BESTUURLIJKE INFORMATIE EN VERZET
IN NEDERLANDS INDIË
Op biz. 710 van deel 11a, tweede helft staat in de noot te lezen hetgeen de Gouverneur Generaal van Starkenborgh
verklaarde in zijn rede op maandagochtend 8 december 1941 te Batavia, in een speciale uitzending van Radio Oranje.
Zijn woorden waren onder meer: "De Regering van Nederlands-lndië heeft Japan de oorlog verklaard". Zijn tekst be
vatte verder een groet aan onze bondgenoten, oude en nieuwe. "Wij weten", zei hij, "dat allen in Indië, blank en bruin,
sinds de brute aanval op ons Nederland slechts één gedachïe kennen: dit schone land aan de evenaar tot een hecht en
krachtig bolwerk der democratie te maken".
Enkele kanttekeningen bij de delen 11A en 11B van dr. L. de Jong
Zijn commentaar hierop tegenover de
Enquête Comissie van de Tweede Ka
mer der Staten Generaal luidde: "wat
wist ik weinig van het werkelijke Indië
af". Hoe kwam het dat de Gouverneur
Generaal zo weinig op de hoogte was
van hetgeen onder de inheemsen leef
de, nl. de hang naar zelfstandigheid?
Jhr. Mr. A. W. L. Tjarda van Starken
borgh Stachouwer werd op 17 sept.
1936 geïnstalleerd als Gouverneur Ge
neraal van Nederlands-lndië. Hij had
generlei kennis van land en volk van
Nederlands-lndië. Uiterst bekwaam di
plomaat als hij was, zal hij uiteraard na
zijn benoeming kennis hebben geno
men van het regeringsbeleid van zijn
voorgangers in de laatste decennia.
G.G. A. W. F. Idenburg (van 18 dec.
1909 tot 21 maart 1916) stond geleide
lijke ontvoogding voor de geest, aan
bevolen door de Islam kenner C.
Snouck Hurgronje.
G.G. Mr. J. P. Graaf van Limburg Stirum
(van 21 maart 1916 tot 24 maart 1921)
volgde dezelfde lijn.
Met Mr. D. Fock kwam een Gouver
neur Generaal in Indië (van 24 maart
1921 tot 7 september 1926) die de klok
terugzette en de opkomende nationa
listische beweging aan banden legde.
Zijn opvolger Gouverneur Generaal
Jhr. Mr. A. C. D. De Graeff (van 7 sep
tember 1926 tot 12 september 1931)
viel terug op de zienswijzen van Iden
burg en van Limburg Stirum.
De op hem volgende Gouverneur Ge
neraal Jhr. Mr. B. C. de Jonge (van
12 september 1931 tot 17 september
1936) sprak van de noodzaak de Hol
landse aanwezigheid in Indië nog weer
300 jaar te verlengen vóór de Inheem
sen in staat zouden zijn op eigen benen
te staan. Het was de visie van Colijn,
die de imperiale gedachte aanhing.
De adviseurs Inlandse Zaken, van Ha-
zeu, Rinkes, Gobée tot en met Pijper,
hebben allen gewezen op de toene
mende drang naar zelfstandigheid on
der de Inheemsen.
Wie waren nu de Hollanders die in
Indië G.G. Tjarda van Starkenborgh
Stachouwer, die als een onbeschreven
blad zijn entree maakte in de Indische
samenleving, het beste konden infor
meren over hetgeen leefde onder de
Inheemsen? Dat waren, qua opleiding
èn ervaring, uiteraard de Binnenlands
door dr. W. Mooij
Bestuurs Ambtenaren, die in dagelijks
contact met de Inheemsen leefden.
Hoe is te verklaren dat zó weinig van
't streven naar zelfstandigheid, dat on
der de Inheemsen leefde, tot de G.G.
van Starkenborgh kon zijn doorgedron
gen gezien zijn, in de aanvang ge
noemde, verklaring tegenover de En
quête Comissie van de Tweede Kamer
der Staten Generaal, en daarbij in
aanmerking nemend zijn buitengewone
intelligentie en bekwaamheid?
In dit verband is het van belang aan
te halen hetgeen de oud B.B. ambte
naar Dr. C. Nooteboom in het B.B.
Gedenkboek schrijft:
"In weerwil van alle goede bedoe
lingen, alle idealisme (dat was er bij
menigeen) alle onbaatzuchtigheid,
opgebracht door bestuursambtena
ren als door zovele anderen (spe
cialistische ambtenaren, maar ook
missionarissen en zendelingen) werd
tóch in Indië een grote fout ge
maakt, een fout waarvoor het be
grip slechts langzaam is gegroeid
en eerst laat tot rijping is gekomen.
Deze fout bestond uit het niet ko
men tot het inzicht dat de mensen
liever onder eigen bestuur een
zwaarder leven hebben dan een
geborgen bestaan onder vreemden.
Iedere poging tot leiding geven, tot
adviseren zelfs, en in nog veel ster
kere mate tot het Invoeren van ver
nieuwingen onder groter of kleiner
dwang, kwetst het gevoel van eigen
waarde dat weim'ig mensen vreemd
'is. Al dit pogen wordt als discrimi
natie ervaren.
Zij hebben de innerlijke wens naar
zelfstandigheid der inheemse be
volking onvoldoende aangevoeld en
zijn daardoor in gebreke gebleven
bij de G.G. Tjarda van Starkenborgh
aan te dringen om gevolg te geven
aan die innerlijke wens bij de be
volking.
Zo strandde de petitie Soetardjo,
die mogelijk tot betere verhouding
had kunnen leiden om vijf minuten
voor twaalf."
Bij dit alles mag niet worden nagelaten
vast te stellen dat het Corps B.B.
ambtenaren als geheel een voorbeel
dige houding aangenomen heeft na de
G.G. Jhr. De Jonge en zijn opvolger, Jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, op weg
naar de Volksraad, waar de overdracht van het bestuur aan de nieuwe G.G. zal plaats
vinden, september 1936.
30