever lagen. In Seroewai lag een klein
garnizoen, met een versterkte benteng.
Het controleurshuis lag daar echter
buiten. Er was een zeer grote Chinese
pasar en een kleine soos aan de ri
vier, waar het heerlijk zitten was. Er
waren daar ook veel slangen, eens
vingen we er een van zes en een
kwart meter lengte Muskieten waren
er zoveel dat wij van onze voorgalerij
een muskietenkamer moesten maken.
Al het drinkwater, ook het badwater,
moest gekookt en gefilterd worden,
daar het water van de rivier sterk be
smet was door de vele huisjes, die de
inheemsen langs de rivier gebouwd
hadden om te baden en die ook voor
w.c. gebruikt werden. Baden, zo in de
rivier, was te gevaarlijk vanwege de
krokodillen.
Willem ging dikwijls per sloep met
roeiers en oppassers naar Koeala
Simpang waar ook een garnizoen lag.
Hier woonde toen De Graaf met Mien.
In de tijd, dat wij in Seroewai waren,
vond de Gajoetocht van overste van
Daalen plaats, waar ook Willem aan
deelnam, voor de politieke contacten.
Hierbij werden de Gajoelanden onder
direkt Nederlands bestuur gebracht.
De garnizoenen van Seroewai en Koe
ala Simpang namen aan deze expedi
tie deel.
In beide plaatsen was een garnizoens
arts, wat prettig was, want in de Ba
taklanden moest men helemaal naar
Loeboek Paikam voor doktershulp of
medicijnen. De dokter te Koeala Sim
pang heeft geprobeerd Hansje van
haar malaria af te helpen met kina
druppels gemengd met arsenicum, wat
goede resultaten opleverde. Ook in
Seroewai gaven wij hulp aan de be
volking met onderwijs en bij ziekten.
In de buurt lagen tabaksondernemin
gen van de Deli maatschappij. Deze
werden echter langzamerhand geslo
ten, daar de afstanden te groot waren
en de afvoer te bezwaarlijk en te kost
baar werd.
Wij, Europeanen hadden het wel ge
zellig onder elkaar, over en weer wer
den etentjes gegeven. Ik had altijd
een flinke voorraad blikjes van aller
lei Hollandse kost in de goedang, zo
als snijbonen met worst, bruine bonen
met worst, bruine bonen met spek,
stokvis enzovoort, die ik hoofdzakelijk
eens per halfjaar uit Holland betrok.
Post kregen wij eens in de veertien
dagen van Medan of Singapore.
Na twee jaar werden we weer overge
plaatst. Nauwelijks veertien dagen na
ons vertrek voerden de Atjehers een
overval uit, daar de jonge controleur,
die voor Willem in de plaats gekomen
was, volgens hen de adat had ge
schonden. De controleur wac geluk
kig afwezig, maar het hele huis werd
overhoop gehaald en doorboord.
Willem was benoemd tot waarnemend
assistent-resident in de residentie Pa-
lembang, met standplaats Tebing Ting-
gi. Wij lieten Wongso en zijn vrouw
en kinderen in Seroewai achter, daar
hij niet mee naar de Westkust wilde.
Het lukte Willem, om hem als politie-
oppas in Langkat te plaatsen. Boven
dien had Wongso intussen 6 kinderen
gekregen, wat ons wel wat duur be
gon te worden.
(slot volgt)
25