mêm
5£emmeriwgreft 3^Cetjii (LXII)
Half november 1949 kwam het zo belangrijke bericht voor ons peloton binnen:
Buitenpost opbreken en melden in Batavia. Een bericht waar we al een dik jaar
op gewacht hadden. Eindelijk was het er dus van gekomen: op naar huis.
ledereen in juichstemming natuurlijk en het optimisme in ons berekende al dat
we met de kerstdagen thuis zouden zitten. In opperste stemming reden we naar
Batavia, onze laatste rit over de wegen van West-Java. Drie jaren van wacht
lopen, patrouilles, acties, verveling en eentonigheid even helemaal vergetend.
Aangekomen in Batavia werd ons een plaatsje aan de Beerenlaan toegewezen,
niet ver van de KWIII-school waar voor ons de Indiëjaren waren begonnen.
Na een weekje Batavia op naar Priok,
waar we werden ingescheept. Maar
niet, zoals we verwacht hadden, op
een oceaanstomer, welke ons naar
huis zou stomen. Het werd een lan
dingsvaartuig vol met Japanse krijgs
gevangenen. De zoveelste teleurstel
ling kregen we te incasseren. Uitge
rekend ons peloton kreeg op de val
reep nog een taak: Japanners bewaken
op het eiland Onrust. Eén van die vele
piepkleine eilandjes van de Indische
Archipel, de bedeltjes aan de Gordel
van Smaragd. En zo zaten we op On
rust; twee groepen mannen, Nederlan
ders en Japanners. Beiden wachtend
op repatriëring.
Voor ons bestond het wachten uit
wachtlopen. Waarom mag Joost weten,
want van de kant van de Jappen was
geen trammelant te verwachten. Die
waren net zo gelukkig als wij met een
terugkeer naar het vaderland. Maar ja,
bij een dienstdoend leger hoort nu
eenmaal wachtlopen. Dat is een vast-
geworteld moeten, tot zelfs in het on
zinnige. Eerlijkheidshalve moet ik wel
vermelden, dat het wachtlopen op On
rust een geriefelijke bezigheid was.
We hadden namelijk wachthuisjes van
grote klasse tot onze beschikking. Op
gebouwd uit zandzakken, voorzien van
een dak en de grote luxe van verlich
ting. Wat kan een soldaat meer ver
wachten in donkere tijden. Eén van de
wachthuisjes had zelfs nog het voor
recht één en al gezelligheid te zijn in
de donkere uren van de dag. In dat
huisje, dat boven een afvoergoot was
gebouwd, was je altijd verzekerd van
veel aanloop. Zodra het donker was
kwamen de bezoekers door de goot
aanzetten, joekels van ratten. Aange
komen bij het huisje klommen ze tegen
de zandzakken op en lieten zich aan
de andere kant van het huisje weer in
de goot zakken om daarin hun weg te
vervolgen. Allemaal heel leuk en aar
dig natuurlijk, maar het eiland kampte
wel met een rattenplaag. De oorzaak
van die plaag was me niet vreemd.
Het was een gevolg van een zinloze
uitroeiing van de pythons op het eiland
eind 1946 door twee toen aanwezige
politiemensen.
De enige ontspanning die voor ons op
het eiland was weggelegd, was de
vissport. Met zelf gemaakte hengels
werd luiliggend urenlang naar de dood
stil liggende dobbertjes getuurd. Een
maal is deze volkomen rusttoestand
verbroken geweest toen onze kok Moos
ook zo nodig moest vissen. Aan een
lang dik touw had hij een vleeshaak
geknoopt met daaraan een flink stuk
vlees, zeker wel het dagrantsoen van
een 'half peloton. Dit primitieve vistuig
smeet hij naast de dobbertjes van de
fijnvissers in 'het water, hiermee de
Java Zee in verwarring brengend en
z'n wapenbroeders tot grote gemeende
woede. Daar Moos van deze woede
uitbarsting niet terug had bond hij het
vistuig aan een klapperboom en droop
snel af naar zijn potten en pannen.
Voor Moos was de lol er af. Maar niet
voor lange tijd, want 's avonds ge
beurde er iets dat bij hem de lol voor
honderd procent terugbracht.
Kees Faber namelijk, was bezig met
z'n avondwandeling over het smalle
klapperbomenstrand van Onrust. Ge
heel ontspannen stapte hij voort, zijn
blik, kaal en zonder enige weemoed,
gerioht op Java en met z'n gedachten
thuis in Utrecht. En ineens wammes,
daar klapte Kees languit op het strand,
zonder er zelf iets van moeite voor
gedaan te hebben. Verbouwereerd
werkte hij zich weer overeind en ging
op zoek naar het struikelblok in z'n
leven. Lang hoefde hij niet te zoeken,
want vlak voor z'n voeten lag de oor
zaak van zijn zandhapperij: een strak
gespannen touw, het vistuig van Moos.
Hij liep het touw langs en ontdekte dat
het touw aan één eind aan een boom
gebonden zat en het andere eind in
zee verdween.
Nieuwsgierig geworden trok hij aan
het touw, maar er was geen beweging
in te krijgen. Het touw bleef net zo ge
spannen liggen als het er bij lag. Op
eens voelde hij trillingen in het touw
komen en zag hij 'iets in het water
bewegen. Hier moet hulp komen, be
dacht hij snel en na zijn geroep om
bijstand kwamen al rap enkele sobats
aangesneld. Gezamenlijk palmden ze
onder het roepen van satoe, doea,
tiga, gelijk, het vistuig het strand op,
met aan de vleeshaak, wat niemand
voor mogelijk had gehouden, een dik
ke meter lange haai. Een juichkreet
barstte los. Moos gelokt door de
juichkreet spoedde zich ook naar het
strand en toen het goed en wel tot
hem doorgedrongen was, dat met zijn
vistuig een haai verschalkt was, ver
sterkte dat zijn visserslatijn en begon
hij zich viskoning van het eiland te
noemen. Maar bovenal voelde hij zich
die avond gelukkig en voldaan, want
eindelijk, voor het eerst in zijn Indië
jaren (overigens geheel buiten zijn
schuld) had een levend wezen gretig
de tanden gezet in zijn aangeboden
voedsel.
J. BLOKKER
Een muzikale manifestatie waarbij
kroncong melodieën uit de Gordel
van Smaragd sfeervol en op unieke
wijze met Westerse songs worden
gezongen door Farida v. Erp Taalman
Kip
Deze zeer goede LP, getiteld
"FARIDA'S KEUZE" is weer verkrijg
baar, zolang de voorraad strekt.
LP of cassette is verkrijgbaar door
storting van f 19,95 op giro 3402143
t.n.v. RIDOPEROS RECORDS, post
bus 9078, Utrecht. Tel. 030 - 61 79 81
34